ECLI:NL:GHSHE:2006:AY9630

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C200501152
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • A. den Hartog Jager
  • J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst door curator na faillissement

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een huurovereenkomst. De appellanten, [X.] en [Y.], waren in staat van faillissement verklaard, waarbij mr. R.J.M. van Bree als curator was aangesteld, later opgevolgd door mr. P.W.H. Stassen. De stichting Wocom, als verhuurder, had de curator verzocht om de huurovereenkomst op te zeggen, omdat er huurachterstanden waren. De curator heeft de huurovereenkomst opgezegd per 1 januari 2005, wat door Wocom werd aanvaard. De appellanten voerden aan dat de curator onbevoegd was om de huurovereenkomst op te zeggen, omdat er betalingsafspraken waren gemaakt met Wocom. Het hof oordeelde echter dat de opzegging door de curator rechtsgeldig was, ongeacht de gemaakte afspraken, en dat deze afspraken door de opzegging vervielen. Het hof verklaarde [Y.] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [X.] werd veroordeeld tot ontruiming van de woning. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de curator om huurcontracten te beëindigen in het kader van de faillissementswet, en dat gemaakte betalingsafspraken niet in de weg staan aan deze bevoegdheid.

Uitspraak

C0501152/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 26 september 2006,
gewezen in de zaak van:
1. [X.],
2. [Y.],
elk wonende te [woonplaats],
appellanten bij exploot van dagvaarding van 27 juli 2005,
verder te noemen: tezamen appellanten en ieder voor zich [X.] resp. [Y.],
procureur: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen:
de stichting STICHTING WOCOM,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
verder te noemen: Wocom,
procureur: mr. C.M. Brouwers,
op het hoger beroep van het onder zaaknummer 375822 en rolnummer 10630/04 door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnis van
28 april 2005 tussen Wocom als eiseres en [X.], [Y.] en mr. P.W.H. Stassen q.q., in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [X.] en [Y.], zaakdoend in Eindhoven, als gedaagden.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het verloop van het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven hebben appellanten twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van Wocom met veroordeling van Wocom in de kosten.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Wocom de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In het dossier van appellanten ontbreken de producties bij de conclusie van dupliek.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven en de toelichting daarop verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. Tussen [X.] en zijn ex-echtgenote [Y.] enerzijds en Wocom anderzijds heeft een huurovereenkomst bestaan ter zake van de woning Smeelen 15 te Budel, gemeente Cranendonck.
4.1.2. [X.] en [Y.] zijn, na toegelaten geweest tot de WSNP, in staat van faillissement verklaard (op 23 december 2003 welk beslissing kracht van gewijsde kreeg op 20 maart 2004) met benoeming van mr. R.J.M. van Bree, later mr. Stassen voornoemd tot curator.
4.1.3. Stellende dat huur over de periode april 2004 tot en met november 2004 onbetaald is gebleven, vorderde Wocom betaling van [X.], [Y.] en van de curator en tevens de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van appellanten.
4.1.4. [Y.] deelde de kantonrechter bij wege van conclusie van antwoord onder meer mee sinds november 2003 niet meer woonachtig te zijn in het gehuurde en dat haar huwelijk met [X.] is ontbonden op 17 februari 2004 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
4.1.5. De curator heeft, met toestemming van de rechter-commissaris, de huurovereenkomst met toepassing van artikel 39 Fw bij brief van 29 november 2004 opgezegd per 1 januari 2005. Deze opzegging is door Wocom (voor zover nodig) aanvaard.
4.1.6. Na opzegging van de huurovereenkomst door de curator heeft Wocom (bij CvR) haar eis gewijzigd en, primair, een verklaring voor recht gevraagd, inhoudende dat de huurovereenkomst is geëindigd door die opzegging, en subsidiair de ontbinding van de overeenkomst gevorderd. Wocom heeft de vordering tegen [Y.] ingetrokken.
4.1.7. In het vonnis waarvan beroep is onder meer Wocom niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering jegens [Y.], voor recht verklaard dat de huurovereenkomst op 1 januari 2005 is geëindigd, de huurovereenkomst ontbonden en [X.] veroordeeld tot ontruiming. De ontruiming heeft plaatsgevonden op 3 november 2005.
4.2. Wocom heeft bij memorie van antwoord zich eerst beroepen op de niet-ontvankelijkheid van [Y.] in haar hoger beroep wegens het ontbreken van belang.
4.2.1. Weliswaar heeft [Y.] nog niet kunnen reageren op dit verweer, maar het hof ziet geen aanleiding om haar in de gelegenheid te stellen haar standpunt dienaangaande uiteen te zetten. Gelet op het gestelde in eerste aanleg had het op de weg van appellanten gelegen het belang van [Y.] in de memorie van grieven uiteen te zetten. Het verweer is gegrond. [Y.] zal in hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Het hof zal haar in de kosten aan de zijde van Wocom verwijzen, maar begroot deze kosten op nihil, nu niet is gebleken dat er extra kosten zijn gemaakt.
4.3. Grief 1 luidt:
