ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1915

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R200601321
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Everaars-Katerberg
  • A. Smeenk-van der Weijden
  • J. Bijleveld-van der Slikke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag in het belang van het kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen na een echtscheiding. De man, appellant, verzoekt om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan de vrouw, geïntimeerde, toe te kennen. De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vrouw toekomt, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was en er een risico bestond dat de kinderen klem zouden raken tussen de ouders. De man is het niet eens met deze beslissing en gaat in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2007 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rapport uitgebracht, waarin werd geadviseerd het verzoek van de vrouw af te wijzen. Het hof overweegt dat het enkele feit dat één van de ouders eenhoofdig gezag wenst, onvoldoende is om dit toe te kennen. Er moet sprake zijn van gewijzigde omstandigheden of onjuiste gegevens bij de eerdere beslissing.

Het hof concludeert dat, hoewel er communicatieproblemen zijn, deze op zich niet voldoende zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De man heeft aangegeven bereid te zijn om samen te werken in de opvoeding van de kinderen, en het hof ziet mogelijkheden voor verbetering in de communicatie. Daarom wordt de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag afgewezen. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat beide ouders betrokken blijven bij hun opvoeding.

Uitspraak

IWMD
26 februari 2007
Sector civiel recht
Rekestnummer R06/01321
Zaaknummer eerste aanleg 129250/FA RK 05-2745 (gevoegd behandeld met 118561/ FA RK 04-4503)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
de man,
procureur mr. J.J.J.M. van Ruth,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. A.A.J. Immink.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 augustus 2006 in de gevoegde zaken 129250 / FA RK 05-2745 betreffende gezag en 118561 / FA RK 04-4503 betreffende omgang, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 21 november 2006, heeft de man verzocht voornoemde beschikking te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat het gezag over de hierna te noemen minderjarigen voortaan alleen aan de vrouw toekomt.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 13 december 2006, heeft de vrouw verzocht het verzoek van de man af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2007.
Bij die gelegenheid zijn gehoord de man, bijgestaan door mr. Van Ruth, de vrouw, bijgestaan door mr. Immink, en mr. Werger namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- de brief van de raad d.d. 23 november 2006;
- de brief van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 28 december 2006.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Het huwelijk van partijen is ontbonden door inschrijving van de echtschei-dings--beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 7 oktober 2003 in de registers van de burgerlijke stand op 6 april 2004.
4.2. Uit het huwelijk van partijen zijn geboren de thans nog minderjarige:
- [A.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar];
- [B.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar].
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
4.3.1. De vrouw heeft - hangende een procedure waarbij de man wijziging van de omgangsregeling heeft verzocht - de rechtbank verzocht de echtscheidings-beschikking te wijzigen in die zin dat de vrouw met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen wordt belast. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
4.3.2. De rechtbank heeft beide procedures vervolgens gevoegd behandeld. Ter zitting d.d. 28 oktober 2005 heeft de rechtbank de beslissing inzake de omgang en het gezag pro forma aangehouden en de raad verzocht aanvullend onderzoek te doen - voor zover hier van belang - ter beantwoording van de vraag welke gezagsvoorziening het meest in het belang van de kinderen moet worden geacht. De raad heeft ter zake d.d. 6 juni 2006 rapport en advies uitgebracht. De raad heeft geadviseerd het verzoek van de vrouw af te wijzen.
4.3.3. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - voor zover relevant - bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vrouw toekomt. De rechtbank heeft overwogen dat partijen in 2003 zijn gescheiden, er sedertdien geruime tijd is verstreken en de communicatieproblemen tussen de man en de vrouw enkel zijn toegenomen. Gelet op de onderliggende problematiek, zoals beschreven in de raadsrapportage, is enige verbetering in de communicatie tussen de man en de vrouw naar het oordeel van de rechtbank niet binnen afzienbare tijd te verwachten. De rechtbank acht het bij gezamenlijk gezag onontbeerlijk dat beide ouders actief betrokken zijn bij de opvoeding en bij de in het belang van de kinderen te nemen beslissingen. Bij het ontbreken van elke communicatie tussen de ouders is dit niet mogelijk. Mede gelet op het grote wantrouwen dat bestaat tussen partijen onderling en tussen de kinderen en de man, bestaat er een reëel risico dat de kinderen als het ware tussen de ouders vermalen zullen worden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de overweging van de raad dat de man geen contact heeft met de kinderen en hij de moeder niet in de uitoefening van het ouderlijk gezag belemmert, niet de grondslag vormen voor instand-houding van het gezamenlijk gezag. De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en komt hiervan in beroep.
