4.2. Het gaat in dit geding, voor zover thans van belang, om het volgende.
(a) Tussen [appellante] en FPC (onderdeel van de [bedrijf 1], verder steeds FPC te noemen) hebben in de periode van eind 2000 tot ongeveer medio 2002 besprekingen en onderhandelingen plaatsgehad betreffende de vestiging van een amusementscentrum te [plaats 1].
(b) Aan deze gesprekken ging vooraf het sluiten (op [datum 1]) van een "realiseringsovereenkomst herontwikkeling locatie "Rabobank" op het [adres 1] te [plaats 1]" (productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg), tussen [appellante] en de gemeente Reiderland, waarbij [appellante] zich jegens de gemeente Reiderland verplichtte de ontwikkeling van de locatie Rabobank te [plaats 1] (deel uitmakend van de gemeente Reiderland) ter hand te nemen.
(c) Op 22 november 2000 heeft een gesprek plaatsgehad tussen [appellante] en FPC, tijdens welk gesprek de directeur van FPC [directeur geïntimeerde] meegedeeld heeft geïnteresseerd te zijn in de eventuele vestiging van een amusementscenter op de locatie te [plaats 1].
(d) Op 30 november 2000 heeft FPC aan [appellante] een conceptplan toegezonden voor de locatie [plaats 1] (productie 1 bij conclusie van antwoord); daarin wordt in de 2e alinea van de inleiding opgemerkt:
"De uitvoering c.q. nadere invulling van het hier voorgestelde concept is uiteraard afhankelijk van een aantal randvoorwaarden en een haalbaarheidsstudie met betrekking tot de economische exploitatie mogelijkheden in vergelijking tot het vereiste investeringsplan. Voorts dient het plan getoetst te worden op de juridische haalbaarheid."
(e) Bij fax van 8 december 2000 (productie 2 bij conclusie van antwoord) heeft [appellante] aan FPC "de concepttekst m.b.t. [project plaats 1]" toegezonden met het verzoek om commentaar. In dit stuk wordt onder meer opgemerkt dat "dit voorstel niet meer dan een "aftrap" voor een eventueel op te starten discussie" is.
(f) Op 12 januari 2001 bezoekt een delegatie van [appellante] en de gemeente Reiderland FPC in Kerkrade en het door FPC aldaar geëxploiteerde amusementscenter Taj Mahal.
(g) Op 26 januari 2001 vindt te Kerkrade overleg plaats tussen [appellante] en (vertegenwoordigers van) FPC.
(h) Bij brief van 31 januari 2001 (productie 3 bij conclusie van antwoord) deelt [appellante] aan FPC betreffende [project plaats 1] onder meer het volgende mee:
"Refererend aan ons onderhoud te Kerkrade d.d. 26 januari jl., bevestig ik de afspraken welke wij daar over het bovengenoemde project hebben gemaakt.
[appellante] heeft positie op deze locatie en handelt in dezen als Projectontwikkelaar/Aannemer. Zij zal dit project "Turn-key" ontwikkelen en opleveren in een 1:1 relatie in bouwteam met de [bedrijf 2].
Er zal worden gewerkt met een open begroting waaraan de systematiek van de VG-Bouw ten grondslag ligt. Over de op deze wijze tot stand gekomen projectsom zal [appellante] de volgende marges berekenen:
( 7% Algemene Kosten
( 4% Winst & Risico
( 6% Projectontwikkelings-fee
( alsmede een eventuele opslag voor de t.b.v. dit project af te sluiten CAR-polis
Daar waar nodig zal [bedrijf 2] haar eigen specifieke expertise en/of onderaannemers inbrengen ().
Betaling zal geschieden aan de hand van zogenaamde "Termijnstaten", welke in overleg zullen worden vastgesteld. Het tijdstip van overdracht van de gronden zal in nader overleg worden bepaald, ten einde het fiscaal meest aantrekkelijke moment te kunnen bepalen.
()
In overleg met uw [medewerker 1 geïntimeerde] is [architect] reeds opdracht verstrekt tot het maken van een 3-tal lay-out studies, welke medio maart zullen worden gepresenteerd en besproken. ()
In het vertrouwen op deze wijze het project op een voorspoedige wijze succesvol te kunnen afronden, verzoek ik u een van deze exemplaren ondertekend retour te zenden waarna zo spoedig mogelijk daarna het bouwteam geformeerde opgestart kan worden."
(i) De brief is door FPC niet voor akkoord getekend geretourneerd.
