ECLI:NL:GHSHE:2006:AY8210

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0401334
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Groot-Van Dijken
  • A. Huijbers-Koopman
  • J. de Klerk-Leenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij levering van parketvloer en gevolgen voor overeenkomst

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 september 2006, gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. Appellanten, die een onderneming hebben die woninginrichtingen verzorgt, hebben in 2002 een overeenkomst gesloten met geïntimeerden voor de koop, levering en montage van een parketvloer, een schoonloopzone en gordijnen. De totale kosten van de overeenkomst bedroegen € 5.171,25. Geïntimeerden hebben echter gebreken geconstateerd aan de geleverde vloer, waaronder noesten, splijtvorming, hoogte- en breedteverschillen, en onjuiste montage van plinten. Appellanten betwisten de gebreken en stellen dat deze inherent zijn aan de gekozen rustieke vloer Saffier PV 318.

Het hof oordeelt dat de geleverde vloer niet voldoet aan de overeenkomst, omdat appellanten niet hebben aangetoond dat de gebreken inherent zijn aan de vloer. Het hof concludeert dat geïntimeerden zich terecht hebben beroepen op non-conformiteit. De door appellanten aangeboden bewijsstukken worden door het hof gepasseerd, omdat deze niet relevant zijn voor de beoordeling van de gebreken. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor een klein deel, maar bekrachtigt het voor het overige. Appellanten worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.984,20 aan geïntimeerden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de levering van goederen en de noodzaak om te voldoen aan de verwachtingen die bij de koper zijn gewekt. Het hof wijst erop dat het niet voldoende is om te stellen dat gebreken inherent zijn aan een product; de verkoper moet dit ook kunnen onderbouwen met bewijs.

Uitspraak

typ. NJ
rolnr. C0401334/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
vierde kamer, van 5 september 2006,
gewezen in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma [APPELLANTE SUB 1],
gevestigd te [plaats], gemeente [naam],
2. [APPELLANTE SUB 2],
vennoot van appellante sub 1,
wonende te [plaats], gemeente [naam],
3. [APPELLANT SUB 3],
vennoot van appellante sub 1,
wonende te [plaats], gemeente [naam],
appellanten bij exploot van dagvaarding
van 21 september 2004,
procureur: mr. P.W.H.M. Dijkmans,
tegen:
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
beiden wonende te [plaats], gemeente [naam],
geïntimeerden bij gemeld exploot,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
op het hoger beroep tegen het door de rechtbank Maastricht gewezen vonnis van 23 juni 2004 tussen appellanten - in enkelvoud te noemen [naam] - als gedaagden en geïntimeerden - in enkelvoud te noemen [naam] - als eisers.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 92546/HA ZA 04-534)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en de daaraan voorafgaande vonnissen van 24 maart 2004 en 12 mei 2004 van de rechtbank Maastricht, sector Kanton, locatie Heerlen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellanten] vier producties overgelegd, twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing van de vordering van [geïntimeerden], met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] één productie overgelegd, de grieven bestreden, zijn vordering verminderd en zijn vordering voorts aangevuld met een subsidiaire vordering tot vernietiging van de overeenkomst wegens een wilsgebrek.
2.3. [geïntimeerden] heeft op diezelfde datum ter griffie foto's gedeponeerd, waarvan een akte is opgemaakt.
2.4. [appellanten] heeft een akte uitlating wijziging van eis genomen en een akte uitlating, waarna [geïntimeerden] een antwoordakte heeft genomen.
2.5. Partijen hebben daarna de gedingstukken aan het hof overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Grief I betreft het oordeel van de rechtbank dat de gevorderde ontbinding van de overeenkomst toewijsbaar is.
Grief II betreft de hoogte van het bedrag tot betaling waarvan [appellanten] is veroordeeld.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
[appellanten] exploiteert een zaak die woninginrichtingen verzorgt. Zij heeft op of omstreeks [datum 1] 2002 met [geïntimeerden] een overeenkomst gesloten betreffende koop, levering en montage van een parketvloer, een schoonloopzone en gordijnen, samen voor een bedrag van E. 5.171,25 incl. btw, zoals blijkt uit een orderbevestiging gedateerd [datum 1] (prod. 1 inl. dagv.).
Het bedrag voor de parketvloer Saffier PV 318, ondervloer, legloon, lijm, plint MP 207 en afwerkprofielen bedroeg
E. 3.101,63 en legloon voor de schoonloopzone bedroeg
E. 321,26, samen E. 3.422,89.
4.1.1. De parketvloer is in [maand] 2002 door [appellanten] geleverd en gemonteerd.
4.1.2. [geïntimeerden] heeft zich op het standpunt gesteld dat de vloer niet goed is gelegd en niet van voldoende kwaliteit is. Hij heeft [appellanten] daarover geschreven op [datum 2] 2003, met het verzoek contact met hem op te nemen. Op [datum 3] 2003 heeft hij [appellanten] nogmaals geschreven omdat hij geen reactie op de eerdere brief had ontvangen (prod. 2 inl. dagv.)
4.1.3. [geïntimeerden] heeft, nadat hij eerst in [maand] 2002 een aanbetaling had verricht, het restantbedrag van de orderbevestiging [datum 1] 2002 voldaan behoudens 10%, derhalve E. 517,13, omdat hij niet tevreden was over de levering en montage van de vloer.
4.1.4. [geïntimeerden] heeft [bedrijf 1] opdracht gegeven tot het leveren en monteren van kunststof afwerklijsten rondom aan de binnenzijde van de 3-delige schuifpui, waarvoor hij een rekening d.d. [datum 4] 2003 heeft ontvangen voor een bedrag van E. 300,-- incl. btw (prod. 3 inl. dagv.).
4.1.5. Per brief van 17 oktober 2003 heeft de raadsvrouwe van [geïntimeerden] [appellanten] bericht dat een parketvloer is geleverd die niet voldoet aan hetgeen [geïntimeerden] daarvan mocht verwachten. [appellanten] werd verzocht haar aansprakelijkheid te erkennen en binnen 14 dagen te beginnen met herstelwerkzaamheden, voor zoveel mogelijk, en indien herstel niet mogelijk zou zijn een nieuwe vloer te leveren en monteren (prod. 4 inl. dagv.). Voor het geval [appellanten] daaraan niet zou voldoen werd hij in gebreke gesteld en werd aangekondigd dat buitengerechtelijke ontbinding zou worden ingeroepen met terugvordering van de reeds betaalde koopsom ad E. 2.905,76, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten.
4.1.6. Omdat [appellanten] aan de sommatie niet voldeed heeft [geïntimeerden] haar gedagvaard voor de kantonrechter. [geïntimeerden] vorderde primair ontbinding, althans ontbonden verklaring van de overeenkomst met terugbetaling van het bedrag van E. 2.905,76 dat [geïntimeerden] reeds had betaald en vermeerderd met E. 300,-- ter zake schadevergoeding, subsidiair veroordeling van [appellanten] tot betaling van voormelde bedragen vermeerderd met een bedrag ter zake aanvullende schadevergoeding verband houdende met de geconstateerde gebreken, op te maken bij staat, vermeerderd met wettelijke rente en de proceskosten. Nadat de kantonrechter een comparitie had gehouden heeft hij de zaak ambtshalve verwezen naar de sector civiel van de rechtbank, omdat het geen zaak betreft die op de voet van de artikelen 93 t/m 97 Rv door de kantonrechter wordt behandeld. De rechtbank heeft de tussen partijen gesloten overeenkomst ter zake van de parketvloer ontbonden, [appellanten] veroordeeld tot betaling van E. 3.205,75 met wettelijke rente en het meer of anders gevorderde afgewezen, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
4.2. Grief I betreft de beslissing van de rechtbank de tussen partijen ter zake van de parketvloer gesloten overeenkomst te ontbinden. [appellanten] betwist dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van haar kant dan wel van non-conformiteit van de vloer.
4.3. [geïntimeerden] heeft gesteld dat de vloer de volgende gebreken vertoont (inl. dagv. sub 5, mva sub 16, 17, 19, 22, 23, 31):
* Noesten in de planken, die zijn opgevuld met zacht materiaal dat bij het stofzuigen verdwijnt, zodat gaten ontstaan.
* Er is splijtvorming en splintervorming, de toplaag laat los, er zijn verkleuringen.
* De planken verschillen onderling in hoogte en in breedte.
* De vloerplanken sluiten niet aan, waren deels niet recht en trekken krom en kieren bij aansluiting van de plinten met de vloer.
* De vloer wordt vuil.
* De plinten zitten los en laten los door onjuiste montage.
* De vloer is niet geolied ter bescherming.
4.4. [appellanten] betwist dat de vloer gebreken vertoont.
De door [geïntimeerden] opgesomde eigenschappen kunnen volgens haar deels niet als gebreken worden aangemerkt, omdat die inherent zijn aan de door [geïntimeerden] gekozen vloer. [geïntimeerden] heeft immers Saffier PV 318 uitgekozen, dat is een vloer in een rustieke stijl, wat impliceert dat de vloerplanken niet goed aansluiten en dat noesten aanwezig zijn, waarbij het opvullen van noesten met zacht materiaal standaard is. [geïntimeerden] heeft volgens [appellanten] die vloer gekozen omdat hij bijzonder gecharmeerd was van het unieke rustieke karakter ervan.
Subsidiair stelt [appellanten] dat als er al sprake is van tekortkomingen, deze niet aan haar zijn te wijten en ook niet voor haar rekening behoren te komen, omdat de gebreken zijn te wijten aan het luchtvochtigheidgehalte in de woning van [geïntimeerden] door de aanwezigheid van een kachel en een schuifpui. [appellanten] stelt dat zij er op heeft gewezen dat hiermee problemen te verwachten waren. De grootste concentratie van de problemen ligt volgens [appellanten] in de nabijheid van de kachel en de schuifpui, temeer nu in januari 2003 door derden in opdracht van [geïntimeerden] per abuis een foutief profiel bij de schuifpui geplaatst is.
4.5. [geïntimeerden] betwist dat de eigenschappen van de vloer die hij als gebreken kwalificeert inherent zijn aan de door hem gekochte kwaliteit Saffier PV 318, hij stelt dat hij juist een gladde, strakke en gave vloer wenste en dat Saffier PV 318 volgens de foto's in de folder en de getoonde staal daaraan voldeed. Mogelijk waren er wel noesten te ontdekken op de staal, maar in elk geval geen open noesten.
[geïntimeerden] betwist dat het grootste deel van de problemen te wijten zou zijn aan de luchtvochtigheid en hij ontkent ook dat [appellanten] [geïntimeerden] vóór aankoop van de vloer zou hebben gewezen op mogelijke problemen in verband met de aanwezigheid van de kachel en de schuifpui. [geïntimeerden] ontkent eveneens dat een foutief profiel bij de schuifpui zou zijn geplaatst.
4.6. [geïntimeerden] heeft ter onderbouwing van zijn stellingen foto's van de vloer ter griffie gedeponeerd.
Op die foto's is te zien dat een deel van de plinten los zit, dat er kieren bestaan tussen de plinten en de muur, dat de vloerplanken ongelijk van breedte zijn waardoor kieren tussen de planken bestaan, dat de planken soms scheef tegen elkaar aan gelegd zijn, dat er gaten in de planken zitten ter plaatse van knoesten, dat er barsten in de planken zitten, dat er hoogteverschillen bestaan tussen de planken en dat een zekere golfbeweging in de vloer waarneembaar is.
[appellanten] heeft niet betwist dat de foto's overeenstemmen met de werkelijkheid.
Op basis van deze foto's concludeert het hof dat de geleverde vloer niet van goede kwaliteit is. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, tenzij [geïntimeerden] de hier genoemde eigenschappen moest verwachten. Het enkele feit dat Saffier PV 318 een rustieke vloer genoemd wordt betekent niet dat genoemde uiterlijke kenmerken daaraan inherent zijn. [appellanten] heeft geen folders of foto's van Saffier parket overgelegd waaruit blijkt dat dat parket de hier getoonde gaten, barsten, onregelmatigheid in hoogte en breedte van de planken behoort te bezitten. [appellanten] heeft ook niet op andere wijze aangetoond dat [geïntimeerden] de genoemde feitelijke eigenschappen van de vloer behoorde te verwachten. Het hof is daarom van oordeel dat [geïntimeerden] zich terecht heeft beroepen op non-conformiteit.
