ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ2566

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R200601051
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kranenburg
  • A. Smeenk-van der Weijden
  • C. Bijleveld-van der Slikke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf van een kind en procesrechtelijke aspecten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vonnis in kort geding van de rechtbank 's-Hertogenbosch, uitgesproken op 14 augustus 2006. De man, appellante, heeft verzocht om het vonnis te vernietigen en te bepalen dat het hoofdverblijf van het kind voorlopig bij hem dient te zijn. Hij verzoekt tevens om de vrouw, geïntimeerde, te bevelen het kind aan hem af te geven, met machtiging om dit vonnis zonodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie.

Het hof heeft op 4 oktober 2006 de procedure in hoger beroep behandeld. De man heeft zijn verzoek ingediend via een beroepschrift dat op 11 september 2006 ter griffie is ingekomen. De griffier heeft op 13 september 2006 een afschrift van het beroepschrift aan de procureur van de vrouw gestuurd, met de mededeling dat het hof voornemens is de procedure voort te zetten volgens de regels van de dagvaardingsprocedure, zoals bepaald in artikel 69 Rv. De procureur van de vrouw heeft in een brief van 14 september 2006 aangegeven dat hij meent dat er sprake is van misbruik van procesrecht.

Het hof heeft vastgesteld dat de man de verkeerde rechtsingang heeft gekozen door hoger beroep in te stellen via een beroepschrift in plaats van via dagvaarding. Het hof heeft daarom besloten dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 31 oktober 2006 voor akte overlegging producties aan de zijde van de appellant en voor memorie van antwoord. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest van het hof.

Uitspraak

4 oktober 2006
Rekestenkamer
Rekestnummer R200601051
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[X.]
wonende te [woonplaats],
appellante,
de man,
procureur mr. T.M. Subelack / M.W.F. van Wijk,
t e g e n
[Y.],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. M.F.J.M. van Rooy van Tessel.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het op 14 augustus 2006 uitgesproken vonnis in kort geding van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 11 september 2006, heeft de man verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat het hoofdverblijf van [A.] voorlopig bij de man is, met het bevel dat de vrouw tot afgifte van het kind aan de man dient over te gaan, met machtiging aan de man om het vonnis zonodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie.
2.2. Bij brief van 13 september 2006 heeft de griffier van het hof aan de procureur van de vrouw een afschrift van het beroepschrift toegezonden, met de mededeling dat het hof voornemens is overeenkomstig het bepaalde in artikel 69 Rv te bevelen dat de procedure in de staat waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, alsmede een beschikking te geven overeenkomstig artikel 69 lid 3 Rv. De procureur van de vrouw is in de gelegenheid gesteld hierop desgewenst schriftelijk te reageren. Aan de procureur van de man is een afschrift van de brief toegezonden.
2.3. De procureur van de vrouw heeft bij brief van 14 september 2006 medegedeeld dat naar zijn mening sprake is van misbruik van procesrecht.
3. De beoordeling
3.1. De man is bij beroepschrift in hoger beroep gekomen van voormeld vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het hoger beroep had moeten worden ingesteld bij dagvaarding. De man heeft derhalve de verkeerde rechtsingang gekozen. Hij had de zaak aanhangig moeten maken bij dagvaarding. De vrouw heeft dit standpunt onderschreven.
3.2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 69 Rv zal het hof bevelen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Nu aan de vrouw reeds een afschrift van het beroepschrift is toegezonden, en het beroepschrift de grieven bevat, zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor memorie van antwoord. De zaak zal tevens worden verwezen voor akte aan de zijde van appellant voor het in het geding brengen van de stukken van eerste aanleg.
3.3. Het hof kan in dit stadium van de procedure niet beoordelen of sprake is van misbruik van procesrecht aan de zijde van de man, zoals de vrouw heeft gesteld. Of sprake is van misbruik van procesrecht en in de eventueel daaraan te verbinden gevolgen kan in de dagvaardingsprocedure verder aan de orde komen.
3.4. De beslissing met betrekking tot de kosten wordt aangehouden tot het door het hof te geven eindarrest.
4. De beslissing
Het hof:
4.1. beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
4.2. verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 31 oktober 2006 voor akte overlegging producties aan de zijde van appellant en voor memorie van antwoord;
4.3. houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot het door het hof te geven eindarrest.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kranenburg, Smeenk-van der Weijden en. Bijleveld-van der Slikke en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 4 oktober 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.