ECLI:NL:GHSHE:2007:BA3141

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001424-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en andere strafbare feiten met brandbare vloeistof

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, opzettelijk brand stichten, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling. De feiten vonden plaats op 21 oktober 2005, waarbij de verdachte een brandbare vloeistof, wasbenzine, over het lichaam van het slachtoffer heeft gegooid en geprobeerd heeft deze in brand te steken met een aansteker. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met een mes en haar fysiek mishandeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op levensgevaar voor het slachtoffer. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om het slachtoffer te doden, maar enkel dreigde met het in brand steken van een auto. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de handelingen van de verdachte gericht waren op het van het leven beroven van het slachtoffer. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een deel van de aanklacht, en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld in de bewijsvoering, waarbij getuigenverklaringen en de verklaringen van het slachtoffer een cruciale rol speelden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001424-06
Uitspraak : 16 maart 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 31 maart 2006 in de strafzaak met parketnummer 02-801455-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats][adres] op [1981],
wonende te [woonplaats] [adres] aan de [adres], Regio [adres],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van feit 2, primair en subsidiair en de verdachte terzake de feiten onder 1 primair, 3 en 4 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van voorarrest onder opheffing van het bevel voorlopige hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een hoeveelheid wasbenzine, althans een brandbare vloeistof, over de kleding en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of gesprenkeld en/of vervolgens met een aansteker heeft geprobeerd die vloeistof en/of kleding aan te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een hoeveelheid wasbenzine, althans een brandbare vloeistof, over de kleding en/of het lichaam van die [slachtoffer] gegooid en/of gesprenkeld en/of vervolgens een aansteker bij die kleding gehouden en/of daarbij voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Nu zal ik je ook in de fik steken en dan brand je net als de auto", en/of "o, wil jij je auto beschermen, dan zal ik jou wel inbrand steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres], opzettelijk brand heeft gesticht op en/of aan (de stenen liggende op) de grond van een parkeerplaats, door opzettelijk wasbenzine (althans een brandbare vloeistof) over een personenauto en/of over de (stenen liggende op) de grond van de parkeerplaats te gooien en/of sprenkelen en/of die wasbenzine (op de grond) met een aansteker aan te steken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met die wasbenzine, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te weten voor voornoemde personenauto en/of de daarnaast staande personenauto) te duchten was
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten op of aan een personenauto, met dat opzet wasbenzine (althans een brandbare vloeistof) over die auto heeft gegooid en/of gesprenkeld en/of die wasbenzine (althans die brandbare vloeistof) met een aansteker aan heeft gestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met die wasbenzine, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te weten voornoemde personenauto en/of de daarnaast staande personenauto) te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] een mes getoond en/of hem daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"En nu zal ik jou een lesje leren" en/of "ik kom nog wel terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), bij haar nek heeft gepakt en/of in haar nek heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1, primair, 2, primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een hoeveelheid wasbenzine, over de kleding en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of gesprenkeld en vervolgens met een aansteker heeft geprobeerd die vloeistof en/of kleding aan te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres], opzettelijk brand heeft gesticht op de stenen liggende op de grond van een parkeerplaats, door opzettelijk wasbenzine over de stenen liggende op de grond van de parkeerplaats te gooien en/of sprenkelen en die wasbenzine (op de grond) met een aansteker aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te weten voor een personenauto en de daarnaast staande personenauto te duchten was
3.
hij op 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] een mes getoond en hem daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"En nu zal ik jou een lesje leren"
4.
hij op 21 oktober 2005 te [adres], gemeente [adres], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), bij haar nek heeft gepakt en in haar nek heeft geknepen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
1.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
2.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.1.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw van verdachte betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Volgens de raadsvrouw was de opzet van verdachte alleen gericht op het dreigen met het in de brand steken van een auto.
3.2.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
[slachtoffer] heeft zelf verklaard dat verdachte vloeistof over haar lichaam goot en dat zij de geur van de vloeistof herkende als benzine of spiritus.
Vervolgens heeft verdachte volgens aangeefster haar de woorden toegevoegd: "Nu zal ik je ook in de fik steken" en een aansteker bij haar kleding gehouden en geprobeerd haar in brand te steken. Deze verklaring vindt steun in de verklaringen van [getuige].
In zijn verklaring van 22 oktober 2005 bij de politie verklaart [getuige] ondermeer:
"Ik zag dat de man met opzet de vloeistof over haar (hof: [slachtoffer]) heenspoot."
"Het (hof: de vloeistof) leek op brandstof voor een barbecue, benzine of verfverdunner".
In zijn getuigenverklaring van 7 maart 2006 verklaart [getuige] ondermeer het navolgende:
"Het was de fles die de verdachte gebruikte. Hij was open. De fles viel uit de hand van de man (hof: verdachte) toen hij over [slachtoffer] (hof: [slachtoffer]) spoot. Ik zag dat [slachtoffer] nat was van de vloeistof. Haar gezicht, haar haar en haar blouse waren nat."
en voorts:
"De verdachte hield een aansteker in zijn hand. Ik zag hoe hij [slachtoffer] wilde aansteken. Ik zag vonken. Ik zag dat de verdachte de aansteker zeer dicht bij [slachtoffer] hield."
3.3.
De vloeistof, naar later bleek wasbenzine, is op de vitale delen van het lichaam, zoals de romp en het hoofd gegooid en/of gesprenkeld. Het is een algemene ervaringsregel dat een persoon die op die plaatsen in brand komt te staan zulke ernstige verwondingen kan oplopen dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat hij daardoor overlijdt. Ieder weldenkend mens weet dat. Er is geen reden aan te nemen dat verdachte dit niet wist.
De handelwijze van verdachte, zoals die uit vorenstaande verklaring naar voren komt, is, naar het oordeel van het hof, naar haar uiterlijke verschijningsvorm gericht op het van het leven beroven van die [slachtoffer].
Naar het oordeel van het hof is daardoor wettig en overtuigend bewezen dat verdachte's opzet was gericht op het van het leven beroven van die [slachtoffer], op grond waarvan het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
4.1.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat er sprake is van een ondeugdelijke poging omdat de aansteker van verdachte niet werkte en de afstand tussen verdachte en [slachtoffer] te groot was om de wasbenzine te doen ontbranden.
4.2.
Dit verweer wordt verworpen
Daartoe wordt overwogen dat uit vorenstaande verklaring van [getuige] volgt dat verdachte wel heeft geprobeerd de aansteker tot ontbranding te brengen - [getuige] zag vonken - maar dat het niet tot ontbranding brengen van de brandstof niet aan de verdachte lag maar aan een buiten hem liggende omstandigheid.
Ten aanzien van de afstand tussen verdachte en [slachtoffer] blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] verdachte van zich af duwde en dat er - zo heeft [getuige] het ervaren - een soort worsteling was tussen verdachte en [slachtoffer].
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij met zijn hand de auto aanraakte en dat [slachtoffer] tussen hem en de auto in stond.
De afstand tussen verdachte en [slachtoffer] kan - naar het oordeel van het hof - dus niet groot geweest zijn.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 primair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 45, eerste lid van die wet.
Het bewezen verklaarde onder 2 primair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 157, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepaling luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepaling luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepaling luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 157, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het
1, primair, 2, primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het 1, primair, 2, primair, 3 en 4 bewezen verklaarde oplevert:
1. Poging tot doodslag.
2. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4. Mishandeling.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. F. van Beuge,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 16 maart 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.