Parketnummer: 20-011566-05
Uitspraak : 8 december 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
27 oktober 2005 in de strafzaak met parketnummer 02-030080-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden vernietigd en dat het hof verdachte terzake het ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij] tot een bedrag van EUR 20.646,76, inclusief oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op enig tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 10 juli 2001 tot en met 12 juli 2001 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een betaalvoorstel/opdracht (van de [benadeelde partij]) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk een (origine(e)l(e)) betaalvoorstel/betaalopdracht (van de [benadeelde partij]) gekopieerd en/of (vervolgens) op dat/die (gekopieerd(e)) betaalvoorstel/opdracht het bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (corresponderend met de begunstigde [begunstigde]) gewijzigd in bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (ten name van [derde]) en/of op dat/die (gekopieerd(e)) betaalvoorstel/opdracht een of meer valutadatum/data en/of een blokstempel ingevuld/ aangebracht en/of dat/die (gekopieerd(e)) betaalvoorstel/opdracht voorzien van een of meer para(a)f(en), welke moesten doorgaan voor de para(a)f(en) van (respectievelijk) een teamleider van de [benadeelde partij] en/of [betrokkene],
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 10 juli 2001 tot en met
13 juli 2001 te Tilburg, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) de [benadeelde partij] en/of de [bank 1] en/of de [bank 2] en/of (een) ander(en) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) fl. 642.118,60, althans (ongeveer) fl. 5.000,00 en/of fl. 500,00 en/of fl. 4.762,30, in elk geval van enig(e) geldbedrag(en), hebbende verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
een (origine(e)l(e)) betaalvoorstel/betaalopdracht (van de [benadeelde partij]) gekopieerd en/of (vervolgens) op dat/die (gekopieerd(e)) betaalvoorstel/opdracht het bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (corresponderend met de begunstigde [begunstigde]) gewijzigd in bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (ten name van [derde]) en/of op dat/die (gekopieerd(e)) betaalvoorstel/opdracht een of meer valutadatum/data en/of een blokstempel ingevuld/ aangebracht en/of dat/die (gekopieerd(e)) betaalvoorstel/opdracht voorzien van een of meer para(a)f(en), welke moesten doorgaan voor de para(a)f(en) van (respectievelijk) een teamleider van de [benadeelde partij] en/of [betrokkene], en/of (vervolgens)
vanaf dat/die (gekopieerd(e)) betaalvoorstel/opdracht een (spoed)betaling ten bedrage van
fl. 642.118,60 op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [derde]) ingevoerd in het [bank 1] telebanking systeem, (telkens) aldus in strijd met de waarheid voorwendend dat die [benadeelde partij] een bedrag van fl. 642.118,60 op de bankrekening van [derde] wilde overmaken, waardoor de [benadeelde partij] en/of de [bank 1] en/of de [bank 2] en/of (een) ander(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
A.
zij in de periode van 10 juli 2001 tot en met 12 juli 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een betaalvoorstel van de [benadeelde partij] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte en/of haar mededaders toen en daar valselijk een origineel betaalvoorstel/betaalopdracht van de [benadeelde partij] gekopieerd en vervolgens op dat gekopieerde betaalvoorstel het bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (corresponderend met de begunstigde [begunstigde]) gewijzigd in bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (ten name van [derde]), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
B.
zij in de periode van 10 juli 2001 tot en met 13 juli 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen de [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van fl. 642.118,60, hebbende verdachte en/of haar mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een origineel betaalvoorstel van de [benadeelde partij] gekopieerd en vervolgens op dat gekopieerde betaalvoorstel het bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (corresponderend met de begunstigde [begunstigde]) gewijzigd in bankrekeningnummer "[bankrekeningnummer]" (ten name van [derde]), en vervolgens
vanaf dat gekopieerde betaalvoorstel een spoedbetaling ten bedrage van fl. 642.118,60 op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [derde]) ingevoerd in het [bank 1] telebanking systeem, aldus in strijd met de waarheid voorwendend dat die [benadeelde partij] een bedrag van fl. 642.118,60 op de bankrekening van [derde] wilde overmaken, waardoor de [benadeelde partij] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof terzake de valsheid in geschrift het "valselijk opmaken" niet bewezen, nu het bezigen van het gefotocopieerde betaalvoorstel als ware de tekst daarvan gelijkluidend aan die van het origineel, terwijl in die tekst wijzigingen en/of toevoegingen zijn aangebracht, valt onder "vervalsen" in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde op basis van de inhoud van het dossier niet is komen vast te staan, nu de mogelijkheid blijft bestaan dat een ander of anderen dan verdachte medepleger van het tenlastegelegde feit is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder A is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder B is en voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband wordt opgemerkt dat de medeverdachte [medeverdachte 1] in deze zaak door het gerechtshof 's-Hertogenbosch is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De andere medeverdachte, [medeverdachte 2], is door de rechtbank Breda onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
- de geraffineerdheid waarmee verdachte heeft gehandeld;
- het ernstige misbruik dat verdachte heeft gemaakt van haar bevoegdheid om in opdracht van [benadeelde partij] grote geldbedragen naar derden over te maken;
- de hoogte van het beoogde benadelingsbedrag.
Anderzijds heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels geruime tijd is verstreken.
De [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 20.646,76 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat door verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer is toegebracht tot een bedrag van
EUR 20.646,76, voor welke schade verdachte en/of haar mededaders naar burgerlijk recht aansprakelijk is/zijn.
De kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt terzake de rapportage van Ernst & Young acht het hof kosten die als rechtstreeks gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen zijn gemaakt.
Met de rechtbank en anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Immers staat vast dat [benadeelde partij] door de verdachte en zijn mededaders is opgelicht, waardoor het slachtoffer een zeer groot geldbedrag heeft overgemaakt op de rekening van een van verdachtes mededaders. Voorts is gebleken dat bij deze transactie verdachte, zijnde werkzaam bij de benadeelde partij, betrokken was. Derhalve was het voor [benadeelde partij] van belang (nu de politie niet terstond tot onderzoek overging) om een intern onderzoek hiernaar in te stellen. Dientengevolge kunnen de hieruit voortgekomen kosten naar het oordeel van het hof worden aangemerkt als schade die in rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde staat.
Nu de verdachte de hoogte van de vorenbedoelde vordering overigens niet heeft betwist, is hij tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht te treffen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luiden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van valsheid in geschrift.
Medeplegen van oplichting.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij] te [woonplaats], [adres], een bedrag te betalen van
EUR 20.646,76 (twintigduizend zeshonderdzesenveertig euro en zesenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 238 (tweehonderdachtendertig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de [benadeelde partij] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 20.646,76 (twintigduizend zeshonderdzesenveertig euro en zesenzeventig cent), met dien verstande dat en indien en voorzover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. A. de Lange,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.A. van Ham, griffier,
en op 8 december 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.