8.6.1. Op grond van de inhoud van de in het geding gebrachte provisieregeling, waarnaar in de arbeidsovereenkomst wordt verwezen, is sprake van een provisieberekening, waarbij als provisie wordt toegekend 1% van de premie x duur over een omzet tot € 2.000.000,-- en 1,5% als provisie wanneer een omzet van € 2.000.000,-- tot € 3.000.000,-- wordt behaald.
In die regeling staat duidelijk vermeld dat ”Al de genoemde provisie valt onder de franchise !”.
Daarnaast verklaart [Z.] als getuige dat het absoluut zo is dat hij [Y.](hof: [Y.]) uitleg heeft gegeven over de salaris- en beloningsstructuur bij [X.] en dus ook over de franchise en dat het voor hem onmogelijk zou zijn geweest om een uitzondering te maken, in die zin dat hij [Y.]zou hebben gezegd dat voor hem geen franchise zou gelden.
Uit de verklaring van de getuige [X.] blijkt dat binnen [X.] Assurantiën Groep B.V. er nooit enig contract is geweest zonder franchiseclausule en dat het de bedoeling is om de medewerker een prikkel te geven meer inkomen te verwerven boven het basissalaris. Het gaat bij provisie om bruto bedragen.
De getuige [K.], de office-manager te [vestigingsplaats], verklaart dat ook in de tijd dat [Y.] in [vestigingsplaats] werkte er zeer regelmatig over de provisieregeling is gesproken en dat iedereen in [naamplaats] wist dat eerst het basissalaris inverdiend moest worden. Hij verklaart voorts dat in november 2002 in aanwezigheid van [Y.] berekeningen zijn gemaakt wat de gevolgen zouden zijn van een bepaalde nieuwe provisieregeling en dat toen de oude en de nieuwe regeling zijn vergeleken aan de hand van het voorbeeld [Y.]. Ook toen is uiteraard de franchise weer besproken.
De getuige [L.], die de salarisadministratie binnen [X.] verzorgde, verklaart dat [Y.] hem nooit heeft benaderd over de kwestie franchise of over het niet ontvangen van provisie. Indien er geen franchise zou gelden zou een medewerker bij elke acquisitie meteen aanspraak op provisie kunnen maken, en hij verklaart dat hij de sleutelfiguur was om daarover contact op te nemen.
Bij brief van 6 april 2004 aan de kantonrechter, namens [X.] in het geding gebracht, is als productie 4 een mail van 6 maart 2002 overgelegd, waarbij een berekening van de provisie van [Y.] bij een jaaromzet 2002 was gevoegd met de expliciete vermelding dat de franchise gehandhaafd blijft.
De inhoud van die mail is op dat punt niet weersproken.