ECLI:NL:GHSHE:2006:BA4198

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C200600083
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • A. Den Hartog Jager
  • P. Pouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Vonder Montage BV en verhuurder over betalingsverplichtingen en contractuele aansprakelijkheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2006 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door Vonder Montage BV, hierna te noemen [X.], tegen de verhuurder [Y.]. De zaak betreft een huurgeschil over een bedrijfsruimte die door [Y.] aan [X.] was verhuurd. [Y.] had [X.] aangeklaagd wegens het niet betalen van huurpenningen. [X.] voerde als verweer aan dat zij niet de huurster was, maar dat de huurovereenkomst was gesloten met de failliete vennootschap Vonder Montage Zuid BV.

Het hof oordeelde dat [Y.] er terecht vanuit mocht gaan dat hij contracteerde met [X.], gezien de feiten en omstandigheden van de zaak. Het hof stelde vast dat [X.] nauw gelieerd was aan [A.], en dat beide vennootschappen op hetzelfde adres waren gevestigd en dezelfde contactgegevens deelden. De onderhandelingen over de huurovereenkomst waren gevoerd door [B.], die zich als vertegenwoordiger van [X.] presenteerde. Het huurcontract was op naam van [X.] gesteld en zonder commentaar ondertekend teruggestuurd.

Het hof concludeerde dat [X.] niet kon volhouden dat de huurovereenkomst niet met haar was gesloten, aangezien zij nooit bezwaar had gemaakt tegen de tenaamstelling van het contract of de facturen. De onduidelijkheid over de contractspartij kwam voor rekening van [X.]. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [X.] tot betaling van € 900,00 aan [Y.], vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde [X.] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

