13.2.6. Aan de genoemde processen-verbaal ontleent het hof het navolgende.
a) (p. 10-11) de politie constateert dat alle banken en verzekeringsinstellingen die [onderneming] heeft gebruikt, ofwel verzonnen zijn, ofwel op generlei wijze zaken deden met appellanten.
b) (p.257) [appellant] verklaart dat hij zich nooit lekker heeft gevoeld bij de door [partij verwante zaak] en [partij 2 verwante zaak] gebezigde praktijken. Hij is zich er volledig van bewust dat hij heeft meegewerkt bij "laat ik maar zeggen het oplichten van die mensen." Door per advertentie geworven vertegenwoordigers werden mensen aangedragen die financieringen nodig hadden. Die mensen kwamen naar het kantoor, waar contracten werden opgesteld en werd voorgespiegeld dat de financieringen tussen vier en zes maanden op hun rekening zou worden overgemaakt. De klanten werden verplicht bepaalde bedragen op tafel te leggen, tussen de f 10.000,-- en de f 120.000,--. Dit werd gedaan onder het mom van kredietverzekeringen. Als dit op de bank werd gestort ging [appellant] dat geld ophalen (p.258).
c) (p. 258) [appellant] verklaart verder dat hij er bij zat voor de schijn, hij was zogenaamd de grote baas.
d) (p.269) Op de vraag waarom hij er niet is uitgestapt toen hij de illegale praktijken in de gaten kreeg heeft [appellant] geantwoord: "Had ik het maar gedaan......voor het geld ben ik gebleven."
e) (p. 269) [appellant] is naar Duitsland gegaan om daar voor [onderneming] advertenties te plaatsen in "Die Welt am Sonntag" om vertegenwoordigers te werven.
f) (p. 270) [appellant] vervaardigde op de computer bescheiden met briefhoofden en adressen van banken. Die namen waren echter bedacht; er waren geen banken op de achtergrond, die zijn er ook nooit geweest en er waren met die banken ook geen contacten gelegd, aldus [appellant].
g) (p. 271) Er is volgens [appellant] nooit daadwerkelijk geprobeerd voor een klant te bemiddelen voor een krediet. Dat was ook nooit de opzet. Het hele plan was slechts opgezet om klanten de zogenaamde verzekeringspremie te laten betalen en daarna niets meer te laten horen.
(h) (p.275) [appellant] heeft aan [partij verwante zaak] en [partij 2 verwante zaak] gevraagd of ze zich niet strafbaar maakten. [partij verwante zaak] heeft gezegd dat hen niets kon gebeuren omdat de [onderneming] en de andere fake-bedrijven in werkelijkheid niet bestonden en zij valse namen gebruikten, zodat er geen sporen achterbleven.
(i) (p. 278) Als [appellant] geld ontving van klanten werd het voor hem uitgeteld en borg hij het op in een koffertje. [appellant] heeft een bankrekening geopend bij de BBL-bank te Maasmechelen op naam van [onderneming] op vertoon van zijn valse paspoort. Hij was de enige die gemachtigd was op die rekening (p. 279).
(j) (p. 279) [appellant] schat dat hij zelf in totaal voor deze activiteiten f 120.000,-- tot f 130.000,-- heeft ontvangen.
(k) (p. 282) Op de eigen laptop van [appellant] zijn bestanden van [onderneming] (brieven, contracten) aangetroffen.
(l) (p. 283) Op de vraag wanneer ze zijn gestopt met "[onderneming]" heeft [appellant] geantwoord: "Dat zal omstreeks mei 1997 zijn geweest."
(m) (p.260 e.v.) [appellant] heeft een eigen verklaring d.d. 8 oktober 1997 op papier gezet. Daarin verklaart hij onder meer (p.263) dat het geld eerst aldus verdeeld werd dat [partij verwante zaak] en [partij 2 verwante zaak] 60% kregen en [appellant verwante zaak] en hij 40% en dat de verdeling later werd 70%-30%.
n) (p.1096-1097) Uit twee faxen van Lloyd's of London aan [valse naam 1] van 27 december 1996 en 10 februari 1997 blijkt dat [onderneming] ten onrechte de naam van Lloyd's heeft gebruikt.