ECLI:NL:GHSHE:2006:AY9566

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C200600429
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • A. den Hartog Jager
  • J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurrelatie en schijnhandeling tussen huurder en verhuurder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de vorderingen van [X.] om [Y.] te veroordelen tot ontruiming van haar woning zijn afgewezen. [X.] stelt dat er geen sprake is van een huurrelatie, maar van een schijnhandeling, en dat [Y.] nooit huur heeft betaald. Het hof oordeelt dat in kort geding geen plaats is voor bewijslevering en dat de onderhandse akte van 8 november 2004 dwingend bewijs oplevert van het bestaan van een huurovereenkomst. Het hof bevestigt het oordeel van de voorzieningenrechter dat voorshands voldoende aannemelijk is dat er een huurrelatie bestaat. De grief van [X.] wordt verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij [X.] wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van [Y.]. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2006.

Uitspraak

rolnr. KG C0600429/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 29 augustus 2006,
gewezen in de zaak van:
[Appellante],
wonende te [woonplaats], hierna: [X.],
appellante bij exploot van dagvaarding van 10 maart 2006,
procureur: mr. F. Koster,
tegen:
[Geintimeerde],
wonende te [woonplaats], hierna: [Y.],
geïntimeerde bij voormeld exploot van dagvaarding,
procureur: mr. A.A.J.L. van Elk de Freese,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in kort geding gewezen vonnis van 10 februari 2006 tussen [X.] als eiseres en [Y.] als gedaagde.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis met zaak/rolnummer 136873/KG ZA 06-15.
2. Het verloop van het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, met één bewijsstuk, heeft [X.] één grief, bestaande uit twee onderdelen, aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest haar vorderingen in eerste aanleg alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [Y.] in de proceskosten in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] de grief bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [X.] in de proceskosten in hoger beroep.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van hoger beroep
Hiervoor wordt verwezen naar de grief en de daarop gegeven toelichting, zoals vermeld in de memorie van grieven.
4. De beoordeling:
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. [X.] [geboortejaar] huurt sedert 1984 de woning gelegen aan [woonadres].
4.1.2. [Y.] [geboortejaar] woont sedert 1 november 2004 bij [X.] in.
4.1.3. [X.] heeft op 29 oktober 2004 een formulier inzake Toestemming Inschrijving ondertekend en bij de Basis Administratie van de gemeente [gemeentenaam] ingediend waarin zij opgave doet dat [Y.] ingaande 1 november 2004 bij haar inwoont.
4.1.4. [Y.] heeft eveneens op 29 oktober 2004 een formulier Aangifte van Adreswijziging / Verhuisbericht ondertekend waarin hij verklaart dat hij ingaande 1 november 2004 inwonend is bij [X.].
4.1.5. [X.] en [Y.] hebben op 8 november 2004 een onderhandse akte ondertekend waarin [X.] verklaart aan [Y.] te verhuren voor een huurprijs van € 200,- per maand een kamer in haar woning bestemd voor gebruik als woonruimte.
4.1.6. [X.] heeft bij exploot van dagvaarding in kort geding van 11 januari 2006 gevorderd dat [Y.] wordt bevolen binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis in kort geding de woning van [X.] te verlaten - zonodig met behulp van de sterke arm - op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat [Y.] na het verstrijken van twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, kosten rechtens.
4.1.7. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis in kort geding van 10 februari 2006 deze vorderingen afgewezen, met veroordeling van [X.] in de proceskosten.
4.1.8. [X.] kan zich niet met dit vonnis verenigen en komt daarvan in hoger beroep.
4.2. Met haar grief bestrijdt [X.] het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat de rechtsverhouding partijen wordt beheerst door het huurrecht. Zij voert daartoe aan dat de onderhandse akte van 8 november 2004 een schijnovereenkomst inhoudt, slechts aangegaan om [Y.] in de gelegenheid te stellen een ABW-uitkering aan te vragen. [Y.] heeft ook nimmer huur betaald of een andere tegenprestatie verricht. Dat er geen sprake is van huur blijkt ook uit de Aangifte Adreswijziging / Verhuisbericht waarop [Y.] niet heeft ingevuld dat hij de woning krachtens onderhuur bewoont, aldus [X.].
4.3. Bij de beoordeling van deze grief stelt het hof voorop dat in het onderhavige kort geding geen plaats is voor bewijslevering. Het komt bij de beoordeling van het onderhavige geschil daarom aan op de vraag of voorshands voldoende aannemelijk is dat er ingaande 1 november 2004 een (rechtens afdwingbare) huurovereenkomst tussen partijen heeft bestaan.
4.4. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestaan van een huurrelatie tussen [X.] en [Y.] voorshands voldoende aannemelijk is geworden.
4.5. Partijen hebben immers een schriftelijke huurovereenkomst opgesteld en ondertekend. Deze onderhandse akte – waarvan [X.] de ondertekening niet betwist - levert op grond van het bepaalde in art. 157 lid 2 Rv jegens haar dwingend bewijs op van het bestaan van een huurovereenkomst.
4.6. Voor leveren van tegenbewijs ten aanzien van haar (door [Y.] betwiste) stelling dat er sprake is van een schijnhandeling - bijvoorbeeld door het gelasten van een getuigenverhoor - is in het kader van dit kort geding geen plaats. Hetzelfde geldt voor haar (eveneens door [Y.] betwiste) stelling dat nimmer huur is betaald. Uit hetgeen [X.] heeft aangevoerd valt het tegenbewijs niet voorshands af te leiden.
4.7. De opgave door [Y.] in het formulier Aangifte Adreswijziging / Verhuisbericht dat hij bij [X.] inwoont (en niet dat hij bij haar onderhuurt) is niet bestemd tot bewijs ten behoeve van [X.] van de inhoud van de rechtsverhouding van partijen. Aan deze opgave kan in het kader van het hier aan de orde zijnde geschil daarom verder geen beslissende betekenis worden toegekend.
4.8. Nu voorshands het bestaan van een huurrelatie kan worden aangenomen, gaat het hof er bij de beoordeling van de vorderingen van [X.] van uit dat [Y.] niet zonder recht of titel een kamer in de woning van [X.] gebruikt, zodat deze vorderingen niet op die grondslag toewijsbaar zijn.
4.9. [X.] heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat na afweging van alle betrokken belangen op grond van het huurrecht vooralsnog geen verplichting bestaat voor [Y.] de woning te ontruimen. Het hof zal op dit aspect verder dus niet ingaan.
4.10. De grief faalt in de beide onderdelen. Het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden bekrachtigd. [X.] zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van [Y.].
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van [Y.] gevallen, tot op heden begroot op € 296,- aan vastrecht en € 894,- aan salaris van de procureur, en op de voet van het bepaalde in artikel 243 Rv te voldoen aan de griffier van dit hof.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 29 augustus 2006.