ECLI:NL:GHSHE:2006:AY9619
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. van Etten
- A. Den Hartog Jager
- J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Verval van instantie in hoger beroep en proceskostenveroordeling
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, is op 6 juni 2006 uitspraak gedaan in het incident tot verval van instantie. De zaak betreft een hoger beroep van [X.], die in eerste aanleg door de rechtbank Breda was veroordeeld. De gemeente Roosendaal, als geïntimeerde, had een incidentele vordering tot verval van instantie ingesteld, omdat er meer dan 12 maanden geen proceshandeling was verricht. Het hof overweegt dat, volgens artikel 251 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), een vordering tot verval van instantie kan worden toegewezen indien aan de vereisten is voldaan. Het hof concludeert dat dit het geval is en wijst de vordering tot verval van instantie toe. Hierdoor worden partijen van rechtswege hersteld in de toestand alsof het geding nooit aanhangig was geweest, zoals bepaald in artikel 253 lid 1 Rv. Dit betekent dat de vonnissen waarvan beroep kracht van gewijsde verkrijgen.
Daarnaast heeft de gemeente Roosendaal veroordeling van [X.] in de proceskosten gevorderd. Het hof oordeelt dat, gezien het verloop van de procedure in hoger beroep, er gronden zijn om de proceskosten voor rekening van [X.] te laten komen. De kosten worden begroot op € 297,42 aan verschotten en € 447,-- aan salaris voor de procureur. De uitspraak is gedaan door de rechters M. van Etten, A. Den Hartog Jager en J. van den Bergh, en is openbaar uitgesproken op 6 juni 2006.