(j) Bij fax van 7 februari 2001 (productie 5 bij inleidende dagvaarding) heeft [architect] voornoemd aan [medewerker 1 geïntimeerde] voornoemd ter informatie toegezonden "de offerte inzake [project plaats 1], zoals verstuurd aan [appellante]".
(k) Op [datum 2] (productie 8 bij inleidende dagvaarding) is ten overstaan van radio, tv en schrijvende pers een stuk getiteld "overeenkomst [adres 1] [plaats 1]" ondertekend door de burgemeester van de gemeente Reiderland, door [directeur appellante], en door [directeur geïntimeerde] als directeur van FPC. In dit stuk is onder meer opgenomen:
"IN AANMERKING NEMENDE ()
Dat [bedrijf 1] en [appellante], blijkens brieven gedateerd 30 januari 2001 en 19 februari 2001, overeengekomen zijn dat zij, in bouwteamverband, een hoogwaardig en grootschalig amusementscentrum (2000 m²) en een parkeerkelder (1000 m²) in genoemd plan gebied turnkey zullen ontwikkelen.
VERKLAREN HET VOLGENDE
Artikel 1
() Dat [appellante] en [bedrijf 1] de gemeente ervan in kennis hebben gesteld dat zij bereid zijn, in bouwteamverband, een amusementscentrum (2.000 m²) en een parkeerkelder (1.000 m²) in genoemd plangebied turn-key te ontwikkelen, een en ander onder de voorwaarden zoals deze tussen [appellante] en [bedrijf 1] zijn overeengekomen."
(l) Bij brief van 30 mei 2001 (productie 9 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft [appellante] aan FPC een brief gezonden waarvan de aanhef luidt:
"Refererend aan de diverse besprekingen en bijeenkomsten aangaande bovengenoemd project en met name als gevolg van het aan u gerichte en in afschrift aan ons gezonden schrijven van de Gemeente Reiderland d.d. 17 mei jl., willen wij onderstaand onze sterke bezorgdheid omtrent de uitvoering en de voortgang van de tussen onze ondernemingen vastgelegde afspraken uitspreken."
Na een "chronologische recapitulatie" besluit de brief als volgt:
"Met het oog op de geplande bijeenkomst d.d. 4 juli a.s. te Arnhem verzoek ik u dan ook dringend uw plannen nogmaals in heroverweging te nemen en alsnog te komen tot realisatie van het plan in vergelijkbare vorm als overeengekomen tussen partijen. Ik sluit niet uit dat de Gemeente Reiderland een degradatie van deze plannen in de door u voorgestelde vorm niet zou kunnen honoreren. De dan, na een ingebrekestelling, onherroepelijk te verwachten claims wegens gederfde inkomsten en gemaakte kosten van de diverse bij dit project betrokken partijen zouden een - naar mijn stellige overtuiging: overbodige - zware wissel trekken op onze zeer aangename verstandhouding. Onzerzijds zullen wij, even als voorheen, ons tot het uiterste inspannen om tot een voor alle partijen acceptabele oplossing te geraken."
(m) Op deze brief heeft FPC bij brief van 7 juni 2001 (productie 12 cva) onder meer geantwoord:
"Wij zullen niet ingaan op de door u geschetste chronologische opsomming van de feiten. Dat wil niet zeggen dat we het daarmee eens zijn. In dit stadium is het ons inziens niet nodig om alles tot op de komma te weerleggen.
Belangrijker is dat wij steeds hebben laten blijken dat het project economisch en juridisch haalbaar moet zijn.
Tot nu toe is hoofdzakelijk de juridische haalbaarheid bekeken, waarbij e.e.a. in een stroomversnelling is gekomen, vandaar de overeenkomst van 20 maart jl. door het vertrek van [burgemeester gemeente Reiderland], burgemeester van de gemeente Reiderland.
In bedoelde overeenkomst is de bereidheid neergelegd om in bouwteamverband een amusementscenter in het plangebied Tunkey te ontwikkelen, evenwel onder de voorwaarden die over en weer zijn uitgesproken. Een van die voorwaarden is uiteraard de economische haalbaarheid van het project.
Wij zijn thans druk doende om het project op haar economische haalbaarheid toetsen. Naar het ons voorkomt is een project van een omvang zoals aanvankelijk gedacht, economisch niet haalbaar."
(n) Bij brief van 11 juli 2001 (productie 23 bij het verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor dat door [appellante]
als productie A bij mvg is overgelegd) van [appellante] aan FPC (de heer [medewerker 1 geïntimeerde]) deelt [appellante] FPC onder meer mee:
"Naar aanleiding van de briefwisseling hieromtrent d.d. 30 mei 2001 onzerzijds en uw antwoordschrijven d.d. 7 juni 2001, heeft overleg over de voortgang van dit project plaatsgevonden.
