4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [appellanten]. hebben ieder een agrarisch bedrijf met gronden gelegen in de gemeente [gemeente]. De gronden liggen deels aan de [straat 1], deels aan de [straat 2], deels aan [straat 3] en deels aan de [straat 4]. Tussen genoemde wegen en gronden liggen bermsloten.
b. In het kader van de ruilverkaveling [gemeente] is bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 26 september 1973 (verder het toedelingsbesluit 1973: prod. 1 inl. dagv.) bepaald "dat eigendom, beheer en onderhoud van de wegen, waterlopen en (....) worden toegewezen, zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende (....) staten A (wegen), B (waterlopen), (....);
Eigendom, beheer en onderhoud van de hierboven onder 4.1.a. genoemde wegen met bermsloten zijn opgenomen in de staten A. en destijds toegewezen aan de gemeente Riethoven. De gemeente Riethoven is bij de gemeentelijke herindeling per 1 januari 1997 heringedeeld waaruit de gemeente Bergeijk is ontstaan. Waar hierna wordt gesproken van de gemeente wordt daaronder - voorzover van toepassing - tevens verstaan de vroegere gemeente Riethoven.
c. Art. 15, lid 3 van de Wegenwet bepaalt:
"Tot het onderhoud van een weg (....), behoort mede het onderhoud van een tot dien weg behoorende berm of een tot dien weg behoorende bermsloot, echter slechts voor zoover het onderhoud van den berm of de bermsloot dient ten behoeve van de instandhouding en de bruikbaarheid van den weg en voor zoover het onderhoud niet, uit welken hoofde ook, tot de verplichting van anderen behoort'.
De in dit geding aan de orde zijnde bermsloten zijn aan te merken als bermsloten in de zin van de Wegenwet.
d. Ten tijde van het toedelingsbesluit 1973 was tevens van toepassing het Reglement op de watergangen in de provincie Noord-Brabant d.d. 4 oktober 1965 (verder: Reglement 1965: prod. 21 inl. dagv.). Reglement 1965 verstaat onder watergangen :"bij een waterschap of gemeente in beheer zijnde openbare wateren, voorzover deze dienstig zijn aan de waterbeheersing van gronden, welke aangewend worden of bestemd zijn voor agrarische doeleinden of bosbouw." Daarbij werd in Reglement 1965 onderscheid gemaakt tussen "watergangen, welke van overwegend belang zijn voor de waterbeheersing" en "watergangen, welke van beperkt belang zijn voor de waterbeheersing" (art. 5 Reglement 1965).
De in dit geding aan de orde zijnde bermsloten zijn (geheel of gedeeltelijk) tevens aan te merken als watergangen van beperkt belang.
e. In art. 7 Reglement 1965 is bepaald: "Het onderhoud van watergangen, welke van beperkt belang zijn voor de waterbeheersing, berust bij de eigenaren of gebruikers der aangrenzende gronden, tenzij een waterschap of gemeente onderhoudsplichtig is. De onderhoudsverplichting van een eigenaar of gebruiker strekt zich uit tot de halve breedte van het aan zijn gronden grenzende gedeelte van een watergang."
f. Reglement 1965 is in 1997 vervangen door de Verordening waterhuishouding Provincie Noord-Brabant 1997 (verder Verordening 1997: prod. 1b cva en prod. 20 inl. dagv.).
Art. 9.3.1. lid 2 van deze verordening bepaalt: "Het onderhoud van oppervlaktewateren die niet op de legger staan aangegeven berust in ieder geval bij de eigenaren of gebruikers van aangrenzende gronden."
Art. 9.3.2., lid 5 van deze verordening bepaalt: "De onderhoudsplicht van een eigenaar of gebruiker van gronden grenzend aan oppervlaktewater strekt zich uit tot de halve breedte of (....), tenzij in de keur, legger, of de door het waterschap verleende ontheffing anders is bepaald."
g. De gemeente heeft sedert de toewijzing in 1973 het onderhoud van de onderhavige bermsloten verzorgd en voor haar rekening genomen.
h. In 1993 en 1994 is discussie ontstaan over de vraag of de gemeente bij uitsluiting onderhoudsplichtig was ten aanzien van bermsloten die zowel bermsloot in de zin van de Wegenwet als watergang van beperkt belang in de zin van Reglement 1965 waren. Het belang daarvan is gelegen in het feit dat bermsloten die watergang van beperkt belang zijn, meer onderhoud vergen (schoning in het kader van waterbeheer een maal per jaar) dan bermsloten die dat niet zijn (schoning in het kader van wegbeheer een maal in de 3 à 5 jaar). Daarover heeft de gemeente destijds overleg gevoerd - onder meer - met de Stichting Rechtsbijstand (verder SR) die toen voor - onder meer - vier van thans appellanten optrad (cva punt 1.9). De gemeente stelde zich op het standpunt dat "de aangrenzende eigenaren of pachters samen met de gemeente ieder voor de helft verantwoordelijk zouden zijn voor het schonen van de schouwsloten" (citaat uit de brief d.d. 15 maart 1994 van SR: prod. 2 cva). Het standpunt van SR was dat "het onderhoud van de sloten bij de gemeente behoort te blijven." Ter onderbouwing van dit standpunt voerde SR aan dat deze onderhoudsplicht in het kader van de ruilverkaveling Bergeijk aan de gemeente was toegewezen, op haar eigen verzoek, dat de gemeente de sloten in het verleden ook steeds heeft onderhouden en dat daardoor bij betrokkenen bovendien het vertrouwen is gewekt dat de gemeente onderhoudsplichtig is (brief d.d. 20 april 1994 van SR: prod. 3 cva).
i. Bij brief d.d. 24 juni 1994 heeft de gemeente aan SR medegedeeld dat Burgemeester en Wethouders in de vergadering van 21 juni 1994 hebben besloten het onderhoud van de sloten met ingang van 1994 zelf te verzorgen. En voorts: " Op grond van de ruilverkaveling Bergeijk is gemeente Riethoven onderhoudsplichtig voor het grootste gedeelte van de sloten. Besloten is daarom om alle sloten zelf te onderhouden." (verder het Besluit 1994: prod 5 inl. dagvaarding).
j. Na de herindeling is de gemeente in 1997 nieuw beleid gaan ontwikkelen ten aanzien van het onderhoud van de waterlossingen van beperkt belang (prod. 6 inl. dagv.). Daarbij gaat de gemeente ervan uit dat zij niet verplicht is het onderhoud van bermsloten die tevens watergangen zijn van beperkt belang geheel voor haar rekening te nemen.
k. De gemeente heeft daartoe [appellanten]., nu zij eigenaren zijn van aangrenzende gronden, verzocht mede zorg te dragen voor dat onderhoud (prod. 7 en 8 inl. dagv.). [appellanten] hebben zich op het standpunt gesteld dat zij daartoe niet bereid zijn omdat de onderhoudsplicht geheel bij de gemeente berust (brief d.d. 19 oktober 1999: prod. 9 inl. dagv.).