ECLI:NL:GHSHE:2006:AY6681
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- J.A. van Zon
- J.C.A.M. Claassens
- C.R.L.R.M. Ficq
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 juli 1998. De verdachte, geboren in 1970 en woonachtig in de Verenigde Staten van Amerika, was in 1998 geëmigreerd en had de gemeente Ravenstein op de hoogte gesteld van zijn vertrek. Het vonnis was bij verstek gewezen, maar er waren in de jaren daarna geen pogingen ondernomen door het openbaar ministerie om de verdachte in kennis te stellen van dit vonnis, ondanks dat zijn adres achterhaalbaar was. De verdachte werd pas op 2 december 2005 op de hoogte gesteld van het vonnis, toen hij Nederland binnenreisde.
De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er in de periode van zeven jaren en bijna zes maanden geen enkele poging was gedaan om de verdachte te bereiken. Het hof oordeelde dat de redelijke termijn voor berechting in deze zaak in grote mate was overschreden. Bij de afweging van de belangen van de gemeenschap en de verdachte, prevaleerde het belang van de verdachte, aangezien hij geen mede schuld had aan de lange termijn. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging en vernietigde het eerdere vonnis.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de verplichting van het openbaar ministerie om tijdig te communiceren met de verdachte. Het hof volgde niet de stelling van de advocaat-generaal dat de verdachte mede schuld had aan de lange termijn, omdat hij zijn adres niet had doorgegeven. Het hof concludeerde dat de verdachte had gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden.