ECLI:NL:GHSHE:2006:AY8711
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. de Kok
- A. Heidinga
- J. Groenewald
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van de curator in faillissement en de rol van de decharge
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 september 2006, staat de aansprakelijkheid van de curator centraal. De curator, die optreedt in het faillissement van een besloten vennootschap, heeft de vordering overgenomen van de vennootschap en stelt dat hij handelt in het belang van de boedel en de schuldeisers. De curator kan vorderingen instellen die de gefailleerde vennootschap niet meer kan instellen, zoals vorderingen op basis van artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de decharge die de vennootschap aan haar bestuurders heeft verleend, de curator niet kan benadelen. De curator heeft geen afstand gedaan van zijn rechten, en de aanspraken van de curator blijven bestaan, ongeacht de afstand van vorderingsrechten door de gefailleerde vennootschap.
De zaak betreft een hoger beroep van de curator tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin de vordering tegen de voormalige directeur van de vennootschap, [geïntimeerde sub 1], werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de curator niet had weersproken dat [geïntimeerde sub 1] een decharge had gekregen. Het hof gaat echter niet langer van deze decharge uit als een vaststaand feit, omdat de curator deze decharge heeft weersproken. Het hof benadrukt dat de curator in zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger van de boedel, de mogelijkheid heeft om de aansprakelijkheid van [geïntimeerde sub 1] te betwisten, ongeacht de decharge.
De curator heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en verzoekt om vernietiging van het vonnis van de rechtbank en toewijzing van zijn vordering tot betaling van een aanzienlijk bedrag. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor een nadere memorie, waarbij de curator als eerste aan het woord is. De uitspraak van het hof is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de positie van de curator in faillissementen en de gevolgen van decharge voor bestuurders verduidelijkt.