ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ6433

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0501596
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Rothuizen-van Dijk
  • P. Pellis
  • F. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor beëindiging bedrijfsstagnatieverzekering

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de assurantietussenpersoon Vegio voor de beëindiging van een bedrijfsstagnatieverzekering van appellante, een pluimveebedrijf. Op 25 maart 2004 brandde het bedrijf van appellante nagenoeg volledig af, waarna zij aanspraak wilde maken op de verzekering. Appellante ontdekte echter dat de verzekering in 2001 was beëindigd, zonder haar toestemming. Appellante stelt dat Vegio tekort is geschoten in haar zorgplicht door de verzekering te beëindigen zonder haar hierover te informeren. De voormalige vennoten van Vegio, de geïntimeerden, worden door appellante aansprakelijk gesteld voor deze tekortkomingen.

Het hof oordeelt dat appellante niet tijdig heeft geklaagd over de beëindiging van de verzekering. Het hof stelt vast dat appellante op meerdere momenten vóór de brand had kunnen ontdekken dat zij niet verzekerd was voor bedrijfsstagnatieschade. De polisbladen die appellante ontving, gaven duidelijk aan dat er geen verzekering was afgesloten voor bedrijfsstagnatie. Het hof concludeert dat appellante niet heeft voldaan aan haar zorgplicht om de ontvangen polisbladen te controleren en dat zij daardoor niet kan terugkomen op de aansprakelijkheid van Vegio.

De vordering van appellante wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Roermond, waarbij appellante in de kosten van de appelprocedure wordt veroordeeld. Dit arrest is gewezen door de mrs. Rothuizen-van Dijk, Pellis en F. Vermeulen en uitgesproken op 9 januari 2007.

Uitspraak

typ. JD
rolnr. C0501596/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zesde kamer, van 9 januari 2007,
gewezen in de zaak van:
de vennootschap onder firma [APPELLANTE],
gevestigd te [plaats], [gemeente],
appellante bij exploot van dagvaarding van 17 oktober 2005,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
1. de besloten vennootschap [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
gevestigd te [plaats],
2. de coöperatieve vereniging Verzekeringscoöperatie
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats], [gemeente],
geïntimeerden bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
op het hoger beroep van het door de rechtbank te Roermond gewezen vonnis van 14 september 2005 tussen appellante
- hierna: [appellante] - als eiseres en geïntimeerden
- hierna gezamenlijk: - als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 66681/Ha Za 05-259)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis alsmede het vonnis van 25 mei 2005.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellante] elf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing alsnog van haar vordering in de inleidende dagvaarding.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna hun standpunten bij pleidooi doen toelichten, bij welke gelegenheid [appellante] bij akte een productie (verklaring van [medewerker 3 geïntimeerde]) in het geding heeft gebracht. Voorts hebben partijen de gedingstukken inclusief de pleitnotities overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte tekst van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. De grieven 1 en 2 richten zich tegen de door de rechtbank in onderdeel 2 van het beroepen vonnis vastgestelde feiten. Deze grieven slagen in zoverre dat het hof naar aanleiding van de in deze grieven verwoorde bezwaren de tussen partijen vaststaande feiten - als enerzijds gesteld en anderzijds niet gemotiveerd betwist - nader als volgt weergeeft.
a. [appellante] exploiteerde in ieder geval vanaf 1998 tot aan na te noemen brand in 2004 een middelgroot pluimveebedrijf.
b. [appellante] had haar verzekeringen (grotendeels) ondergebracht bij Interpolis en heeft daarbij steeds gebruik gemaakt van de diensten van een (wisselende) assurantietussenpersoon.
c. In ieder geval vanaf 1998 tot 1 januari 2002 was Vegio Verzekeringsgroep Nederweert-Ell V.O.F. (hierna: Vegio) de assurantietussenpersoon van [appellante]. Vegio is blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel per 31 december 2004 ontbonden. De beide geïntimeerden - [geïntimeerden] - zijn vennoten van Vegio geweest.
d. Vegio heeft per 1 januari 2002 haar verzekeringsportefeuille overgedragen aan Maretel B.V., die op haar beurt in 2004 de verzekeringsportefeuille heeft overgedragen aan de Rabobank in de regio Weert.
