ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ6341

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0500628
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • J. Meulenbroek
  • A. Feddes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en onderbouwing van vorderingen in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante] en WML Wegenbouw B.V. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellante] haar stelling dat WML wanprestatie had gepleegd, onvoldoende feitelijk had onderbouwd. Het hof bevestigde deze conclusie en oordeelde dat [appellante] niet in staat was geweest om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren ter onderbouwing van haar claims.

[appellante] had een overeenkomst gesloten met WML voor de aanleg van een verharding op haar bedrijfsterrein. Na de uitvoering van de werkzaamheden ontstond er een geschil over de kwaliteit van het geleverde werk en de garantie die WML had afgegeven. [appellante] had een aantal betalingen verricht, maar weigerde het resterende bedrag van de factuur te voldoen, wat leidde tot een rechtszaak.

Het hof oordeelde dat de door [appellante] ingebrachte bewijsstukken, waaronder foto's van de verharding, niet voldoende waren om haar claims te onderbouwen. Het hof wees erop dat de kwaliteit van het werk door WML niet was betwist en dat [appellante] niet had aangetoond dat de verharding niet voldeed aan de eisen. De rechtbank had de vorderingen van WML toegewezen en die van [appellante] afgewezen. Het hof bekrachtigde dit vonnis en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

typ. MBR
rolnr. C0500628/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
vijfde kamer, van 9 januari 2007,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE],
gevestigd te [plaats], [gemeente],
appellante,
procureur: mr. J.E. Benner,
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WML WEGENBOUW B.V.,
gevestigd te Heythuysen,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 april 2005 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht tussen appellante, [appellante], als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde, WML, als eiseres in conventie, verweerster in reconventie onder zaaknummer 93810/HA ZA 04-694 gewezen vonnis van 12 januari 2005.
1. De eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep, dat zich bij de processtukken bevindt.
2. Het geding in hoger beroep
Van dit vonnis is [appellante] tijdig in hoger beroep gekomen.
Bij memorie van grieven heeft [appellante] onder overlegging van vijf producties grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van deze memorie nader staat omschreven.
Bij memorie van antwoord heeft WML de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
Vervolgens heeft [appellante] onder overlegging van drie producties een akte uitlating genomen waarop WML een antwoordakte heeft genomen.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
3. De grieven
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1 Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
a) [appellante] verkoopt en verhuurt semi-permanente gebouwen, werkplaatsen en containers. Zij gebruikt daarvoor een terrein aan de [adres 1] te [plaats].
b) WML houdt zich onder meer bezig met de aanleg van wegverhardingen.
c) [appellante] wenste tot verharding van haar bedrijfsterrein over te gaan en heeft daarover gesproken met WML. In verband hiermee heeft WML op 25 oktober 2001 een offerte aan [appellante] gezonden inzake het leveren en aanbrengen van een verharding inclusief riolering op het bedrijfsterrein voor een bedrag van ƒ 97.000,= (E. 44.016,68) excl. btw (prod. 3 inl.dagv.).
d) Op basis van deze offerte en een aanvullende afspraak tussen partijen over het aanbrengen van een onderlaag voor de asfaltverharding heeft WML werkzaamheden uitgevoerd die in december 2001 zijn gestart (onderlaag en eerste asfaltlaag) en op 24 juni 2002 (tweede asfaltlaag) zijn afgesloten. WML heeft hierbij voor het asfalteren gebruik gemaakt van de Echter Asfalt Centrale (EAC) bv als onderaannemer. Voorafgaande aan het aanbrengen van de tweede asfaltlaag zijn van de eerder aangebrachte laag voor rekening van WML de minder stabiele delen vervangen.
e) [appellante] heeft het bedrijfsterrein tussen het aanbrengen van de twee asfaltlagen in gebruik gehad. Na het leggen van de tweede asfaltlaag heeft zij het weer in gebruik genomen.
f) WML heeft de uitgevoerde werkzaamheden op 5 december 2001 en 4 februari 2002 aan [appellante] gefactureerd. In totaal gaat hierbij, na verrekening van een creditnota, om een bedrag van E. 75.902,54.
g) Tussen partijen is discussie ontstaan over de uitgevoerde werkzaamheden en met name over de door WML daarover af te geven garantieverklaring.
h) [appellante] heeft in de periode van 14 december 2001 tot en met 18 juli 2003 vijf betalingen tot een totaal van E. 55.004,71 verricht. Bij brieven van 13 mei 2003 en 2 maart 2004 heeft WML [appellante] verzocht/ gesommeerd het op dat moment nog openstaande factuurbedrag te voldoen. Het restant van
E. 20.897,83 weigert [appellante] te voldoen.
i) WML heeft daarop bij dagvaarding van 25 juni 2004 de onderhavige procedure tegen [appellante] aanhangig gemaakt.
j) Op 9 juli 2004 heeft Geoconsult Geotechniek bv aan (de raadsman van) [appellante] een rapport uitgebracht over het funderingspakket onder de asfaltverharding op het bedrijfsterrein van [appellante] (prod. 6 cva/ cve).
