ECLI:NL:GHSHE:2007:2007

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2007
Publicatiedatum
24 april 2013
Zaaknummer
R200700014
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Soest-van Dijkhuizen
  • J. Lamers
  • A. Bijleveld-van der Slikke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking kinderalimentatie en vaststelling bijdrage

In deze zaak in hoger beroep heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2007 uitspraak gedaan in een geschil over kinderalimentatie. De appellant, de man, heeft de beschikking van de rechtbank Maastricht van 10 oktober 2006 aangevochten, waarin was bepaald dat hij een bijdrage van € 300,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2004. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de bijdrage op nihil te stellen of op een bedrag dat het hof juist acht. De geïntimeerde, de vrouw, heeft verzocht om de beschikking te bekrachtigen en de man in de proceskosten te veroordelen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 mei 2007 is de man niet verschenen, terwijl zijn procureur wel aanwezig was. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. De vrouw heeft gesteld dat de man geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de alimentatie en dat hij financieel in staat is om bij te dragen aan de kosten van hun kind. Het hof heeft vastgesteld dat de man, op basis van zijn netto inkomen van € 1.200,- per maand, in staat is om een bijdrage van € 195,75 per maand te betalen, met ingang van 1 september 2006.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage van € 195,75 per maand moet betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen partners zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man direct moet beginnen met betalen, ongeacht eventuele verdere rechtszaken.

Uitspraak

IWMD
3 juli 2007
Sector civiel recht
Rekestnummer R200700014
Zaaknummer eerste aanleg 110935 FA RK 06-749
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
de man,
procureur mr. J.J.M. Cliteur,
t e g e n
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 10 oktober 2006, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 8 januari 2007, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen met ingang van 1 oktober 2005 op nihil wordt gesteld of op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 2 februari 2007, heeft de vrouw verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de man af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen met veroordeling van de man in de proceskosten in beide instanties en voormelde beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 mei 2007.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • namens de man mr. M.C.F.R. Steffens-Severijns;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. I. van de Bergh.
De man is, ondanks behoorlijke oproeping, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift;
  • de brief van de procureur van de man d.d. 29 januari 2007, met bijlage;
  • de brief van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 2 maart 2007, met bijlage;
  • de brief van de advocaat van de man d.d. 23 mei 2007, met bijlage.

