Parketnummer: 20-001190-06
Uitspraak : 20 maart 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige economische kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 maart 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-994055-04 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1953],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte terzake van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- een geldboete ter hoogte van EUR 10.000,00 subsidiair 185 dagen hechtenis.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de eerste rechter ten onrechte heeft volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering, nu - gelet op de in eerste aanleg gevoerde verweren - immers niet kan worden gezegd dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend als bedoeld in laatstgenoemde bepaling.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[bedrijf] en/of [bedrijf] op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juni 2002 tot en met 20 april 2004, te Den Bosch en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, twaalf, althans een (of meer) factu(u)r(en) van [bedrijf] en/of [bedrijf],te weten de
factu(u)r(en) met factuurnummer(s)
- 202336 en/of
- 202343 en/of
- 202340 en/of
- 204026 en/of
- 202353 en/of
- 203035 en/of
- 203041 en/of
- 203172 en/of
- 203206 en/of
- 203217 en/of
- 204019 en/of
- 203036,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst en/of door een (of meer) ander(en) valselijk heeft doen of laten opmaken en/of heeft doen of laten vervalsen,
immers heeft/hebben [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk op die factu(u)r(en) vermeld dat humusaarde is geleverd, terwijl in werkelijkheid compost, althans een ander product dan humusaarde, is geleverd, zulks (telkens) met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik (telkens) enig nadeel kon ontstaan, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven strafba(a)r(e) gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
[bedrijf] en/of [bedrijf] op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2003 tot en met 31 december 2003, te Den Bosch en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, vijfentwintig, althans een (of meer) afleveringsbewij(s)(zen) voor zuiveringsslib, compost en zwarte grond ten name van [bedrijf] en/of [bedrijf],te weten het/de afleveringsbewij(s)(zen) met bonnummer(s)
- 29179432 en/of
- 29179882 en/of
- 29179351 en/of
- 29179343 en/of
- 29179360 en/of
- 29179378 en/of
- 29179386 en/of
- 29179335 en/of
- 29179327 en/of
- 29179319 en/of
- 29178061 en/of
- 29178070 en/of
- 29178088 en/of
- 29178096 en/of
- 29178100 en/of
- 29179424 en/of
- 29179890 en/of
- 29179394 en/of
- 29179408 en/of
- 29179416 en/of
- 29178010 en/of
- 29178029 en/of
- 29178037 en/of
- 29178045 en/of
- 29178053,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst en/of door een (of meer) ander(en) valselijk heeft doen of laten opmaken en/of heeft doen of laten vervalsen,
immers heeft/hebben [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk op dat/die afleveringsbewijs(s)(zen) vermeld dat door of namens [bedrijf] zwarte grond is/wordt geleverd aan [betrokkene] te [woonplaats], terwijl in werkelijkheid door of namens [bedrijf] aan die [betrokkene] compost, althans een ander product dan humusaarde, is geleverd zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die afleveringsbewij(s)(zen) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik (telkens) enig nadeel kon ontstaan, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven strafba(a)r(e) gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[bedrijf] en/of [bedrijf] op tijdstippen in de periode van 17 juni 2002 tot en met 20 april 2004, in Nederland, twaalf facturen van [bedrijf] en/of [bedrijf], te weten de facturen met factuurnummers
- 202336 en
- 202343 en
- 202340 en
- 204026 en
- 202353 en
- 203035 en
- 203041 en
- 203172 en
- 203206 en
- 203217 en
- 204019 en
- 203036,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt,
immers heeft/hebben [bedrijf] en/of [bedrijf] valselijk op die factuur vermeld dat humusaarde is geleverd, terwijl in werkelijkheid compost is geleverd, zulks met het oogmerk om die factuur als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik telkens enig nadeel kon ontstaan, aan welke bovenomschreven strafbare gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
[bedrijf] en/of [bedrijf] op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2003 tot en met 31 december 2003, in Nederland, vijfentwintig afleveringsbewijzen voor zuiveringsslib, compost en zwarte grond ten name van [bedrijf], te weten de afleveringsbewijzen met bonnummers
- 29179432 en
- 29179882 en
- 29179351 en
- 29179343 en
- 29179360 en
- 29179378 en
- 29179386 en
- 29179335 en
- 29179327 en
- 29179319 en
- 29178061 en
- 29178070 en
- 29178088 en
- 29178096 en
- 29178100 en
- 29179424 en
- 29179890 en
- 29179394 en
- 29179408 en
- 29179416 en
- 29178010 en
- 29178029 en
- 29178037 en
- 29178045 en
- 29178053,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt,
immers heeft/hebben [bedrijf] en/of [bedrijf] valselijk op dat afleveringsbewijs vermeld dat door of namens [bedrijf] zwarte grond is/wordt geleverd aan [betrokkene] te [woonplaats], terwijl in werkelijkheid door of namens [bedrijf] aan die [betrokkene] compost is geleverd zulks telkens met het oogmerk om dat afleveringsbewijs als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik telkens enig nadeel kon ontstaan, aan welke bovenomschreven strafbare gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A1.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
A2.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
B1.
