4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
[X.] werkte vanaf 9 april 2001 bij Actomat als servicemedewerkster in een BP benzinestation te [vestigingsplaats], laatstelijk op parttime basis van 60% tegen een salaris van € 856,49 bruto per maand, exclusief emolumenten.
Op 29 april 2002 is [X.] arbeidsongeschikt geraakt wegens rug- en beenklachten.
In de periode van 29 april 2002 tot 8 september 2003 zijn diverse pogingen ondernomen om [X.] te laten reïntegreren, al dan niet met tussenkomst van diverse personen en instanties, zoals de bedrijfsarts, het UWV etc.
Vanaf 5 juni 2003 tot 28 juli 2003 heeft Actomat het salaris van [X.] gekort met 83,33% in verband met haar weigering tot werkhervatting. Op 28 juli 2003 heeft [X.] tegen betaling één dag gewerkt.
Vanaf 29 juli 2003 tot 1 september 2003 heeft [X.] geen werk verricht. Vanaf 1 september tot 8 september 2003 heeft [X.] gewerkt, waarna zij zich wederom ziek heeft gemeld.
Door het UWV werd op 28 maart 2003 aan Actomat wegens onvoldoende reïntegratie-inspanningen bij wege van sanctie een (met vier maanden) verlengde betalingsverplichting van loon opgelegd tot en met 27 augustus 2003 (in het kader van art.7:629 Burgerlijk Wetboek).
Op 23 mei 2003 heeft de arbeidsdeskundige van Arboned, mevrouw [Y.], gerapporteerd dat [X.] in staat was tot werkhervatting in aangepast eigen werk bij de werkgever gedurende maximaal vier uur per dag. Deze uitkomst is haar reeds op 5 juni 2003 door de bedrijfsarts meegedeeld, waarna zij bij brief van 12 juni 2003 door Actomat is opgeroepen tot werkhervatting op 16 juni 2003.
Mevrouw [Y.] heeft in haar advies voorstellen gedaan voor een aangepaste werkplek, de precieze aard van de werkzaamheden en aangepaste werktijden (zie productie 6 inleidende dagvaarding).
Bij rapportage van 21 juli 2003 (productie 10 inleidende dagvaarding) heeft (de arbeidsdeskundige [Z.] van) het UWV [X.] geschikt geacht met ingang van 16 juni 2003 het aangeboden werk te verrichten voor de duur van 20 uur per week conform de rapportage van mevrouw [Y.].
[X.] heeft per 28 augustus 2003 geen WAO-uitkering omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht.
Na het verkrijgen van een ontslagvergunning is het dienstverband door opzegging per 1 oktober 2004 door Actomat geeindigd.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 16 december 2003 is Actomat veroordeeld tot loonbetaling vanaf 5 juni 2003 tot 27 augustus 2003, met rente en kosten, welk vonnis uitvoer-baar bij voorraad is verklaard. Actomat heeft daaraan voldaan.
De kantonrechter heeft bij eindvonnis van 30 september 2004 in het bodemgeschil in conventie voor recht verklaard dat Actomat gerechtigd was de loonbetaling op te schorten vanaf 29 juli 2003 tot 27 augustus 2003, [X.] veroordeeld tot terugbetaling van het loon over die periode en in reconventie de vordering tot loondoorbetaling van [X.] vanaf 5 juni 2003 tot einde dienstverband afgewezen.
In het principaal appel concludeert [X.] tot afwijzing van de vordering van Actomat en in inci-denteel appel vordert Actomat haar vorderingen in eerste aanleg alsnog integraal toe te wijzen.