Ten onrechte heeft de Kantonrechter overwogen dat, nu de huurovereenkomst was opgezegd per 1 januari 2005 door de curator, die opzegging [X.] tegen zich zou moeten laten gelden omdat de curator daartoe bevoegd was.
4.3.1. De grief is blijkens de toelichting gegrond op de stelling dat [X.] op 10 november 2004 met de heer [C.] van Wocom de afspraak heeft gemaakt om de ontstane achterstand in termijnen te betalen en dat de curator buiten die afspraak staat en niet bevoegd is die afspraak te doorkruisen, zodat – zo wordt geconcludeerd – er niet van beëindiging van de huur per 1 januari 2005 had mogen worden uitgegaan.
4.3.2. Wocom heeft de afspraak betwist.
4.3.3. Het hof kan in het midden laten of de gestelde afspraak is gemaakt, en daarmee het aanbod voor bewijslevering passeren. Immers zelfs als die afspraak is gemaakt ontneemt dat niet de bevoegdheid aan de curator om de huur op te zeggen, noch kan die afspraak bewerkstelligen dat de opzegging rechtens geen effect kan hebben in de verhouding tussen [X.] en Wocom.
4.3.4. Ingevolge artikel 23 Fw verloor [X.] door de faillietverklaring van rechtswege de beschikking en het beheer van zijn tot het faillissement behorende vermogen en is het de curator die beschikkingsbevoegd wordt over dat vermogen. Dit is niet anders voor het onderhavige huurrecht dat tot het vermogen van [X.] behoorde. Het huurrecht is niet zo hoogstpersoonlijk van aard dat een uitzondering kan worden aanvaard. De wet geeft in artikel 39 Fw de curator de opzeggingsbevoegdheid. Van die bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt temeer nu de huurschuld tijdens het faillissement aangemerkt wordt als boedelschuld (artikel 39 lid 1, laatste zin Fw). De curator had er in het onderhavige geval alle belang bij de huurovereenkomst te beëindigen, nu [X.] de huur kennelijk niet had betaald uit het hem vrij te laten inkomen. In het onderhavige geding is de curator veroordeeld om de onbetaalde huurpenningen tot 1 januari 2005 ad € 2.967,77 aan Wocom te betalen.
4.3.5. Het hof neemt voorts in overweging dat de opzegging door de curator plaatsvond ná de gestelde betalingsafspraak. Dit brengt mee dat, voor zover die afspraak de strekking had de huurrelatie te laten voortbestaan, deze doorkruist wordt door de opzegging. De opzegging doet eveneens de tussen de gefailleerde en Wocom gemaakte afspraak tot voortzetting van de huur eindigen. De opzeggingsbevoegdheid van de curator sluit in zich de tenietdoening van de in het kader van de uitvoering van de huurovereenkomst gemaakte betalingsafspraken en daarin besloten liggende afspraken over het voortduren van de huurrelatie.
4.3.6. Vorenstaande laat onverlet dat een gefailleerde met zijn verhuurder afspraken kan maken over de betaling van achterstallige huurtermijnen uit zijn vrijgelaten inkomen. Het maken van een dergelijke afspraak kan er dan aan in de weg staan dat de verhuurder (hier: Wocom) de ontbinding van de huurovereenkomst vordert. In de onderhavige zaak is de kantonrechter evenwel niet toegekomen aan de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst, die immers slechts subsidiair was voorgesteld.
4.3.7. De opzegging door de curator is een eenzijdige rechtshandeling die voor haar effect niet afhankelijk is van bewilliging door Wocom (of [X.]) en waartoe hij bevoegd is op grond van artikel 39 Fw. Na de datum waartegen werd opgezegd bestond er rechtens geen (huur)-relatie meer tussen Wocom en [X.]. Vanaf dat moment verbleef [X.] zonder recht of titel in de woning. De gestelde betalingsafspraak kan niet als rechtsgrond dienen voor continuering van de huurrelatie, die nu juist door de curator nadien (rechtsgeldig) was beëindigd.
4.3.8. De conclusie is dan dat de opzegging door de curator de huurovereenkomst heeft beëindigd en dat de grief faalt.
4.4. Grief 2 klaagt erover dat de kantonrechter [X.] geen terme de grâce heeft verleend, als bedoeld in artikel 7:280 BW hoewel hij had aangeboden de achterstallige huurpenningen te voldoen.
4.4.1. Dit betoog miskent eerst dat door de curator de huur rechtsgeldig was opgezegd, waarmee de huurovereenkomst op 1 januari 2005 was geëindigd. Ten tijde van het vonnis van 28 april 2005 bestond er geen huurrelatie meer, zodat aan artikel 7:280 BW geen toepassing meer kon worden gegeven.
4.4.2. Voorst wordt miskend dat het verlenen van een terme de grâce slechts aan ontbinding van de huurovereenkomst in de weg staat maar niet kan verhinderen dat die overeenkomst door opzegging door de curator eindigt.
4.4.3. Ten slotte is van belang dat het verlenen van een terme de grâce in eerste aanleg niet is gevraagd. Het hof ziet geen aanleiding tot het verlenen van een terme de grâce gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen, maar tevens omdat niet is gebleken dat de curator instemt met de aangeboden betaling.
4.5. De conclusie is dan dat de grieven falen. [X.] zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.
5. De uitspraak
Het hof:
verklaart [Y.] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep;
veroordeelt haar in de kosten in de procedure tussen Wocom en haar, aan de zijde van Wocom gevallen, tot op heden begroot op nihil;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.] in de kosten in de procedure tussen Wocom en hem aan de zijde van Wocom gevallen, tot op heden begroot € 244,- voor vast recht en op € 894,- voor salaris procureur, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 26 september 2006.