ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ1891
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Koster-Vaags
- Aarts
- Spoor
- Rechtspraak.nl
Concurrentiebeding en arbeidsovereenkomst in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [X] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Bosch. [X] had zijn arbeidsovereenkomst met [Y.], een herenmodezaak, opgezegd en was van plan om bij een concurrent te gaan werken. [Y.] vorderde in kort geding de matiging of schorsing van het concurrentiebeding dat in de arbeidsovereenkomst was opgenomen. Het hof oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat het niet aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding zal matigen of wijzigen. Het hof wijst erop dat het concurrentiebeding recentelijk was overeengekomen en dat [X] relevante strategische en bedrijfseconomische kennis heeft die niet met de concurrent mag worden gedeeld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [X] in de proceskosten van het hoger beroep.
De zaak begon met de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [X] per 25 augustus 2005, waarna hij per 1 oktober 2005 in dienst trad bij [A.], een concurrent van [Y.]. [Y.] vorderde een gebod tot staking van de werkzaamheden van [X.] bij [A.] en een voorschot op de schade. In eerste aanleg werd de vordering van [Y.] toegewezen, maar de reconventionele vordering van [X.] tot matiging van het concurrentiebeding werd afgewezen. In hoger beroep heeft [X] zeven grieven aangevoerd, maar het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat het concurrentiebeding gehandhaafd moet blijven. Het hof concludeert dat er geen reden is om het concurrentiebeding te matigen of te schorsen, gezien de belangen van [Y.] en de recente overeenkomst tussen partijen.