4.2 In deze procedure vordert WML in conventie, kort gezegd, veroordeling van [appellante] tot betaling van het openstaande bedrag van E. 20.897,83 met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2003 en buitengerechtelijke kosten ad E. 3.134,67. In reconventie vordert [appellante], samengevat, ontbinding van de overeenkomst, veroordeling van WML tot betaling van schadevergoeding en van de kosten van het rapport van Geoconsult Geotechniek bv en benoeming van een deskundige. Partijen hebben de vorderingen over en weer bestreden. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vorderingen van WML toegewezen en de vorderingen van [appellante] afgewezen. Tegen beide beslissingen richten zich de grieven van [appellante].
4.3 Tussen partijen is niet in discussie dat WML, mede door middel van EAC bv, de werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat het bedrijfsterrein daarna ongewijzigd door [appellante] in gebruik is genomen. Ook de hoogte van de facturen die WML in verband met dit werk aan [appellante] heeft gezonden is niet in discussie. Het verweer van [appellante] tegen de vorderingen van WML betreft de kwaliteit van het geleverde werk die volgens [appellante] niet aan de eisen voldoet. Dezelfde stelling ligt ten grondslag aan de reconventionele vorderingen van [appellante]. Het is aan [appellante] om deze stelling tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door WML nader te onderbouwen.
4.4 [appellante] heeft zich zorgen gemaakt over de kwaliteit van de aangebrachte verharding. In verband daarmee hebben partijen nader overleg gehad over de precieze inhoud van de door WML af te geven garantieverklaring. Deze verklaring zou (hoe de inhoud ervan ook zou zijn) in ieder geval een periode van drie jaar betreffen, derhalve tot 25 juni 2005. De memorie van grieven is genomen op 21 juni 2005, de nadere akte op 27 september 2005. [appellante] moet aldus in staat zijn concreet aan te geven hoe de verharding zich heeft gehouden gedurende de gehele periode waarop een door WML te verstrekken garantie betrekking heeft.
4.5 [appellante] heeft in dit verband bij bedoelde nadere akte enkele foto's in het geding gebracht waaruit volgens de bijgevoegde aanduiding blijkt dat de eerste laag asfalt na het aanbrengen op meerdere plaatsen was gebarsten. Door WML is in haar antwoordakte opgemerkt dat niet kan worden vastgesteld waar en wanneer deze foto's zijn genomen. Verder wijst zij erop dat medio 2002 de kwalitatief mindere delen zijn vervangen. Naar het oordeel van het hof kan aan deze foto's reeds hierom geen gewicht worden toegekend nu daaruit zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan worden afgeleid dat de werkzaamheden van WML na de afronding ervan (nog) gebreken vertoonde. Een onderbouwing voor de stelling van [appellante] leveren de foto's niet op.
4.6 Datzelfde geldt voor het rapport van Geoconsult Geotechniek bv, waarvan de inhoud overigens door WML wordt betwist. Dit rapport is blijkens de inleiding ervan opgesteld vanwege klachten van de eigenaar van het terrein dat het aanwezige materiaal onvoldoende draagkrachtig zou zijn. Het rapport bevat de weergave van het naar aanleiding daarvan uitgevoerde onderzoek en een aantal conclusies. Deze conclusies bevatten in feite een samenvatting van de bevindingen van het onderzoek maar bevatten geen oordeel over de kwaliteit van het door WML geleverde werk, over de mate waarin de klachten/zorgen van [appellante] gerechtvaardigd zijn, over de bruikbaarheid van de verharding op dit moment en/of in de toekomst en over de wenselijkheid of noodzaak van eventueel herstel. Ook bevat dat rapport geen conclusies te aanzien van de gevolgen van de in dat rapport geconstateerde "tekortkoming" dat de verdichting van het menggranulaat bij proefgat 3,96% in plaats van minimaal 98% was, en evenmin ten aanzien van de gevolgen van het feit dat de fractie "fijne deeltjes" te groot zou zijn. Daarmee biedt het rapport geen onderbouwing voor de stelling van [appellante] dat de verharding niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld kunnen worden.
4.7 Het hof neemt hierbij in aanmerking de (niet betwiste) brief van EAC bv van 7 november 2003 waarin wordt aangegeven dat zijdens [appellante] in augustus 2003 te kennen is gegeven dat 'met het plein helemaal niets mis is en dat het naar tevredenheid gebruikt wordt' (prod. 11 inl.dagv.). Dat het terrein nadien onbruikbaar is geworden om redenen die verband houden met de aanleg van de verharding ervan, blijkt nergens uit.
4.8 De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat [appellante] haar stelling dat WML jegens [appellante] wanprestatie heeft gepleegd, onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Het hof deelt deze conclusie op de hiervoor weergegeven gronden, terwijl het hof zich voor het overige aansluit bij hetgeen de rechtbank in dit verband verder heeft overwogen over de door [appellante] naar voren gebrachte klachten.
4.9 [appellante] heeft het hof verzocht een deskundige te benoemen en heeft op een aantal punten bewijs aangeboden. Daar komt het hof evenwel niet aan toe nu door [appellante] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd om haar stelling te onderbouwen dat sprake is van wanprestatie aan de zijde van WML. Aldus heeft [appellante] niet voldaan aan haar stelplicht, zodat reeds hierop haar verweer in conventie en haar vorderingen in reconventie stranden. Voor (nader) bewijs is onder deze omstandigheden geen plaats.
4.10 Een en ander leidt tot de slotsom dat de grieven van [appellante] geen doel treffen, zodat het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van WML begroot op E. 720,= aan verschotten en op E. 1.341,= aan salaris procureur;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Feddes en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 9 januari 2007.