e. Eind jaren negentig heeft [appellante] haar bedrijf aanzienlijk uitgebreid; in verband daarmee heeft ten behoeve van de verzekering een taxatie van verschillende verzekerde belangen plaatsgevonden.
f. Interpolis heeft eind jaren negentig de Bedrijven Compact Polis (BCP) ontwikkeld. De BCP van [appellante] is op 15 januari 2001 geactiveerd met terugwerkende kracht tot 1 september 1999.
g. [appellante] heeft diverse jaren een bedrijfsstagnatieverzekering gehad bij Interpolis, laatstelijk met een verzekerde som van fl. 80.000,-- (E. 36.302,--). Deze verzekering is blijkens de overgelegde kopie-polisbladen per 1 juni 2001 uit het verzekeringspakket verwijderd. [appellante] heeft vanaf dat moment geen premie meer betaald voor deze verzekering.
h. Op alle polisbladen vanaf 11 juni 2001 tot en met die van 11 juni 2004 staat op de eerste pagina onder de kopje "Rubriek Verzekerde zaken (aantal)" vermeld "Bedrijfsstagnatie In deze rubriek heeft u geen verzekering gesloten" en onder het kopje "Netto jaarpremie" is vervolgens geen bedrag opgenomen. Het gaat hierbij in ieder geval om de polisbladen van 11 juni 2001, 6 juli 2001, 7 augustus 2001, 6 augustus 2002, 20 maart 2003, 16 juni 2003, 4 augustus 2003, 30 september 2003, en 11 juni 2004.
i. Op 25 maart 2004 is het bedrijf van [appellante] nagenoeg volledig afgebrand. [appellante] heeft vanaf die datum geen pluimvee meer en lijdt daardoor bedrijfsstagnatieschade. [appellante] heeft vervolgens via haar toenmalige assurantietussenpersoon om uitkering van de bedrijfsschade door Interpolis verzocht en heeft toen te horen gekregen dat deze verzekering in 2001 was beëindigd.
4.2 In de onderhavige procedure stelt [appellante] kort gezegd dat Vegio tekort geschoten is in haar taak als assurantietussenpersoon, dan wel een onrechtmatige daad jegens [appellante] heeft gepleegd door in 2001 zonder toestemming van [appellante] de bedrijfsstagnatiepolis te beëindigen. Voor zover Vegio wel een opdracht van [appellante] daartoe had, heeft Vegio ten onrechte [appellante] niet gewaarschuwd voor de risico's van beëindiging van die verzekering. [appellante] stelt de voormalige vennoten van Vegio - [geïntimeerden] - daarvoor aansprakelijk.
Op die grond vordert [appellante] twee verklaringen voor recht in voornoemde zin, een veroordeling van [geïntimeerden] tot het betalen van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, alsmede betaling van een voorschot op die schadevergoeding ad E. 270.000,--.
4.3 [geïntimeerden] betwist de vordering van [appellante]; zij stelt daartoe onder meer dat [medewerker 1 geïntimeerde] in mei 2001 opdracht van [appellante] heeft gekregen om de onderhavige verzekering te beëindigen. Voorts voert zij aan dat [appellante] te laat heeft geklaagd, zodat [appellante] op grond van het bepaalde in artikel 6:89 BW haar rechten heeft verwerkt.
4.4 De rechtbank heeft op grond van voornoemde wetsbepaling de vordering van [appellante] afgewezen.
4.5 De grieven 3 tot en met 11 richten zich tegen de diverse overwegingen van de rechtbank, die tot de afwijzing van de vordering van [appellante] hebben geleid. Het hof zal deze grieven derhalve niet afzonderlijk maar hierna gezamenlijk beoordelen.