Zijdens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd
-zakelijk weergegeven- dat nimmer middels analyse is vastgesteld dat hetgeen door het bedrijf van verdachte is geleverd niet daadwerkelijk humusaarde dan wel zwarte grond was zoals op de in de tenlastelegging genoemde facturen onderscheidenlijk afleveringsbewijzen is vermeld, zodat niet kan worden vastgesteld dat door het bedrijf van verdachte compost is geleverd zoals in de tenlastelegging is omschreven. Op grond daarvan is niet wettig en overtuigend bewezen dat voormelde facturen c.q. afleveringsbewijzen valselijk zijn opgemaakt.
B2.
Ter adstructie van zijn standpunt heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep een tweetal analyserapporten van [instelling], respectievelijk d.d. 17 september 2002 en 5 juni 2003, overgelegd, waaruit - volgens de toelichting van de raadsman zoals opgenomen in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota - volgt dat de door het bedrijf van verdachte gedane leveringen bestonden uit "zwarte grond", hetgeen een synoniem is voor de term "humusaarde".
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
C1.
Bij de uitleg van de termen "compost" en "zwarte grond" gaat het hof uit van de betekenis die de wetgever in de bewezen verklaarde periode daaraan heeft gegeven, in het bijzonder zoals die naar voren komt uit de Meststoffenwet (bijlage B, artikel B1, oud) en het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen (artikel 1).
Het hof heeft voorts vastgesteld dat de wetgever in de later van kracht geworden begripsbepalingen niet blijk heeft gegeven van een gewijzigd inzicht omtrent deze begripsomschrijvingen.
C2.
Op grond daarvan komt het hof tot de volgende definities:
1. compost: product dat geheel of grotendeels bestaat uit één of meer organische afvalstoffen die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot een zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt, mits blijkens door de producent over te leggen gegevens dit product kennelijk niet geheel of grotendeels is geproduceerd uit dierlijke meststoffen;
2. zwarte grond: een mengsel van bodembestanddelen en bewerkte organische afvalstoffen.
Van de term "humusaarde" valt aan de relevante wetgeving geen definitie te ontlenen. Aan het dossier vallen echter aanwijzingen te ontlenen dat in de bestaande praktijk tussen kopers en verkopers in de onderhavige branche de term "humusgrond" inderdaad als synoniem wordt gebruikt van de term "zwarte grond", zo ook in de onderhavige zaak (zie onder meer de verklaring van getuige [getuige], afgelegd d.d. 17 juli 2004, bijlage 8.22 van het proces-verbaal met zaaknummer 20030248).
C3.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat humusgrond of humusaarde in ieder geval niet hetzelfde materiaal is als de "compost", zoals door de wetgever bedoeld.
C4.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt voorts het volgende.
Uit de verklaringen die de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoren door de VROM-Inlichtingen en Opsporingsdienst, alsmede door de rechter-commissaris in de rechtbank
's-Hertogenbosch, heeft afgelegd valt op te maken dat zijn bedrijf [bedrijf] in de ten laste gelegde periode, onder meer van het bedrijf [bedrijf], compost geleverd heeft gekregen, waarna deze compost in ongewijzigde toestand werd geleverd, voorzien van afleverbewijzen als genoemd in het ten laste gelegde feit 2, en gefactureerd met facturen als genoemd in het ten laste gelegde feit 1, terwijl op de betreffende facturen en afleveringsbewijzen telkens werd vermeld dat het hier om "humusaarde" dan wel "zwarte grond" ging.
C5.