4.6.1. Uit de foto's blijkt eveneens dat de plinten gedeeltelijk los zijn en slordig zijn aangebracht. [appellanten] heeft daaromtrent gesteld dat de plinten zouden worden aangebracht door [geïntimeerden] en dat zij daarbij slechts heeft geassisteerd. [geïntimeerden] betwist dit, maar zelfs als dat juist zou zijn, zou dat niet betekenen dat [appellanten], die beroepsmatig optreedt, niet aan normale kwaliteitseisen zou behoeven te voldoen. Ook in dat opzicht heeft [geïntimeerden] zich terecht beroepen op tekortkomingen van [appellanten].
4.6.2. Het verweer van [appellanten] dat de gebreken hem niet zijn toe te rekenen verwerpt het hof. In het midden kan blijven of een deel van de problemen is veroorzaakt door de luchtvochtigheid. Door de betwisting door [geïntimeerden] is immers niet komen vast te staan dat [appellanten] voor het ontstaan van die problemen als gevolg van de aanwezigheid van de kachel en de schuifpui heeft gewaarschuwd, hetgeen kennelijk ook volgens [appellanten] zelf tot zijn taak zou hebben behoord. [appellanten] heeft van dat waarschuwen geen bewijs aangeboden.
4.6.3. De stelling dat de gebreken mede zijn ontstaan door toepassing van een foutief profiel heeft [appellanten] onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daarop niet nader ingaat.
4.7. Het bewijsaanbod van [appellanten] passeert het hof. Deels is het niet ter zake dienend, voor zover betrekking hebbend op het luchtvochtigheidsgehalte, zoals blijkt uit rov. 4.6.2., voor het overige is het onvoldoende concreet.
De conclusie is dat grief I faalt.
4.8. Grief II heeft betrekking op de door de rechtbank toegewezen bedragen. [appellanten] stelt dat de factuur van [bedrijf 1] geen betrekking heeft op herstelwerkzaamheden, maar een onderdeel vormde van de werkzaamheden betreffende het aanbrengen van de schuifpui. Volgens [appellanten] zou zij hiervoor E. 78,44 op haar factuur in mindering brengen.
Volgens [geïntimeerden] had [appellanten] aangeboden de helft van de rekening van [bedrijf 1] voor haar rekening te nemen. [geïntimeerden] vermindert daarom zijn vordering met E. 150,--.
4.8.1. De bewijslast van de stelling dat de factuur van [bedrijf 1] moet worden aangemerkt als schade als gevolg van de tekortkoming van [appellanten] rust op [geïntimeerden]. [geïntimeerden] heeft die stelling onvoldoende onderbouwd, hij heeft van die stelling geen bewijs geleverd en dat ook niet expliciet aangeboden (mva sub 57). Het hof zal daarom het vonnis vernietigen voor zover E. 300,-- is toegewezen en in plaats daarvan het door [appellanten] genoemde bedrag van E. 78,44 toewijzen, nu [appellanten] dat bedrag kennelijk voor haar rekening wilde nemen en niet is ge-steld of gebleken dat [appellanten] dat bedrag aan [geïntimeerden] heeft voldaan. In zoverre slaagt grief II.
4.8.2. Met betrekking tot het toegewezen bedrag van
E. 2.905,76, dat het verschil vormt tussen het door [appellanten] in rekening gebrachte bedrag van E. 3.422,89 en het door [geïntimeerden] ingehouden bedrag van E. 517,13, heeft [appellanten] in de toelichting op de grief geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat grief II in zoverre faalt.
4.9. De slotsom is dat het vonnis voor een klein deel zal worden vernietigd en voor het overige zal worden bekrachtigd. De in hoger beroep ingestelde subsidiaire vordering van [geïntimeerden] komt derhalve niet aan de orde. [appellanten] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [appellanten] is veroordeeld tot betaling van E. 3.205,75;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellanten] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerden] te betalen een bedrag van E. 2.984,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding (30 januari 2004) tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af wat meer of anders is gevorderd;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [geïntimeerden] worden begroot op E. 288,-- aan verschotten en E. 948,-- aan salaris van de procureur;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot-Van Dijken, Huijbers-Koopman en De Klerk-Leenen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 5 september 2006.