ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ6995

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C200500203
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Koster-Vaags
  • Aarts
  • Spoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag en faillissement met betrekking tot curator en vorderingen van werknemer

In deze zaak heeft A. q.q. hoger beroep aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter, waarbij zijn vordering werd afgewezen. In hoger beroep heeft hij zijn oorspronkelijke eis gewijzigd. C. q.q. heeft bevestigd dat partijen een regeling hebben bereikt en dat de eiswijziging de inhoud van die regeling correct weergeeft. Het hof heeft de gewijzigde vordering van A. q.q. toegewezen, nu C. q.q. daarmee instemt en er verder niets aan in de weg staat. De zaak betreft een hoger beroep van vonnissen van de rechtbank Breda, sector kanton, van 11 augustus 2004 en 10 november 2004, waarin de vorderingen van appellant werden afgewezen. Appellant heeft in hoger beroep tien grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van de vonnissen en toewijzing van zijn oorspronkelijke eis. Geïntimeerde heeft de grieven bestreden, maar heeft zich niet verzet tegen de wijziging van eis door appellant. Het hof heeft de gronden van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de vonnissen waarvan beroep vernietigd moeten worden. Het hof heeft opnieuw rechtdoende verklaard dat het ontslag van [B.] door [D.] nietig is en dat de curator [C.] aan [B.] moet voldoen conform de bepalingen van de Faillissementswet. De proceskosten van beide instanties worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mrs. Koster-Vaags, Aarts en Spoor op 19 september 2006.

Uitspraak

C0500203/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 19 september 2006,
gewezen in de zaak van:
[A.],
in zijn hoedanigheid van curator van het op 3 mei 2006 uitgesproken vonnis in het faillissement van [B.],
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 3 februari 2005,
procureur: mr. J.L. Brens
tegen:
[C.],
in zijn hoedanigheid van curator van het op 22 november 2005 uitgesproken faillissement van [D.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. R.M. Kerkhof,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Breda gewezen vonnissen van 11 augustus 2004 en 10 november 2004 tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 292200/CV/03-8596)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft appellant tien grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van de eis van [B.], zoals in eerste aanleg gevorderd, met veroordeling van geïntimeerde in de proceskosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde de grieven bestreden.
2.3. Appellant heeft vervolgens een akte wijziging danwel vermindering van eis genomen.
2.4. Bij antwoordakte heeft geïntimeerde zich niet verzet tegen deze wijziging/vermindering van eis.
2.5. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Bij appeldagvaarding van 3 februari 2005 is appellant in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter van 11 augustus 2004 en 10 november 2004, waarbij zijn vorderingen, zoals weergegeven in de inleidende dagvaarding, zijn afgewezen.
4.2. In hoger beroep heeft appellant bij akte zijn oorspronkelijke, bij inleidende dagvaarding ingestelde, eis als volgt gewijzigd. Appellant vordert:
a. te verklaren voor recht, dat het door [D.] bij brief d.d. 2 oktober 2003 aan [B.] gegeven ontslag nietig is;
b. te verklaren voor recht, dat het door mr. [C.], curator, op 2 februari 2006 gegeven ontslag onvoorwaardelijk is, daarbij de curator te veroordelen aan [B.] te voldoen, gebaseerd op een bruto loon van € 1.551,-- per maand, het loon over de periode van 3 november 2005 tot 16 maart 2006, zijnde 19 weken, onder het doen van wettelijke inhoudingen voorzover de
wet zulks voorschrijft;
c. de kosten in beide instanties te compenseren en wel in dier voege, dat elk van partijen in beide instanties
de eigen kosten draagt;
d. te verstaan, dat de betaling door de curator [C.] aan [B.], althans aan diens curator [A.], plaatsvindt conform de bepalingen der Faillissementswet.
4.3. Bij antwoordakte heeft geïntimeerde de stelling, die appellant in zijn akte houdende eiswijziging heeft gedeponeerd, bevestigd, te weten dat partijen een regeling hebben bereikt en dat de hiervoor onder 4.2. weergegeven eiswijziging de inhoud van die regeling op correcte wijze weergeeft.
4.4. Het hof oordeelt als volgt.
De gewijzigde eis van appellant zal, nu geïntimeerde daarmee instemt en daaraan voor het overige niets aan in de weg staat, conform de vordering worden toegewezen.
4.5. De slotsom is dat de vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd. Opnieuw rechtdoende zal het hof de vorderingen van appellant op de hierna in het dictum te vermelden wijze toewijzen.
4.6. De proceskosten van beide instanties zullen worden gecompenseerd op de in het dictum te vermelden wijze.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt de vonnissen van 11 augustus 2004 en 10 november 2004 waarvan beroep;
opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht, dat het door [D.] bij brief van 2 oktober 2003 aan [B.] gegeven ontslag nietig is;
verklaart voor recht, dat het door [C.], curator, op 2 februari 2006 gegeven ontslag onvoorwaardelijk is;
veroordeelt de curator van [D.] aan [B.] te voldoen, gebaseerd op een bruto loon van € 1.551,-- per maand, het loon over de periode van 3 november 2005 tot 16 maart 2006, zijnde 19 weken, onder het doen van de wettelijke inhoudingen voorzover de wet zulks voorschrijft;
verstaat dat de betaling door de curator [C.] aan [B.], althans aan diens curator [A.], plaatsvindt conform de bepalingen der Faillissementswet;
compenseert de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep aldus dat ieder partij zijn eigen proceskosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koster-Vaags, Aarts en Spoor en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 19 september 2006.