ECLI:NL:GHSHE:2007:BA3251
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Bod
- De Groot-Van Dijken
- Huijbers-Koopman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boeteclausule bij koopovereenkomst van woonhuis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten, die op 4 oktober 2004 hun woonhuis hebben verkocht aan geïntimeerden voor een bedrag van € 263.500,-. De levering van de woning was oorspronkelijk gepland op 1 november 2004, maar is na enkele uitstellen uiteindelijk vastgesteld op 10 december 2004. In de koopovereenkomst was een boeteclausule opgenomen die een boete van 10% van de koopsom voorschrijft in geval van niet-nakoming van de overeenkomst. Op de afgesproken leveringsdatum zijn de geïntimeerden echter niet verschenen bij de notaris en zijn zij ook na ingebrekestelling in gebreke gebleven om de woning af te nemen.
Appellanten hebben vervolgens aanspraak gemaakt op de contractuele boete van € 26.350,-, maar de rechtbank heeft deze boete gematigd tot € 14.000,-, omdat zij oordeelde dat de hoogte van de boete buitensporig was in verhouding tot de daadwerkelijk geleden schade van circa € 11.000,-. Appellanten zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij stellen dat de rechtbank ten onrechte de boete heeft gematigd. Zij wijzen erop dat de rechter op grond van artikel 6:94 BW de boete slechts kan matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, wat in dit geval niet aan de orde zou zijn.
Het hof oordeelt dat de bedongen boete van € 26.350,- niet buitensporig is in verhouding tot de geleden schade en dat er geen grond is voor matiging. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de geïntimeerden om het volledige bedrag van de boete aan appellanten te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden de kosten van het geding in eerste aanleg en het hoger beroep aan de zijde van appellanten vergoed.