4.6 In de overwegingen 4.7 tot en met 4.9 zal het hof veronderstellenderwijs uitgaan van de juistheid van na te noemen, door [appellante] gestelde feiten en omstandigheden. Een deel van deze feiten en omstandigheden heeft [appellante] bij monde van haar twee op het pleidooi in hoger beroep aanwezige vennoten desgevraagd vermeld.
a. [medewerker 3 geïntimeerde], medewerker buitendienst bij Vegio, heeft tot aan haar vertrek bij Vegio begin 2000 (zie pleitnota [appellante]) de contacten met [appellante] onderhouden. [appellante] kreeg in die periode de polisbladen van haar verzekering bij Interpolis rechtstreeks van [medewerker 3 geïntimeerde], die niet alleen bij [appellante] een maal per jaar de oude polisbladen in de daartoe bestemde klapper verving door de nieuwe polisbladen, maar ook de polisbladen controleerde en aan de vennoten van [appellante] uitlegde wat er veranderd was.
b. Na het vertrek van [medewerker 3 geïntimeerde] bij Vegio begin 2000 heeft [appellante] enige tijd geen polisbladen ontvangen. Het eerste polisblad dat [appellante] na die periode weer ontving, was volgens [appellante] het polisblad d.d. 6 augustus 2002. De hierna volgende polisbladen heeft [appellante] eveneens ontvangen.
c. De heer [medewerker 2 geïntimeerde], eveneens medewerker buitendienst bij Vegio, heeft na het vertrek van [medewerker 3 geïntimeerde] de contacten namens Vegio met [appellante] onderhouden. Daartoe is hij één keer, in mei 2001, bij [appellante] op bezoek geweest. [appellante] heeft toen geen opdracht aan [medewerker 2 geïntimeerde] gegeven om de bedrijfsstagnatieverzekering te beëindigen.
d. [vennoot appellante], één van de vennoten van [appellante], was belast met de administratie van het bedrijf, waaronder ook de verwerking van de polisbladen viel. Bij ontvangst van de polisbladen keek zij - blijkens haar verklaring bij pleidooi in hoger beroep - uitsluitend of het nieuwe polisblad in de klapper met privéverzekeringen dan wel in de klapper met bedrijfsverzekeringen thuishoorde. Verder keek zij niet naar de tekst op de polisbladen; evenmin keek zij of de daarbij genoemde premiebedragen klopten. Het is haar derhalve nooit opgevallen dat er bij de post Bedrijfsstagnatie vermeld stond dat hiervoor geen verzekering was afgesloten.
4.7 [appellante] heeft niet gesteld dat Vegio dan wel haar vennoten met opzet de bedrijfsstagnatieverzekering van [appellante] zonder toestemming of opdracht daartoe van [appellante] heeft beëindigd. Het hof zal daar derhalve dan ook niet van uit gaan.
Het eerste verwijt van [appellante] aan Vegio is derhalve dat Vegio niet de zorg van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon in acht heeft genomen door zonder opdracht, derhalve ten gevolge van een fout, aan Interpolis door te geven dat de verzekering terzake van de bedrijfsstagnatie beëindigd moest worden. In beginsel is Vegio onder dergelijke omstandigheden op grond van een tekortkoming aansprakelijk voor de schade van [appellante].
4.8 Naar het oordeel van het hof had [appellante] echter bij de ontvangst van de polisbladen d.d. 6 augustus 2002, de eerste die zij naar haar zeggen weer ontving na "de periode [medewerker 3 geïntimeerde]", redelijkerwijs behoren te zien dat er een fout was gemaakt ten aanzien van de bedrijfsstagnatieverzekering. [appellante] heeft weliswaar gesteld dat zij geen enkel verstand had van verzekeringen, maar dit brengt niet zonder meer mee - en dit heeft zij ook niet voldoende onderbouwd gesteld - dat zij niet begreep wat de tekst "Bedrijfsstagnatie In deze rubriek heeft u geen verzekering afgesloten" betekende. In dit kader wijst het hof er op dat [appellante] zelf heeft aangevoerd dat juist door [medewerker 3 geïntimeerde] omstreeks 1999 was aangedrongen op het verhogen van deze verzekering en dat het belang van deze verzekering derhalve kennelijk met [appellante] althans met haar vennoten besproken was. Overigens lijkt de hiervoor geciteerde tekst ook zonder toelichting van [medewerker 3 geïntimeerde] voor een bedrijf met de omvang van [appellante] in beginsel niet moeilijk te begrijpen.
