4.1.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Op of omstreeks 13 juni 2000 heeft de echtgenoot van "appellante", "geïntimeerde sub 2", met de rechtsvoorganger van Dexia, Bank Labouchère N.V. h.o.d.n. Legio-Lease (hierna: de bank), een schriftelijke overeenkomst gesloten genaamd WinstVerDriedubbelaar met betrekking tot door de bank op 7 juni 2000 gekochte aandelen ABN Amro, Ahold en ING, alsmede een tweetal door de bank nog te kopen pakketten aandelen ABN Amro, Ahold en ING.
b. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoop van de aandelen op
7 juni 2000.
c. In de overeenkomst is bepaald dat "geïntimeerde sub 2" de aandelen van de bank least tegen een leasesom van
f. 63.012,40.
d. Op grond van artikel 3 van de overeenkomst is "geïntimeerde sub 2" deze leasesom aan de bank verschuldigd als volgt:
- een rentetermijn van f. 10.009,52;
- op of omstreeks de 35e maand: f. 100,--;
- aan het einde van de lease-overeenkomst het restant ad f. 52.902,88. Daarbij is bepaald dat dit restant in principe wordt verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
e. Voorts is in de overeenkomst onder andere bepaald:
'5. Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden (bedoeld zijn de aandelen, hof) geworden.
7. Aan het einde van de looptijd heeft lessee het recht om deze lease-overeenkomst te verlengen voor een periode van 36 maanden.'
f. De op de overeenkomst toepasselijke Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease bepalen onder meer:
'2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. (...)
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe. (...)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht daartoe plaats.'
g. Op 9 juni 2003, na afloop van de overeenkomst, heeft Dexia de aandelen met verlies verkocht. In verband daarmee heeft Dexia naar "geïntimeerde sub 2" een eindafrekening ad E. 13.091,13 gestuurd, te voldoen door "geïntimeerde sub 2".
h. Bij aangetekende brief van 26 februari 2003 heeft "appellante" aan Dexia medegedeeld dat zij voornoemde overeenkomst, tezamen met drie thans niet in het geding betrokken overeenkomsten tussen "geïntimeerde sub 2" en - thans - Dexia vernietigt, omdat "appellante" voor die overeenkomst(en) geen toestemming als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 sub d BW heeft verleend aan "geïntimeerde sub 2".
4.1.2. Dexia heeft "geïntimeerde sub 2" gedagvaard voor de rechtbank te Roermond en betaling gevorderd van bedoelde eindafrekening, vermeerderd met rente en kosten. Dit geding zal hierna worden aangeduid als de hoofdzaak.
4.1.3. Vervolgens heeft "appellante", na enige processuele verwikkelingen in de hoofdzaak, bij incidentele conclusie tot tussenkomst gevorderd dat de rechtbank haar zal toelaten om tussen te komen in de hoofdzaak tussen Dexia en "geïntimeerde sub 2", met veroordeling van Dexia in de kosten van het incident. "appellante" heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat bedoelde overeenkomst tussen (thans) Dexia en "geïntimeerde sub 2" een huurkoopovereenkomst is, een species van een overeenkomst van koop op afbetaling, waarvoor "geïntimeerde sub 2" ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW de toestemming van "appellante" behoefde. Aangezien "appellante" die toestemming niet heeft verleend, heeft zij de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd, zo stelt zij. Gelet daarop wil "appellante" tussenkomen in de hoofdzaak teneinde te vorderen dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat "appellante" de overeenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd althans dat de rechtbank deze overeenkomst alsnog zal vernietigen, en voorts dat de rechtbank de vordering van Dexia tegen "geïntimeerde sub 2" zal afwijzen.
4.1.4. Dexia heeft in het incident een conclusie van antwoord genomen, waarbij zij heeft geconcludeerd tot het niet ontvankelijk verklaren van "appellante" in haar incidentele vordering, althans tot ontzegging daarvan.
"geïntimeerde sub 2" heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.5. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de incidentele vordering tot tussenkomst afgewezen. De rechtbank heeft daartoe geoordeeld dat, gelet op de wetsgeschiedenis, het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1 sub d BW geen betrekking heeft op overeenkomsten van koop op afbetaling van vermogensrechten, zoals de onderhavige aandelenlease-overeenkomst, zodat een redelijke grond voor tussenkomst ontbreekt.