ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ7140
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- C.R.L.R.M. Ficq
- J.W. de Ruijter
- A.H.Q. Goossens
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid en geldigheid van de inleidende dagvaarding in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 13 september 2005, waarbij hij was veroordeeld. De kern van de zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep en de geldigheid van de inleidende dagvaarding. De verdachte had consulenten gemachtigd om gerechtelijke mededelingen in ontvangst te nemen, maar het hof oordeelde dat deze machtiging niet voldeed aan de eisen van artikel 588, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit omdat de machtiging niet specifiek was voor de dagvaarding in kwestie, waardoor de dagvaarding niet als aan de verdachte in persoon betekend kon worden beschouwd.
Het hof stelde vast dat de inleidende dagvaarding nietig was, omdat op de akten van uitreiking niet de persoons- en functiegegevens van de ambtenaar waren vermeld die de akte had opgemaakt. Ook waren de akten niet ondertekend door de desbetreffende ambtenaar. Hierdoor kon de verdachte niet worden geacht in persoon te zijn opgeroepen, wat in strijd was met de wettelijke vereisten. Het hof verklaarde de dagvaarding in eerste aanleg nietig en vernietigde het vonnis waarvan beroep. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele stappen in het strafrecht, vooral met betrekking tot de rechten van de verdachte en de geldigheid van dagvaardingen.
De uitspraak van het hof heeft belangrijke implicaties voor de rechtsgeldigheid van dagvaardingen en de rol van gemachtigden in het strafproces. Het hof heeft de verdachte ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, maar de inleidende dagvaarding werd als nietig beschouwd, wat leidde tot de vernietiging van het eerdere vonnis.