ECLI:NL:GHSHE:2006:AY9568

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C200500492
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • A. den Hartog Jager
  • J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontbinding huurovereenkomst wegens huuroverlast en huurachterstand

In deze zaak vorderde verhuurder [Y.] in eerste aanleg ontbinding van de huurovereenkomst met huurder [X.] wegens door de huurder veroorzaakte huuroverlast en huurachterstand. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst in een deelvonnis en veroordeelde de huurder tot betaling van de huurachterstand in een eindvonnis. Huurder [X.] ging in hoger beroep, maar had geen belang meer bij de verklaring voor recht dat de ontbinding onrechtmatig was. Het hof oordeelde dat de huurachterstand van acht maanden voldoende grondslag bood voor de ontbinding van de huurovereenkomst op basis van artikel 6:265 BW. Het hof bevestigde de eerdere uitspraak van de kantonrechter en oordeelde dat de huurder in de kosten van het hoger beroep werd veroordeeld. De zaak benadrukt de devolutieve werking van het hoger beroep en de gevolgen van huurachterstand voor de ontbinding van huurovereenkomsten.

Uitspraak

typ. NJ
rolnr. C0500492/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 29 augustus 2006,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 18 maart 2005,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: aanvankelijk mr. M.J.C. Zuurbier,
thans mr. R.M. Kerkhof,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen gewezen vonnis van 16 februari 2005 tussen appellant - [X.] - als gedaagde en geïntimeerde - [Y.] - als eiser.
Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 159613 CV EXPL 04-2695)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, de tussenvonnissen van 23 juni 2004, 12 juli 2004 en 8 juni 2005 en het eindvonnis van 28 september 2005. Voormeld vonnis van 16 februari 2004 is een gedeeltelijk eindvonnis waartegen aanstonds hoger beroep kan worden ingesteld.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing van de vorderingen van [Y.], te verklaren voor recht dat de ontruiming van het pand [adres] te [woonplaats] onrechtmatig is en [Y.] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. Met ingang van 1 juli 1995 heeft [Y.] voor onbepaalde tijd aan [X.] verhuurd de woning staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Ten tijde van de inleidende dagvaarding bedroeg de huurprijs € 338,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.1.2. [Y.] heeft [X.] gedagvaard voor de kantonrechter te Heerlen, waarbij hij heeft gevorderd, kort gezegd, betaling van achterstallige huurpenningen ten bedrage van € 676,--, betaling van de vanaf 1 mei 2004 te verschijnen huurtermijnen, alles te vermeerderen met rente en kosten, alsmede ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, zo nodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. Aan zijn vordering tot ontbinding en ontruiming heeft [Y.] ten grondslag gelegd dat [X.] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst tekort is geschoten omdat hij telkens een huurachterstand van 1 tot 3 maanden laat ontstaan alsmede dat [X.] heeft gehandeld in strijd met goed huurderschap aangezien hij zich heeft misdragen tegen [Y.], tegen andere huurders van [Y.] en tegen derden en omdat hij zich in of vanuit het gehuurde crimineel gedraagt.
4.1.3. Bij tussenvonnis van 23 juni 2004 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 12 juli 2004. Bij de comparitie heeft de kantonrechter mondeling tussenvonnis gewezen en [Y.] opgedragen te bewijzen dat [X.] de in de dagvaarding gestelde misdragingen tegen [Y.] of derden begaat of heeft begaan en aldus handelt dan wel heeft gehandeld in strijd met goed huurderschap, zodat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
Bij het op 20 september 2004 gehouden getuigenverhoor zijn gehoord [A.], [Z.], [Y.] als partijgetuige, [C.], [D.] en [E.], echtgenote van [Y.]. In de contra-enquête, die heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2004, zijn gehoord [X.] als partijgetuige, diens vriendin [F.] en [G.]. [X.] heeft een brief van de GGD, Streekgewest Westelijke Mijnstreek afdeling medische milieukunde d.d. 9 augustus 2004 overgelegd, die aan het proces-verbaal is gehecht.
