ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ9600

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C200401465
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Grapperhaus
  • Waaijers
  • Slootweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest inzake premievorderingen in het kader van de CAO voor het Bouwbedrijf

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2006, betreft het een eindarrest in hoger beroep van de besloten vennootschap SFB DIENSTEN B.V. tegen een niet verschenen geïntimeerde, aangeduid als [X.]. De zaak is ontstaan uit een geschil over premievorderingen die SFB heeft ingediend op basis van de CAO voor het Bouwbedrijf. Het hof heeft de appellant, SFB, in de gelegenheid gesteld om een deugdelijke specificatie van de premieverplichting van [X.] over te leggen. SFB heeft in een akte tot uitlating toegelicht dat de vordering betrekking heeft op premies die [X.] verschuldigd is op grond van de CAO voor de in de akte genoemde fondsen over een specifieke periode. Het hof heeft vastgesteld dat [X.] verzuimd heeft de benodigde loongegevens aan te leveren, wat heeft geleid tot een ambtshalve vastgestelde premieschuld.

Het hof heeft de vordering van SFB gedeeltelijk toegewezen, waarbij het een bedrag van € 1.518,05 heeft vastgesteld dat [X.] aan SFB moet betalen. De vordering tot betaling van pensioenpremies werd afgewezen, omdat deze niet in de CAO was opgenomen. Het hof heeft ook de proceskosten gecompenseerd, aangezien slechts een deel van de vordering is toegewezen en het appel deels nodeloos was door het verzuim van SFB in eerste aanleg om haar vordering voldoende te specificeren. De uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsgang die volgde op een tussenarrest van 15 november 2005, waarin het hof SFB de gelegenheid gaf om haar vordering te onderbouwen.

De uitspraak van het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de in hoger beroep toewijsbare bedragen zijn afgewezen. Het hof heeft de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep gecompenseerd, zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

typ. JP
rolnr. C0401465/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 11 april 2006,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap SFB DIENSTEN B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van
18 oktober 2004,
procureur: mr. C.J.A. Boskamp,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
niet verschenen,
als vervolg op het tussenarrest van 15 november 2005.
Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
SFB heeft een akte tot uitlating met twee producties genomen en vervolgens uitspraak gevraagd.
De verdere beoordeling
7.1 Bij voormeld tussenarrest is SFB in de gelegenheid gesteld een deugdelijke specificatie van de gestelde premieverplichting van [X.] over te leggen.
7.2 Bij akte tot uitlating heeft SFB vervolgens toegelicht dat de vordering betrekking heeft op de door [X.] op grond van de CAO Bouwbedrijf verschuldigde premies voor de in productie A3 bij die akte en in de CAO (in artikel 6 lid 1) genoemde fondsen over de periode van 17 oktober 2002 tot 29 december 2002 in verband met de werknemer van [X.], [A.]. De premieschuld is ambtshalve vastgesteld omdat [X.] verzuimde de voor de premieberekening benodigde loongegevens aan te leveren. ALHO staat voor ambtshalve vastgestelde loonopgaven, zo begrijpt het hof de toelichting van SFB.
7.3 Het hof stelt voorop dat met de in het tussenarrest in overweging 4.7 bedoelde CAO voor het Bouwbedrijf is bedoeld de “CAO bedrijfstakeigen regelingen voor het bouwbedrijf”, van welke CAO ook SFB - blijkens haar in haar akte genoemde verwijzing naar artikel 6 daarvan – kennelijk is uitgegaan. Het hof zal deze CAO hierna kortheidshalve aanduiden als “de CAO”.
7.4 De CAO is bij besluit van 27 december 2001 algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2005 (Bijvoegsel Stcrt. 28 december 2001, nr. 250).
7.5 Het hof gaat er gelet op de door SFB verstrekte toelichting van uit dat met de in productie A3 genoemde fondsen de in de CAO genoemde fondsen zijn bedoeld.
Voor de binnen de werkingsfeer van de CAO vallende werkgevers staat daarmee de verplichting tot afdracht van de op grond van de CAO verschuldigde premies aan genoemde fondsen, te voldoen via SFB, vast. In de stellingen van SFB ligt besloten dat [X.] werkgever in voormelde zin is. Nu [X.] in hoger beroep niet is verschenen, is terzake geen verweer gevoerd. Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat dit standpunt van SFB niet juist is. Het hof gaat daarmee van de premieafdracht- verplichting van [X.] voor de genoemde fondsen uit. Uitzondering wordt gemaakt voor het bedrijfs(tak)pensioenfonds op grond van het volgende.
7.6 Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat sprake is van “uit hoofde van de CAO voor het Bouwbedrijf verschuldigde premies”. De verplichting terzake pensioenpremie staat echter niet in de CAO. Aldus is op de gestelde grondslag niet toewijsbaar de vordering tot premiebetaling ten behoeve van het bedrijfspensioenfonds ad € 495,05. Daarnaast heeft SFB in productie 3A bij akte een bedrag van € 48,03 genoemd met de omschrijving “niet toewijsbaar aan stichting”, zodat kennelijk dat bedrag niet behoort bij één van de in de CAO genoemde fondsen zodat ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen. Het hof zal de overige premievorderingen toewijzen derhalve € 2.061,13 - € 495,05 - € 48,03 ofwel € 1.518,05.
7.7 Nu slechts toewijsbaar is een bedrag van € 1.518,05 zal het hof overeenkomstig zijn in onderdeel 4.9 van het tussenarrest uitgesproken oordeel de buitengerechtelijke kosten slechts toewijzen tot € 272,27. Gesteld noch gebleken is dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan dit bedrag.
7.8 Het door SFB bij inleidende dagvaarding gevorderde bedrag aan rente ad € 99,22 is gebaseerd op de stelling dat
“op de onderhavige overeenkomst(en) van toepassing zijn en van deze overeenkomst(en) deel uitmaken de leverings en betalingsvoorwaarden van eiser(es), ingevolge het bepaalde bij welke voorwaarden eiser(es) gerechtigd is mede van gedaagde(n) te vorderen na te melden bedrag aan rente berekend naar 12% per jaar sedert 30 dagen na factuurdatum.(…)”.
Het hof verwerpt deze kennelijk als standaardoverweging in de dagvaarding opgenomen grondslag als onvoldoende onderbouwd. De enige overeenkomst waarvan de inleidende dagvaarding spreekt is een op dat moment nog niet nader genoemde CAO. Dat op die CAO van toepassing zijn door SFB gehanteerde voorwaarden is zonder toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk en volgt evenmin uit de CAO. Ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
7.9 Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover daarbij de in hoger beroep toewijsbaar geoordeelde bedragen zijn afgewezen. Nu slechts een deel van de vordering is toegewezen en het appel deels nodeloos is veroorzaakt door het verzuim van SFB in eerste aanleg haar vordering voldoende te specificeren ziet het hof daarin aanleiding de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, te compenseren in de zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
8. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [X.] tot betaling aan SFB van een bedrag van € 1.518,05 (vijftienhonderd achttien euro en vijf eurocent);
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest voor wat de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Grapperhaus, Waaijers en Slootweg en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 11 april 2006.