U gaf tijdens deze bespreking aan exploitatie van het bestaande ontwerp economisch niet haalbaar te achten en te streven naar een kleiner volume. Uitgangspunt uwerzijds is een bruto oppervlakte van 500 m² en een aantal in te richten parkeerplaatsen op maaiveldniveau van ca. 30.
Ondergetekende gaf aan vast te houden aan de oorspronkelijk overeengekomen uitgangspunten. Wel zijn wij bereid mee te werken aan een oplossing van deze impasse onder de voorwaarde van gegarandeerde, redelijke, financiële compensatie-elementen voor het dan niet te realiseren bouwvolume.()
Vooropgesteld dient wel te worden dat de Gemeente Reiderland met een alternatieve ontwikkeling kan instemmen. Indien dit niet het geval zal blijken te zijn, zullen wij nakoming van de geformuleerde overeengekomen uitgangspunten moeten vorderen ()."
(o) Bij brief van 5 juli 2001 (productie 24 bij het verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor) heeft eerdergenoemde [architect] aan [appellante] onder meer meegedeeld:
"() Begin dit jaar vonden, na meerdere besprekingen met zowel de heer [medewerker 1 geïntimeerde] als de heer [directeur geïntimeerde], onderhandelingen plaats over de voorwaarden waaronder deze opdracht aan ons bureau in opdracht is gegeven en onze verdere betrokkenheid bij een eventueel nu te wijzigen ontwerp. ()
Tijdens de bespreking te Arnhem werd mij duidelijk dat het oorspronkelijke ontwerp waarschijnlijk niet gerealiseerd zal worden en waarschijnlijk voor een veel kleiner alternatief gekozen zal gaan worden, indien de Gemeente Reiderland daarmee akkoord kan gaan. ()"
(p) Bij brief van 26 juli 2001 (productie 25 bij verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor) heeft FPC aan [appellante] onder meer meegedeeld:
"Met betrekking tot de plannen rond het amusementscenter in [plaats 1] hebben wij kennisgenomen van uw brief van 11 juli 2001.
Wij betreuren het dat u hetgeen in onze ogen besproken is op
4 juli j.l., niet geheel juist weergeeft. In aanvulling en afwijking van uw brief is volgens ons het volgende besproken en afgesproken.
Naar onze mening is in de brieven van 31 januari en 19 februari nooit de grootte van het te realiseren amusementscenter overeengekomen. Wel zijn de uitgangspunten tot het realiseren van enig (van welke omvang dan ook) amusementscenter besproken.
Nadat wij de schetsontwerpen hebben ontvangen van [architect] heeft onze heer [medewerker 1 geïntimeerde] aan betrokkenen meegedeeld dat het schetsontwerp niet voldeed aan de door Fair Play gehanteerde normen. Het schetsontwerp is dan ook nimmer door Fair Play goedgekeurd. Begin maart 2001 heeft de heer [medewerker 1 geïntimeerde] aan u een globale kostenopstelling van voornoemd schetsontwerp gevraagd, zodat wij de economische haalbaarheid van het project zouden kunnen toetsen. Deze kostenopstelling is tot op heden echter nog niet ontvangen!
Hierop hebben wij zelf een berekening gemaakt omtrent de economische haalbaarheid van het project. Zoals de heer [medewerker 1 geïntimeerde] op 4 juli aan u heeft medegedeeld zijn wij tot de conclusie gekomen dat de thans door u voorgestelde plannen voor ons economisch niet haalbaar zijn. Wij zijn voorts tot de conclusie gekomen dat een amusementscenter met een aanmerkelijk kleiner vloeroppervlak dan thans door u wordt voorgesteld, economische wel haalbaar zou kunnen zijn.