3.De gronden van het hoger beroep

Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is op [geboortedatum] 2004 geboren de thans nog minderjarige [minderjarige] te [geboorteplaats] . De man heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw, die het eenhoofdig ouderlijk gezag over hem uitoefent.
4.2.1.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] een bedrag van € 300,- per maand dient te voldoen primair met ingang van 1 oktober 2005, subsidiair met ingang van 1 mei 2006. De man heeft geen verweer gevoerd.
4.2.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met ingang van 1 oktober 2005 een bedrag van € 300,- per maand moet voldoen te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering welke hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van de minderjarige zal of kan worden verleend en voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen. De man kan zich met deze beschikking niet verenigen en komt hiervan in beroep.
Behoefte
4.3.1.
Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van [minderjarige] dient te worden gerelateerd aan het netto inkomen van de man ten tijde van de samenwoning, nu dit destijds het totale netto gezinsinkomen vormde. De vrouw heeft ter zitting onweersproken gesteld dat het inkomen van de man toen € 1.300,- netto per maand bedroeg.
Op grond van voornoemd netto besteedbaar gezinsinkomen becijfert het hof de behoefte van [minderjarige] ten tijde van het uiteengaan van partijen in 2005 op € 194,- per maand. Deze behoefte bedraagt ingevolge de wettelijke indexering in 2006
€ 195,75 per maand.
4.3.2.
Namens de man is ter zitting opgemerkt dat ook van de vrouw verwacht kan worden dat zij bijdraagt in de behoefte van [minderjarige] . De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij sinds het uiteengaan van partijen in september 2005 deels geen inkomen heeft gehad en deels een inkomen van € 500,- netto per maand. Zij heeft enkel in de periode oktober 2006 tot januari 2007 gewerkt, gedurende welke periode zij € 500,- netto per maand verdiende. Sedert mei 2007 is zij voor 25 uur per week werkzaam als verkoopster. Hiermee verwerft zij een inkomen van € 550,- netto per maand. Het hof is van oordeel dat de vrouw met voormeld inkomen geen ruimte heeft om bij te dragen in de behoefte van [minderjarige] .
Draagkracht
4.4.1.
De man heeft in het beroepschrift gesteld dat zijn draagkracht ontoereikend is om de hem opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] te betalen.
4.4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de man over de periode van 1 oktober 2005 tot 1 september 2006 geen draagkracht had om een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] - uitgaande van het gemiddelde inkomen van de man en van de lasten van de man, die door de vrouw niet dan wel onvoldoende zijn betwist.
4.4.3.
Met betrekking tot de financiële situatie van de man sedert 1 september 2006 gaat het hof uit van de navolgende gegevens. Voor zover die gegevens door de vrouw in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
a. Inkomen van de man
Nu zulks door de man onweersproken is, zal het hof uitgaan van een inkomen van de man van € 1.200,- netto per maand, vermeerderd met 5% vakantietoeslag. Dit resulteert in een netto besteedbaar inkomen van de man van € 1.260,- per maand.
b. Lasten van de man
Normbedrag Wwb inclusief de woonkostencomponent voor een zelfstandig wonende alleenstaande en inclusief de maximale toeslag ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud;
€ 100,- premie ziektekostenverzekering;
€ 82,50 aflossing en rente op de schuld aan de Postbank ter zake van een gezamenlijk doorlopend krediet daterend uit de samenlevingsperiode.
4.4.4.
Het hof houdt geen rekening met de navolgende posten.
Het hof is met de vrouw van oordeel dat de man niet dan wel onvoldoende heeft aangetoond dat zijn kamerhuur € 250,- per maand bedraagt. Het hof houdt derhalve enkel rekening met de ondergrens van de huurtoeslag.
Voorts heeft de vrouw ten aanzien van de overige door de man aangevoerde aflossingen betwist dat de betreffende schulden uit de samenlevingsperiode dateren. Nu de man ter zake geen informatie heeft verstrekt en ook niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk op deze schulden aflost, laat het hof de aflossingen op deze schulden buiten beschouwing.
Vaststelling van de alimentatie
4.5.
Op grond van hetgeen hierboven is overwogen, is het hof van oordeel dat de man met ingang van 1 september 2006 in staat is tot betaling van € 195,75 per maand ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] waarmee de man voorziet in de totale behoefte van [minderjarige] als onder rechtsoverweging 4.3.1. overwogen. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met het fiscaal voordeel dat de man geniet in verband met het betalen van kinderalimentatie. Het hof ziet geen reden naar aanleiding van de enkele mededeling van de vrouw dat zij over is gegaan tot incasso van de krachtens de beschikking van de rechtbank verschuldigde kinderalimentatie, een voorziening te treffen die ertoe leidt dat op de vrouw geen terugbetalingsverplichting rust van hetgeen feitelijk betaald of verhaald is. Het betreft in deze zaak een eerste vaststelling kinderalimentatie terwijl de vrouw al vanaf begin januari 2007 bekend is met de hoogte van het inkomen van de man. De vrouw heeft onvoldoende gesteld om tot een ander oordeel te komen.
4.6.
De beschikking waarvan beroep dient dus te worden vernietigd.
Proceskosten.
4.7.
De proceskosten van beide instanties worden gecompenseerd, nu partijen gewezen partners zijn.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Maastricht van 10 oktober 2006;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , zal voldoen een bedrag van € 195,75 per maand met ingang van 1 september 2006, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de op beide instanties gevallen proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Soest-van Dijkhuizen, Lamers en Bijleveld-van der Slikke en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.