4.4.1. Op grond van art. 1:253n lid 1 BW kan het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan wordt bepaald aan wie van de ouders voortaan in het belang van het kind het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Het enkele feit dat één van de ouders eenhoofdig gezag wenst, is onvoldoende grond om te bepalen dat het gezag over een kind aan één van de ouders alleen toekomt. Een beslissing in deze zin is slechts gerechtvaardigd, indien de rechter na onderzoek tot het oordeel komt dat deze in het belang van het kind is. De omstandigheid dat er nauwelijks tot geen communicatie bestaat tussen partijen is op zich onvoldoende reden om een verzoek tot eenhoofdig ouderlijk gezag toe te wijzen. De verzochte wijziging kan in het belang van het kind worden toegewezen, indien de tussen de ouders bestaande communicatie zo ernstig verstoord is dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders bij voortzetting van het gezamenlijk gezag en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verandering zal komen.
4.4.2. Ter zitting van het hof is gebleken dat de wens van de vrouw om toekenning van het eenhoofdig gezag met name is ingegeven door angst dat de man zal dwarsliggen wanneer zij medewerking van hem nodig heeft. Zo heeft zij de man niet verzocht om een handtekening in verband met de aanvraag van een identiteitsbewijs voor [A.]
Desgevraagd heeft de man ter zitting verklaard dat hij zijn handtekening zonder meer zou hebben gezet indien de vrouw hem daarom zou hebben gevraagd en dat hij ook aan andere zaken steeds zijn medewerking zal verlenen. Ook ten tijde van het huwelijk was de taakverdeling van de ouders zo geregeld. Volgens de man nam de vrouw tijdens het huwelijk alle beslissingen met betrekking tot de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen en stemde hij daar altijd mee in, hetgeen de vrouw heeft bevestigd.
4.4.3. Wel is gebleken dat er onrust door de man teweeg wordt gebracht door - ondanks de beslissing van de rechtbank - met enige regelmaat naar de vrouw te bellen of er inmiddels weer omgang mogelijk is. Daarbij verkeert de man volgens de vrouw regelmatig onder invloed van alcohol en is hij dan agressief en dreigend. In verband hiermee zijn partijen alsnog ter zitting overeengekomen dat zij via hun advocaten afspraken zullen maken over een vast belcontact, onder nader door de vrouw aan te geven voorwaarden. Het telefonisch contact tussen partijen zal van de zijde van de man plaatsvinden op het kantoor van de advocaat van de man en in bijzijn van zijn advocaat. Partijen zijn voorts overeengekomen dat partijen enkel via hun advocaten afspraken zullen maken over eventueel contact tussen de kinderen en familieleden van de man. De man heeft expliciet toegezegd dat hij zich aan voornoemde afspraken zal houden. De vrouw heeft daarop aangegeven dat zij in beginsel geen bezwaren meer heeft tegen instandhouding van het gezamenlijk gezag.
4.4.4. Het hof is met de raad van oordeel dat het feit dat de man thans geen contact met de kinderen heeft en niet actief betrokken is bij de opvoeding van de kinderen, geen reden kan vormen tot wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig ouderlijk gezag van de vrouw. Ook het feit dat er tussen partijen nauwelijks tot geen communicatie bestaat, is daartoe op zich onvoldoende reden zoals hierboven onder 4.4.1. aangegeven. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, acht het hof niet aannemelijk dat de kinderen klem of verloren zullen raken, indien partijen het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden uitoefenen. Onweersproken is vast komen te staan dat de man de vrouw ten tijde van het huwelijk of daarna op geen enkele wijze heeft belemmerd of tegengewerkt in de uitoefening van het gezag. Tevens is vast komen te staan dat de vrouw in de toekomst op dezelfde wijze invulling zal kunnen blijven geven aan het gezag als sedert het huwelijk van partijen het geval was. De man is akkoord gegaan met een invulling van het gezag waarbij de vrouw alle beslissingen die nodig zijn in het kader van de verzorging en opvoeding van de kinderen zelfstandig zal kunnen nemen, waaraan de man zo nodig zijn medewerking zal verlenen. Nu de verstandhouding en de communicatie tussen partijen naar verwachting binnenkort als gevolg van de afspraken tussen partijen zal verbeteren en de man de vrouw zal blijven steunen in haar wijze van verzorging en opvoeding van de kinderen, ziet het hof geen belemmering voor voortzetting van de gezamenlijke gezagsuitoefening door partijen. Ook de vrouw kan daar inmiddels mee instemmen. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de man mede met het gezag is belast, temeer nu de man in hoger beroep opnieuw heeft laten blijken dat hij zich emotioneel betrokken voelt bij de kinderen en er volgens de raad op de lange termijn wellicht wel mogelijkheden zijn voor omgang tussen de man en de kinderen.
4.4.5. Gelet op het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de vrouw alsnog afwijzen.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 augustus 2006 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de vrouw tot toekenning aan haar van eenhoofdig ouderlijk gezag.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Everaars-Katerberg, Smeenk-van der Weijden en Bijleveld-van der Slikke en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.