In deze zaak in hoger beroep heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2007 uitspraak gedaan in een geschil over kinderalimentatie. De appellant, de man, heeft de beschikking van de rechtbank Maastricht van 10 oktober 2006 aangevochten, waarin was bepaald dat hij een bijdrage van € 300,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2004. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de bijdrage op nihil te stellen of op een bedrag dat het hof juist acht. De geïntimeerde, de vrouw, heeft verzocht om de beschikking te bekrachtigen en de man in de proceskosten te veroordelen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 mei 2007 is de man niet verschenen, terwijl zijn procureur wel aanwezig was. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. De vrouw heeft gesteld dat de man geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de alimentatie en dat hij financieel in staat is om bij te dragen aan de kosten van hun kind. Het hof heeft vastgesteld dat de man, op basis van zijn netto inkomen van € 1.200,- per maand, in staat is om een bijdrage van € 195,75 per maand te betalen, met ingang van 1 september 2006.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage van € 195,75 per maand moet betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen partners zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man direct moet beginnen met betalen, ongeacht eventuele verdere rechtszaken.