C0600083/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 19 december 2006,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 9 januari 2006,
procureur: mr. J.E. Benner,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
op het hoger beroep van het door de rechtbank te Roermond, sector kanton, locatie Venlo gewezen vonnis van 23 november 2005 tussen appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 150087 CV EXPL
05-2223)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft appellante, verder te noemen [X.], één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en -opnieuw rechtdoende- tot afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen van geïntimeerde, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde, verder te noemen [Y.], onder overlegging van producties, de grief bestreden, de eis vermeerderd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [X.] tot betaling van € 900,00 en met veroordeling van [X.] in de kosten van het hoger beroep.
2.3. Vervolgens heeft [X.] een akte genomen, waarna partijen de gedingstukken hebben overgelegd en uitspraak hebben gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. Ingaande 1 oktober 2003 heeft [Y.] een bedrijfsruimte verhuurd in het gebouw aan de [adres] te [vestigingsplaats]. [Y.] stelt zich op het standpunt dat hij de betreffende ruimte heeft verhuurd aan [X.]. Omdat er een achterstand was ontstaan in de betaling van de huurpenningen, heeft [Y.], na aanmaning en sommatie, [X.] gedagvaard voor de kantonrechter te Venlo en
–kort gezegd- ontbinding van de huurovereenkomst met veroordeling van [X.] tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van huur gevorderd.
[X.] verweert zich door te stellen dat zij nimmer een huurovereenkomst met [Y.] heeft gesloten; volgens [X.] heeft [Y.] gecontracteerd met [A.].
4.2. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van
23 november 2005 heeft de kantonrechter de vorderingen van [Y.] toegewezen met veroordeling van [X.] in de kosten. De kantonrechter heeft aan de toewijzing van de vorderingen van [Y.] –samengevat- de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
- [X.] heeft nooit bezwaar gemaakt tegen de tenaamstelling van het contract of de facturen en er zich pas na dagvaarding op beroepen dat er nimmer een huurovereenkomst tussen haar en [Y.] tot stand is gekomen; dat verweer wordt -als tardief gevoerd- verworpen;
- de ontstane onduidelijkheid over de vraag wie nu de contractspartij van [Y.] is, komt voor rekening van [X.].
[X.] kan zich met dit vonnis niet verenigen en heeft daartegen hoger beroep aangetekend. Haar grief strekt ertoe het geschil in volle omvang ter herbeoordeling aan het hof voor te leggen.
4.3. Het hof overweegt als volgt. [X.] is, althans was, nauw gelieerd aan [A.]. Beide BV’s waren gevestigd aan hetzelfde adres en hadden hetzelfde postbus-, telefoon- en faxnummer. Ook de administratie van beide BV’s werd centraal gevoerd. Tussen partijen staat voorts vast dat de onderhandelingen over het aangaan van de huurovereenkomst zijn gevoerd door [B.], die zich bij [Y.] presenteerde met een visitekaartje, waaruit bleek dat hij [X.] vertegenwoordigde. Het huurcontract werd door [Y.] dan ook op naam van [X.] gesteld en zonder enig commentaar van de zijde van [X.] aan [Y.] retour gezonden met de handtekening van [B.]. De facturen waarmee de huur in rekening werd gebracht waren aanvankelijk geadresseerd aan [X.], daarna aan [A.] en vanaf juli 2004 uitsluitend nog aan [X.]. Pas nadat [X.] in mei 2005 werd aangemaand om achterstallige huurpenningen te voldoen, liet zij voor het eerst weten dat de betreffende huurovereenkomst niet met haar, maar met [A.] was gesloten; [B.] zou nooit bevoegd geweest zijn om haar te vertegenwoordigen.
4.4. Het hof stelt vast dat [Y.] bij het aangaan van de overeenkomst heeft aangenomen dat [X.] zijn contractspartij was en bevoegdelijk werd vertegenwoordigd door [B.]. Gelet op de onder 4.3 genoemde feiten en omstandigheden, waarvoor [X.] verantwoordelijk kan worden gehouden, mócht [Y.] dat ook aannemen. [X.] kan zich er dan niet op beroepen of aan [Y.] tegenwerpen dat niet zij, maar de aan haar gelieerde onderneming huurster is geweest.
Het feit dat nadien de huurbetalingen altijd door [A.] zijn gedaan, kan daarin geen verandering brengen.
4.5. [X.] stelt wel dat [Y.] uit het door zijn accountant opgevraagde uittreksel uit het handelsregister anders had moeten concluderen, maar daaruit blijkt slechts dat [C.] alleen/zelfstandig bevoegd was als bestuurder van [X.], niet welke afspraken er golden tussen [C.] en [B.]. De inhoud van dit uittreksel kan [Y.] naar het oordeel van het hof dan ook niet worden tegengeworpen.
4.6. Weliswaar stelt [X.] dat [B.] bij gelegenheid van de besprekingen over de huurovereenkomst aan [Y.] kenbaar heeft gemaakt dat hij [A.] vertegenwoordigde, maar aan die stelling gaat het hof voorbij. Zelfs indien een dergelijke mededeling door [B.] zou zijn gedaan, staat vast dat [Y.] aannam dat [B.] optrad namens [X.] en dat hij, [Y.], gelet op de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden, dit redelijkerwijs ook heeft mogen aannemen. Vertegenwoordiging van [A.] sluit immers niet uit dat tevens [X.] wordt vertegenwoordigd, terwijl het zelfs eerder voor de hand ligt dat [B.] beide gelieerde vennootschappen vertegenwoordigde, dan alleen één van hen. Op grond hiervan bestaat er geen aanleiding om [X.] toe te laten tot het door haar aangeboden bewijs. Immers, ook indien [X.] erin zou slagen het door haar gestelde te bewijzen, leidt dit niet tot een andere beslissing.
4.7. Het voorgaande betekent dat de grief van [X.] tegen het vonnis waarvan beroep faalt.
5. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] zijn eis vermeerderd met € 900,00, wegens het voor zijn rekening gebleven eigen risico terzake een door een werknemer van [X.] aan het gehuurde veroorzaakte schade. [X.] heeft zich niet verzet tegen de vermeerdering van eis. Evenmin heeft [X.] verweer gevoerd tegen de vermeerderde eis, zodat deze voor toewijzing gereed ligt.
6. Daar [X.] ook in hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld, zal zij worden veroordeeld in de op het hoger beroep gevallen proceskosten.
7. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt -met aanvulling van de gronden- het vonnis waarvan beroep van 23 november 2005;
veroordeelt [X.] om aan [Y.] te voldoen de somma van € 900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 april 2006 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [X.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [Y.] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 244,00 aan verschotten en € 894,00 aan salaris procureur;
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Pouw en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 19 december 2006.