ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ9919
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- G.A.M. Stevens
- P.A.M. Hendriks
- B.F. de Poorter
- Rechtspraak.nl
Klacht ex artikel 12 Sv. inzake vervolging na sepot
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2006, gaat het om een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster had aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde op 3 mei 2004. De officier van justitie besloot op 8 februari 2005 om niet tot vervolging over te gaan, omdat er onvoldoende bewijs was. Klaagster diende daarop op 2 maart 2005 een klaagschrift in bij het hof, dat op 20 oktober 2005 werd ontvangen. De advocaat-generaal adviseerde in april 2006 om het beklag gegrond te verklaren, maar op 1 augustus 2006 adviseerde hij tot afwijzing van het beklag tijdens de behandeling in raadkamer, waar beklaagde en zijn advocaat aanwezig waren, maar klaagster niet.
Het hof overwoog dat de eerdere niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie geen belemmering vormde voor een nieuwe vervolging, omdat het geen uitspraak over het feit betreft. De advocaat van beklaagde voerde aan dat klaagster niet-ontvankelijk verklaard moest worden en dat het beklag ongegrond was. Het hof concludeerde dat de redenen die door de advocaat-generaal en de advocaat van beklaagde werden aangevoerd, niet voldoende waren om het beklag af te wijzen.
Het hof oordeelde dat, hoewel er geen reden was voor niet-ontvankelijkheid, het in het belang van beklaagde en gezien de ouderdom van de zaak niet opportuun was om tot vervolging over te gaan. Uiteindelijk werd het beklag afgewezen, waarbij het hof de omstandigheden van de zaak en de belangen van beide partijen in overweging nam. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.