ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ9923
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- B.F. de Poorter
- F. van Beuge
- H.A. Marquart Scholtz
- Rechtspraak.nl
Klacht ex artikel 12 Sv. over niet vervolgen van bedreiging
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2006 uitspraak gedaan over een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager had aangifte gedaan van bedreiging door beklaagde, die hem zou hebben bedreigd met klappen tijdens een poging om een beslag te betekenen. De officier van justitie had echter besloten om niet tot vervolging over te gaan, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was. Klager diende hierop een klaagschrift in bij het hof, waarin hij verzocht om de vervolging te bevelen.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 4 april 2006, heeft de advocaat-generaal geadviseerd om het beklag af te wijzen. Klager stelde dat aan het betekeningsexploot, waarin hij had genoteerd dat de betekening niet was gelukt vanwege de bedreiging, bijzondere bewijskracht moest worden toegekend. Het hof oordeelde echter dat, hoewel een betekeningsexploot als schriftelijk stuk kan worden beschouwd, de aantekening van klager op het exploot niet de status van afzonderlijke bewijskracht heeft. Dit komt omdat een gerechtsdeurwaarder geen opsporingsambtenaar is en derhalve geen ambtsedig proces-verbaal kan opmaken over zaken die buiten de strekking van de relevante wetsartikelen vallen.
Het hof concludeerde dat de informatie in het betekeningsexploot en de verklaring van klager bij aangifte afkomstig zijn van dezelfde bron, waardoor er sprake is van een één op één verklaring. Gezien de feiten en omstandigheden in het dossier, oordeelde het hof dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de vervolging van beklaagde te bevelen. Het hof wees het beklag van klager af, met de overweging dat verder onderzoek niet zou leiden tot nieuw bewijs.