Uiteraard is ook voor ons van belang dat de gemeente Reiderland instemt met het uiteindelijke plan. Zonder dat wij deze zaak op de spits willen drijven (wij gaan er vanuit dat we een amusementscenter kunnen ontwikkelen waar alle betrokken partijen zich in kunnen vinden), moet ons toch van het hart, dat wij niet inzien waarom nakoming door u gevorderd zou kunnen worden. ()"
(q) Bij brief van 24 augustus 2001 (productie 26 verzoekschrift) heeft de gemeente Reiderland aan FPC onder meer meegedeeld:
"Nadat op 20 maart jongstleden door drie partijen, te weten [bedrijf 2], [appellante] en de gemeente Reiderland een overeenkomst is getekend met de expliciete beschrijving van de omvang van het project, zijn wij met verve gaan werken aan de hiertoe vereiste goedkeuringen, bestemmingsplannen en reconstructie van [adres 2] en het [adres 1], alwaar dit Fair Play Center is gesitueerd. ()
Als een van de drie betrokken partijen zouden wij het op prijs stellen van u te vernemen dat de vorm en het aanzicht van het pand niet zal worden verstoord en dat mede de exploitatieactiviteiten die vervolgens daaruit zullen volgen, conformiteit vertonen met het door u aan ons gepresenteerde. ()"
(r) Bij brief van 4 september 2001 (productie 28 bij verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor) heeft [appellante] aan FPC onder meer meegedeeld:
"Op 27 augustus jl. bespraken wij de voortgang van bovenstaande project op uw kantoor te Kerkrade, in aanwezigheid van uw medewerkers [medewerker 1 geïntimeerde], [medewerker 2 geïntimeerde] en (gedeeltelijk) [medewerker 3 geïntimeerde]. Tevens waren aanwezig onze architect, de heer [architect] en ondergetekende. Ondergetekende zette uiteen dat zijdens [appellante] de uitgangspunten, als verwoord in de brief van 11 juni 2001, onverkort van kracht blijven. ()
Namens [bedrijf 2] formuleert de heer [medewerker 1 geïntimeerde] vervolgens de voorwaarden waaronder de heer [medewerker 1 geïntimeerde] de voortgang van dit project mogelijk acht:
a. De parkeerkelder dient in zijn geheel te vervallen, evenals het bouwblok dat de toegang daartoe markeert. ()
b. Na akkoord [bedrijf 2] met dit VO zal door [appellante] hiervoor aan [bedrijf 2] een globale kostenbegroting worden verstrekt.
c. Na akkoord kosten begroten door [bedrijf 1] zal overleg met de gemeente Reiderland plaatsvinden over al dan niet verlenen instemming met het plan-alternatief.
d. Daarna toetsing van financieel kader nieuw ontwerp versus bestaand ontwerp en het bereiken van overeenstemming tussen [bedrijf 2] en [appellante] omtrent eventueel uit deze toetsing voortvloeiende noodzaak tot compensatie ten behoeve van [appellante] als omschreven in bovenaangehaald schrijven d.d. 11 juli jl. ()"
(s) Bij brief van 26 september 2001 (productie 32 bij verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor) heeft [appellante] aan FPC onder meer meegedeeld:
"Refererend aan het aangename onderhoud () vat ik, met instandhouding van hetgeen hierover in onze eerdere schrijvens is vermeld, onderstaand kort samen hetgeen daar toen is besproken. ()
De hierboven genoemde VO's zijn door u goedgekeurd waar het betreft de contouren van de plattegrond en de bouwhoogte is. ()
Gestreefd zal worden nog dit jaar voor het project tot een bouwvergunningsaanvraag te komen."
(t) Bij brief van 5 februari 2002 (productie 39 bij verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor) heeft FPC aan [appellante] onder meer meegedeeld:
"Zoals reeds in bovengenoemd gesprek medegedeeld, zal de geplande afspraak d.d. 7 februari aanstaande geen doorgang vinden. Onderwerp van genoemde bespreking zou de verdere ontwikkeling van het [project plaats 1], meer specifiek de vestiging van een Fair Play amusementscenter te [plaats 1] zijn.
Op grond van de grondige calculatie en marktonderzoek inzake dit project zien wij ons echter genoodzaakt het besluit te nemen, dat, mede ook door de a-perifere ligging van [plaats 1], wij niet zullen overgaan tot realisatie van een Fair Play amusementscenter te [plaats 1]. Zoals reeds een eerdere schrijven en besprekingen ook aangegeven, is bij de realisatie van het project voortdurend het voorbehoud ten aanzien van de juridische en economische haalbaarheid gemaakt. Helaas zijn wij tot de conclusie gekomen, dat op economische gronden de haalbaarheid van een amusementscenter conform het Fair Play concept in [plaats 1] niet verantwoord is."
(u) Bij brief van 19 februari 2002 (productie 40 bij verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor) bestrijdt [appellante] dat FPC voortdurend een voorbehoud zou hebben gemaakt.
(v) Bij verzoekschrift van 2 maart 2005 heeft [appellante] dit hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te doen houden in verband met dit geschil, welk verzoek door het hof is afgewezen.