ECLI:NL:GHSHE:2007:1476

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2007
Publicatiedatum
24 april 2013
Zaaknummer
R200500609
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de alimentatieverplichtingen na de echtscheiding van partijen, die op 27 augustus 1998 met elkaar zijn gehuwd. De rechtbank Breda had op 8 maart 2005 een beschikking gegeven waarin de man werd veroordeeld tot betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, alsook een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw. De vrouw is in hoger beroep gekomen om de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen, specifiek de hoogte van de alimentatie voor haar levensonderhoud, die door de rechtbank was vastgesteld op € 870,-- per maand. De man heeft in zijn verweerschrift verzocht om de vrouw niet ontvankelijk te verklaren en heeft incidenteel beroep ingesteld om de alimentatie voor het kind te verlagen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2005 hebben partijen en hun advocaten hun standpunten toegelicht. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de advocaten van beide partijen. Op 13 juli 2006 heeft de advocaat van de vrouw het hof geïnformeerd dat partijen tot overeenstemming waren gekomen over de alimentatie. De man zou met ingang van de datum van het verlijden van de akte van verdeling een bedrag van € 1.000,-- per maand voor de vrouw en € 300,-- per maand voor de verzorging van hun kind betalen.

Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de alimentatieverplichtingen aangepast aan de nieuwe afspraken tussen partijen. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn. De beschikking is gegeven op 10 april 2007 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

TvG
10 april 2007
sector civiel recht
Rekestnummer R05/00609
Zaaknummer eerste aanleg 129778 FA RK 04-492
vrouw
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appèl,
geïntimeerde in incidenteel appèl,
de vrouw,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
t e g e n
[de man],
wonende te
[woonplaats],
geïntimeerde in principaal appèl,
appellant in incidenteel appèl,
de man,
procureur mr. B.Th.H. Boomsma.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 8 maart 2005, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 8 juni 2005, heeft de vrouw verzocht de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen, namelijk voor zover in die beschikking is beslist op het verzoek van de vrouw om een bijdrage voor haar levensonderhoud en, opnieuw rechtdoende, voor zover nodig onder verbetering van de gronden van de beslissing te bepalen dat de man vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk een bijdrage voor het levensonderhoud van de vrouw zal dienen te betalen van € 4.000,-- per maand, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, en met bekrachtiging van de bestreden beschikking voor wat betreft de overige beslissingen onder punt 4 van de beschikking.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 7 juli 2005 heeft de man verzocht de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek c.q. deze als ongegrond en onbewezen te ontzeggen.
Tevens heeft de man hierbij incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen, namelijk daar waar het betreft de voorlopige vaststelling van de bijdrage in het levensonderhoud van het kind van partijen, [de zoon], en de vrouw en, opnieuw rechtdoende, voor zover nodig onder verbetering van de gronden van de beslissing te bepalen dat de man vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk een bijdrage voor het levensonderhoud van [de zoon] betaalt van € 300,-- per maand en de bijdrage voor de vrouw vast te stellen op nihil, althans een zodanig bedrag als door het hof in goede justitie te bepalen.
2.3.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 5 augustus 2005, heeft de vrouw verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van de man tegen de bestreden beschikking ongegrond te verklaren en hem in zijn verzoek niet ontvankelijk te verklaren, althans dat verzoek af te wijzen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2005. Bij die gelegenheid zijn partijen en hun advocaten gehoord.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift tevens houdende incidenteel appel;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de man van 22 september 2005;
  • het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep van 4 oktober 2005;
  • de brief van de advocaat van de vrouw van 30 juni 2006;
  • de brief van de advocaat van de man van 18 juli 2006;
  • de brief van de advocaat van de vrouw van 23 juli 2006;
  • de brief van de procureur van de man 19 februari 2007;
  • de brief van de advocaat van de vrouw van 28 februari 2007.

3.De gronden van het hoger beroep

Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift en het verweerschrift, tevens houdende incidenteel beroep.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn op 27 augustus 1998 met elkaar gehuwd.
De tussen hen gegeven echtscheidingsbeschikking van 8 maart 2005 van de rechtbank Breda is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 14 juli 2005 .
4.2.
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [de zoon] te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1999.
4.3.
Bij echtscheidingsbeschikking van bovenvermelde datum heeft de rechtbank onder meer bepaald dat de man voorlopig als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de zoon] moet voldoen een bedrag van € 610,-- per maand met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand en voorlopig als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 870,-- per maand, eveneens met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
4.4.
De vrouw is in hoger beroep gekomen uitsluitend voor zover het betreft de door de man te betalen voorlopige bijdrage in haar levensonderhoud.
De man heeft incidenteel appel ingesteld ten aanzien van de door hem te betalen voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de zoon] en de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw.
4.5.
Blijkens het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep van 4 oktober 2005, heeft het hof op initiatief van partijen de behandeling van de zaak aangehouden tot 4 april 2006, pro forma, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen tot overeenstemming te komen met betrekking tot de tussen hen gerezen geschilpunten.
4.6.
Bij brief van 23 juli 2006, bij het hof echter binnengekomen op 13 juli 2006, heeft de advocaat van de vrouw het hof bericht dat partijen met betrekking tot de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de zoon] en de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw tot overeenstemming zijn gekomen. Partijen verzoeken de navolgende regeling op te nemen in de door het hof te geven beschikking
Partijen verzoeken te bepalen dat:
  • de man met ingang van de datum van het verlijden van de akte van verdeling tussen partijen (in beginsel: 20 juli 2006) voor het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 1.000,-- per maand zal dienen te betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • de man met ingang van de datum van het verlijden van de akte van verdeling tussen partijen (in beginsel: 20 juli 2006) als bijdrage voor de verzorging en opvoeding van [de zoon] een bedrag van € 300,-- per maand aan de vrouw zal dienen te betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • met bepaling dat de eerder door de rechtbank Breda vastgestelde bijdrage voor de vrouw en [de zoon] verschuldigd blijven tot voormelde ingangsdatum;
en te verstaan dat:
- partijen zijn overeengekomen dat de overeengekomen alimentatie niet kan worden gewijzigd wegens wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:159 lid 1BW.
4.7.
De hierboven weergegeven regeling tussen partijen is schriftelijk bevestigd door de advocaat van de man bij brief van 18 juli 2006.
4.8.
Gelet op de tussen partijen getroffen regeling dient de bestreden beschikking gedeeltelijk te worden vernietigd en moet worden beslist op de in het dictum aan te geven wijze.
Proceskosten.
4.9.
De proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Breda van 8 maart 2005, uitsluitend voor zover daarbij de man is veroordeeld tot betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen [de zoon] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999, van € 610,-- per maand, alsmede tot betaling van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van € 870,-- per maand, ingaande 20 juli 2006;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man met ingang van de datum van het verlijden van de akte van verdeling tussen partijen (in beginsel 20 juli 2006) als bijdrage voor de verzorging en opvoeding van bovengenoemde minderjarige een bedrag van € 300,-- per maand aan de vrouw moet betalen, alsmede een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van
€ 1.000,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de op het hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, M.C. v. Soest-v.Dijkhuizen en Th. Blokland en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 april 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.