Omtrent de werkwijze van het bedrijf van verdachte zijn tijdens het opsporingsonderzoek door meerdere getuigen verklaringen afgelegd.
Getuige H.J. Emons (zie bijlage 08.18 van het proces-verbaal met zaaknummer 20030248), heeft dienaangaande onder meer verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik ben gedurende de periode 1996 tot juli 2003 werkzaam geweest bij [bedrijf] compostering te Rotterdam.
Wij hebben bij [bedrijf] een proef gedaan om van compost zwarte grond te maken. Ik weet dat wij zand hebben ingekocht en dat wij ongeveer 30% zand bij de compost voegden om er zwarte grond van te maken.
De proef werd echter stopgezet omdat de kosten niet tegen de baten opwogen. Het was te duur om zwarte grond te maken. [verdachte] nam de compost af van [bedrijf] en maakte er zwarte grond van op papier. Ik was het er niet mee eens dat onderweg naar de boer onze compost op papier veranderde in zwarte grond of humusaarde.
Het hof overweegt in dat verband dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat [bedrijf] vanaf 17 juli 2002 geen humusaarde dan wel zwarte grond meer produceerde. Vanaf dat moment is het bedrijf met de proef gestopt.
Getuige [getuige] (zie bijlage 09.21 van het proces-verbaal met zaaknummer 20030248), heeft dienaangaande onder meer verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik vervoer voor [verdachte] compost. Deze compost wordt door mij hoofdzakelijk naar boeren vervoerd.
Het is mij bekend dat een aantal boeren vraagt om zwarte grond, terwijl ik compost bij hen aflever. Ik weet dat het in deze situaties fout was, omdat ik in strijd met de waarheid een ander product afleverde dan was afgesproken.
C6.
Uit het vorenstaande leidt het hof af dat de verdachte in de ten laste gelegde perioden compost heeft betrokken van het bedrijf [bedrijf], en die - zonder die te bewerken tot humusaarde dan wel zwarte grond - heeft doorgeleverd, voorzien van afleverbewijzen als genoemd in het ten laste gelegde feit 2, dan wel gefactureerd met facturen als genoemd in het ten laste gelegde
feit 1. Het hof betrekt hierbij dat zowel [bedrijf] als [bedrijf] en [bedrijf] professionele marktdeelnemers zijn en uit dien hoofde weten dat er een verschil is tussen compost en zwarte aarde, zodat het niet aannemelijk is dat daarover spraakverwarring zou kunnen ontstaan.
C7.
Ten aanzien van voormelde analyserapporten overweegt het hof dat deze rapporten niet inhouden op welke datum en welke plaats de onderzochte monsters zijn genomen en evenmin of deze betrekking hebben op een of meer van de leveringen die in de tenlastelegging worden bedoeld. Derhalve kan op grond van de inhoud van genoemde rapporten niet worden geconcludeerd dat door het bedrijf van verdachte geen compost, doch zwarte grond c.q. humusaarde zou zijn geleverd, zoals door de raadsman bepleit.
C8.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. en 2. bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, junctis de artikelen 47, eerste lid onder 1°, 51, eerste lid en tweede lid onder 2°, en 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte tweemaal eerder is veroordeeld terzake economische delicten, terwijl de onderhavige zaak - hoewel in hoger beroep uitsluitend de commune delicten van de tenlastelegging ter beoordeling voorliggen - eveneens gerelateerd zijn aan strafbare feiten met een dergelijk karakter;
- de mate waarin het bewezen verklaarde schade teweeg heeft gebracht aan het milieu;
- de mate waarin de handelwijze van verdachte heeft geleid tot oneerlijke concurrentie, door compost onder de noemer zwarte grond dan wel humusaarde te leveren voor een prijs die ongeveer 50% lager lag dan de reguliere prijs van zwarte grond / humusaarde;
- de mate waarin het bewezen verklaarde heeft geleid tot economisch voordeel voor het bedrijf van verdachte;
- de omstandigheid dat de verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op financieel gewin en zich geen rekenschap heeft gegeven vorenstaande belangen.
Op grond van het vorenstaande acht het hof tevens een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1. Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
meermalen gepleegd.
2. Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl
hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 185 (honderdvijfentachtig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend,
in tegenwoordigheid van dhr. R.H. Boekelman, griffier,
en op 20 maart 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.