[appellante] had niet mogen volstaan met het louter opbergen van die polisbladen, derhalve zonder enige vorm van controle op het overzicht op de eerste pagina van de ontvangen polisbladen. Eén simpele blik op de eerste pagina van de polisbladen had dank zij de overzichtelijke indeling daarvan aan [appellante] duidelijk kunnen maken dat de bedrijfsstagnatieverzekering beëindigd was.
Ook [appellante] dient op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid enige vorm van controle uit te oefenen op de ten behoeve van haar, [appellante], door Vegio uitgevoerde werkzaamheden, zo al niet ten behoeve van zichzelf dan toch in ieder geval ten behoeve van de belangen van haar contractspartner, Vegio. Dit geldt temeer nu zij naar haar zeggen gedurende enige tijd - van begin 2000 tot aan augustus 2002 - geen enkel polisblad had ontvangen en uit de overgelegde kopie-polis van bijvoorbeeld 11 juni 2001 blijkt dat er in de voorliggende periode zeer veel wijzigingen waren doorgevoerd. Zo [appellante] deze controle van het polisblad d.d. 6 augustus 2002 had nagelaten, dan had zij dat behoren te doen met in ieder geval één van de overige vier, vóór de brand ontvangen polisbladen.
4.9 Nu [appellante] derhalve op tenminste vijf verschillende tijdstippen geruime tijd vóór de brand redelijkerwijs had kunnen ontdekken dat zij niet verzekerd was voor bedrijfsstagnatieschade en daarmee tevens had behoren te ontdekken dat dit een gevolg was van een fout van Vegio, heeft zij niet binnen bekwame tijd nadat zij de fout redelijkerwijs heeft kunnen ontdekken hierover geklaagd.
Derhalve kan zij thans geen beroep meer doen op de aansprakelijkheid van Vegio of diens vennoten voor deze fout. Nu het hof tot deze conclusie is gekomen op grond van door [appellante] zelf gestelde feiten en omstandigheden, gaat het hof voorbij aan de diverse bewijsaanbiedingen van [appellante].
4.10 Subsidiair heeft [appellante] nog aangevoerd dat - in het geval [appellante] wèl aan Vegio een opdracht tot beëindiging van de bedrijfsstagnatieverzekering zou hebben gegeven - Vegio een verwijt valt te maken doordat Vegio haar onvoldoende zou hebben gewaarschuwd voor de financiële risico's van het beëindigen van een dergelijke verzekering. Deze vordering faalt wegens gebrek aan voldoende feitelijke onderbouwing. Immers, [appellante] heeft zelf gesteld (o.a. 3.8 pleitnota [appellante]) dat [medewerker 3 geïntimeerde] van Vegio heeft gewezen op de belangen van een dergelijke verzekering en er in 1999 nog op heeft aangedrongen dat deze verzekering juist verhoogd diende te worden nu het bedrijf eind jaren negentig sterk was uitgebreid. Dan valt zonder nadere toelichting - die niet is gegeven - niet in te zien dat [appellante] het belang van deze verzekering in mei 2001 niet begrepen kan hebben.
4.11 Uit hetgeen [appellante] heeft gesteld valt niet af te leiden dat het verwijt van [appellante] aan Vegio naast wanprestatie tevens een onrechtmatige daad oplevert. Immers, uit de jurisprudentie blijkt dat dit jegens de contractuele wederpartij slechts het geval zal zijn indien de gedraging - in casu het opzeggen door Vegio van de bedrijfsstagnatieverzekering - los van de contractuele verhouding een onrechtmatige daad oplevert. Ook de vordering wegens onrechtmatige daad dient derhalve afgewezen te worden.
4.12 Het voorgaande brengt mee dat de grieven falen en het beroepen vonnis op de in dit arrest genoemde gronden bekrachtigd dient te worden. [appellante] zal als de in appel in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden inde kosten van de appelprocedure.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het beroepen vonnis d.d. 14 september 2005 van de rechtbank te Roermond;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de appelprocedure, welke kosten het hof aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op E. 5.731,-- voor verschotten en op E. 9.789,-- voor salaris procureur;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door de mrs. Rothuizen-van Dijk, Pellis en F. Vermeulen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 9 januari 2007.