4.1.4. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard deelvonnis van 16 februari 2005 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [Y.] (gedeeltelijk) in het aan hem opgedragen bewijs is geslaagd, de huurovereenkomst ontbonden en [X.] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 4 weken na betekening van het vonnis, met machtiging om de ontruiming zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm. Daarbij heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
"Maar eiser heeft nog een derde grondslag aangevoerd voor de vordering tot ontbinding en die grondslag kan de vordering wel dragen. Met name op basis van de verklaring van [Z.] vindt de kantonrechter namelijk voldoende aannemelijk geworden dat gedaagde al langere tijd voor overlast in de buurt zorgt en buurtbewoners intimideert en wel op zodanige wijze dat om die reden ontbinding van de huurovereenkomst (en ontruiming) gerechtvaardigd is."
4.1.5. Bij eindvonnis van 28 september 2005 heeft de kantonrechter [X.] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.704,-- (ofwel 8 maanden huur) ter zake van huurachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2005 tot aan de dag der voldoening. Gesteld noch gebleken (ook niet uit de griffieadministratie van het hof) is dat van dit eindvonnis in hoger beroep is gekomen, zodat moet worden aangenomen dat dit niet gebeurd is.
4.1.6. [X.] heeft inmiddels de woning verlaten.
4.2.1. Grief I luidt dat de kantonrechter ten onrechte als grondslag voor de ontbinding de factoren overlast en intimidatie heeft aangenomen. [X.] heeft aangevoerd dat overlast in de buurt en intimidatie van omwonenden op geen enkele wijze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht, aangezien de verklaring van de getuige [Z.] onvoldoende concreet is, nu deze slechts spreekt over klachten van omwonenden en daarbij geen namen noemt. Volgens [X.] ging het in de kwestie met de heer [H.], waar [Z.] ook over verklaart, om een uit de hand gelopen woordenwisseling, waarbij de heer [H.] als eerste sloeg en hij terugsloeg. Het incident deed zich begin 2004 voor en heeft tot op heden geen strafrechtelijk vervolg gehad. Voorts meent [X.] dat de kantonrechter heeft miskend dat hij van nature een groot postuur heeft en met luide stem spreekt.
4.2.2. Grief II bevat de klacht dat de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst heeft uitgesproken zonder volledig te zijn geïnformeerd over alle facetten van de zaak. Met name heeft de kantonrechter niet meegewogen dat [X.] [Y.] bij herhaling heeft gewezen op de in het gehuurde aanwezige gebreken en het feit dat het gehuurde onleefbaar was en gevaar opleverde voor de gezondheid.
4.3.1. Naar het oordeel van het hof heeft [Y.] geen belang bij (de behandeling van) zijn grieven. Als al moet worden aangenomen dat een van de grieven, of allebei gegrond zijn, dan brengt de devolutieve werking van het hoger beroep mee dat het hof de overige stellingen en weren, met name die welke in eerste aanleg zijn gevoerd, in de verdere beoordeling dient te betrekken. Tot die stellingen behoort het beroep op huurachterstand (punt 2 inleidende dagvaarding en conclusie na enquête van 24 november 2004 pagina 2, tweede alinea. De huurachterstand van 8 maanden, zoals blijkt uit het eindvonnis 28 september 2005, levert een toereikende grondslag op voor toewijzing van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst, op grond van artikel 6:265 BW, met haar gevolgen.
4.3.2. [X.] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. In de conclusie na enquête van 19 januari 2005 (pagina 2 onderaan) dat de huur door de kredietbank Limburg wordt gereserveerd en de betreffende bedragen worden betaald zodra [Y.] meewerkt bij het rondmaken van de huursubsidie. Dit verweer – wat daar ook van moge zijn – is kennelijk niet gehonoreerd in het eindvonnis van 28 september 2005. Daar dit vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen, moet van deze afwijzing thans rechtens vanuit worden gegaan.
4.3.3. De conclusie is dan dat het vonnis, waarvan beroep, voor wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming, de machtiging en de uitvoerbaar verklaring bij voorraad bekrachtigd moet worden. [X.] zal als in de hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, in de kosten worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [Y.] gevallen, tot op heden begroot op € 244,-- en op € 894,-- voor salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 29 augustus 2006.