ECLI:NL:GHSHE:2006:AY9456
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Brandenburg
- A. Meulenbroek
- J. Feddes
- Rechtspraak.nl
Betekenis van kennisgeving in het kader van artikel 7:23 BW bij koopovereenkomst van een paard
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 oktober 2006, staat de betekenis van een brief van de gemachtigde van de geïntimeerden centraal. De brief, gedateerd 5 juni 2003, wordt beoordeeld in het kader van artikel 7:23 lid 1 BW, dat betrekking heeft op de klachttermijn bij consumentenkoop. De appellante, die een paard had verkocht, werd door de geïntimeerden aangesproken op wanprestatie, omdat het paard na de verkoop gezondheidsproblemen vertoonde. De geïntimeerden stelden dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden, maar de appellante betwistte dit en voerde aan dat de klachttermijn was overschreden.
Het hof oordeelt dat de brief van 5 juni 2003 niet als kennisgeving kan worden aangemerkt, omdat deze niet door de appellante is ontvangen. Dit betekent dat de klachttermijn niet is verstreken, en de appellante zich terecht op artikel 7:23 BW kan beroepen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank, wijst de vorderingen van de geïntimeerden af en veroordeelt hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van correcte kennisgeving in het kader van consumentenkoop en de gevolgen van het niet naleven van de klachttermijn.
De zaak illustreert ook de noodzaak voor verkopers om zorg te dragen voor de juiste adresgegevens van de koper, om te voorkomen dat belangrijke communicatie niet aankomt. Het hof concludeert dat de geïntimeerden niet hebben aangetoond dat de appellante hen heeft verhinderd om hun rechten uit te oefenen, waardoor hun beroep op artikel 7:23 lid 3 BW niet opgaat. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak voor de interpretatie van de klachttermijn in het consumentenrecht.