ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ2857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0401581
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. Meulenbroek
  • G. Goyaerts-Antens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersincident met snorfiets en verkeersborden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een verkeersincident waarbij een snorfiets betrokken was. Het hof beoordeelde de aansprakelijkheid van de partijen op basis van drie hoofdkwesties: het negeren van verkeersbord C13, onvoldoende anticiperen op de situatie en de snelheid van de snorfiets. De appellante, een besloten vennootschap, stelde dat de geïntimeerde een verkeersbord had genegeerd en onvoldoende had geanticipeerd op de modderige omstandigheden op de weg. Het hof concludeerde echter dat er geen bord C13 aanwezig was en dat de snelheid van de geïntimeerde, die ongeveer 30 km/uur reed, niet significant boven de maximumsnelheid van 25 km/uur lag voor snorfietsen. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde wel enige mate van onoplettendheid kon worden verweten, maar dat dit niet opwoog tegen de fouten van de appellante. Uiteindelijk kwam het hof tot de conclusie dat de aansprakelijkheid 85% bij de appellante lag en 15% bij de geïntimeerde. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellante in de proceskosten van het principaal appel, terwijl de geïntimeerde in de kosten van het incidenteel appel werd veroordeeld. De uitspraak werd gedaan op 14 november 2006.

Uitspraak

typ. MdL
rolnr. C0401581/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
vijfde kamer, van 14 november 2006,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE],
gevestigd te [plaats],
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
procureur: mr. A.B.M. Kooijmans,
t e g e n :
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats], [gemeente],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
procureur: mr. J.M. Jonkergouw,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 9 mei 2006 inzake het hoger beroep van het door de rechtbank te Breda tussen partijen onder rolnummer 116521/HGA ZA 03-166 gewezen vonnis van 11 augustus 2004.
6. Het verdere verloop van het proces
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld een situatieschets in het geding te brengen.
[appellante] heeft daarop onder overlegging van drie producties een akte na tussenarrest genomen en [geïntimeerde] een antwoordakte.
Vervolgens hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
7. De verdere beoordeling
In het principaal appel en in het incidenteel appel
7.1 In het tussenarrest van 9 mei 2006 heeft het hof het gewenst geoordeeld dat partijen een situatieschets in het geding brengen waarop precies staat aangegeven welk bord ten tijde van het ongeval waar op [adres 1] was geplaatst (r.o. 4.9) alsmede het verloop van [adres 1] met inbegrip van een nauwkeurige aanduiding van de daarop destijds aanwezige modder, de plaats van slippen en de plaats waar [geïntimeerde] met zijn snorfiets in de sloot terecht gekomen is, een en ander met aanduiding van de afstanden (r.o. 4.10).
7.2 [appellante] heeft hieraan voldaan. [geïntimeerde] heeft zonder opgave van redenen nagelaten een situatieschets over te leggen. De foto's waarop in het tussenarrest wordt gedoeld (r.o. 4.11) zijn door [geïntimeerde] opnieuw in zijn procesdossier gevoegd, zodat hij op dit punt aan de wens van het hof heeft voldaan.
7.3 Het hof zal nu aan de hand van de door partijen verstrekte gegevens nader ingaan op de drie kwesties die in het tussenarrest zijn onderscheiden, te weten (1) het negeren van verkeersbord C13, (2) het onvoldoende anticiperen en (3) de snelheid.
Ad 1
7.4 [appellante] stelt zich thans op het standpunt dat aan het begin en aan het einde van [adres 1] het bord C12 van Bijlage I RVV 1990 was geplaatst. Enig ander verkeersbord vermeldt [appellante] niet op haar situatieschets. [geïntimeerde] volstaat met een verwijzing naar het eerder door hem ingenomen standpunt en voegt daar niets aan toe. Anders dan de rechtbank in het vonnis waarvan beroep heeft aangenomen, dient het er thans voor gehouden te worden dat ter plaatse geen bord C13 heeft gestaan, zodat het daarop gebaseerde argument van [appellante] dat [geïntimeerde] een voor hem geldende geslotenverklaring heeft genegeerd, niet opgaat.
Ad 2
7.5 Wanneer de situatieschets van [appellante] tot uitgangspunt wordt genomen, kan niet worden gezegd dat [geïntimeerde] al langer over de modder reed zonder zijn snelheid aan te passen. Zoals daarop is aangegeven, begon de modder bij de uitgang van de akker met een beetje verspreiding over zo'n vijf meter richting [plaats]. [appellante] geeft in haar situatieschets een vak aan van 29 meter breed waarbinnen het slippen en het in de sloot belanden zich kennelijk heeft voorgedaan, waarbij de richting van de rode pijl die op de plaats van het ongeval duidt erop wijst dat het slippen ongeveer halverwege dat vak moet zijn begonnen. Nog steeds uitgaande van deze schets heeft [geïntimeerde] ook in de visie van [appellante] maar enkele seconden over de modder gereden alvorens te slippen. Bij een snelheid van ongeveer 30 km/uur legde hij immers ruim acht meter per seconde af. Dit betekent dat aan [geïntimeerde] niet verweten kan worden dat hij zonder meer doorgereden is over een modderig wegoppervlak. Hem kan wel een zekere mate van onoplettendheid worden verweten. Immers, zijn duopassagier [naam] zag blijkens zijn getuigenverklaring in eerste aanleg de modder wel en ging om zijn jas niet vies te laten worden dichter tegen de bestuurder aanzitten.
Ad 3
7.6 Het staat vast dat [geïntimeerde] ter plaatse ongeveer 30 km/ uur heeft gereden, dat wil zeggen harder dan de maximumsnelheid van 25 km/uur die voor een snorfiets geldt. Zorgvuldig rijgedrag brengt onder de gegeven omstandigheden (smal weggetje, duopassagier, regen) mee dat in ieder geval de maximumsnelheid niet wordt overschreden, maar veeleer dat de snelheid naar beneden wordt aangepast. De overschrijding van de maximumsnelheid mag in absolute zin beperkt zijn, relatief is het een relevante overschrijding.
7.7 Alles overziende en de wederzijdse fouten tegen elkaar afwegend komt het hof, zij het op andere gronden, tot dezelfde verdeling als de rechtbank, namelijk 85/15 ten laste van [appellante]. Aan [geïntimeerde] kan wel een verwijt worden gemaakt, maar geen bijzonder groot verwijt, vergeleken bij het (vaststaande) verwijt dat aan [appellante] gemaakt kan worden. Daarmee acht het hof deze verdeling in overeenstemming.
7.8 De consequentie hiervan is dat het vonnis waarvan beroep in stand kan blijven. [appellante] heeft in het principaal appel te gelden als de in het ongelijk gestelde partij; [geïntimeerde] is dat in het incidenteel appel. Dienovereenkomstig zullen partijen over en weer in de proceskosten worden veroordeeld.
8. De beslissing
Het hof:
In het principaal appel en in het incidenteel appel
bekrachtigt, op andere gronden, het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het principaal appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op E. 288,= aan verschotten en op E. 1.341,= aan salaris procureur, deze bedragen op de voet van artikel 243 Rv. te voldoen aan de griffier van dit hof;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [appellante] begroot op E. 670,50 aan salaris procureur;
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Goyaerts-Antens en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 14 november 2006.