ECLI:NL:GHSHE:2007:BA5416

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-012130-05
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale observatie in vuurwerkzaak met betrekking tot illegale vuurwerkhandel

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van illegaal consumentenvuurwerk, dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit en de Wet milieugevaarlijke stoffen. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van vijf maanden. De verdediging voerde aan dat de observatie van de verdachte onrechtmatig was, omdat deze plaatsvond op Belgisch grondgebied zonder dat de verdachte als Nederlandse ingezetene kon worden geïdentificeerd. Het hof oordeelde dat de observatie rechtmatig was, omdat aan de voorwaarden van de machtiging voor internationale observatie was voldaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte strafbaar voor het medeplegen van overtreding van de Wet milieugevaarlijke stoffen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens werd een taakstraf opgelegd in plaats van de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 20-012130-05
Uitspraak : 24 april 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Roermond van 8 december 2005, parketnummer 04-068023-04 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer
05-089012-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 april 2007, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden vernietigd en dat het hof, opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de Economische meervoudige kamer te Arnhem van 20 februari 2003 onder parketnummer
05-089012-03 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 maanden.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen en om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2003, in de gemeente [gemeente1] en/of in de gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 166 Chinese rollen
(van 100.000 shots), 2 flowerbeds, 30 vuurpijlen en/of 12 mortieren, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik" en/of
b. een vermelding of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk bleek wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren waren en/of
c. de naam en/of de handelsnaam of het handelskenmerk en/of de naam en/of de plaats van vestiging van de fabrikant en/of de importeur of handelaar en/of
d. het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat diende ter identificatie van het vuurwerk en/of het productiejaar van het vuurwerk en/of
e. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het
dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon
ontstaan.
Het hof leest de tenlastelegging verbeterd, in dier voege dat in de opsomming onder a tot en met d telkens na iedere categorie de woorden "en/of" worden ingelast. De verdachte is door deze verbeterde lezing niet geschaad in de verdediging. Voorzover overigens in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
A.1.
De raadsvrouwe van verdachte, mr. Ilahibaks-Gulzar, heeft op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 april 2007, op de gronden als bij pleidooi verwoord, haar in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald en betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard in zijn strafvervolging. Kort samengevat luidt de grond waarop de raadsvrouwe dit verweer doet steunen als volgt.
A.2.
Er is in het onderzoek een observatie op Belgisch grondgebied ingezet waarbij verdachte onrechtmatig is geobserveerd. Aan de observatie lag een “machtiging inzake internationale observatie, operatie vuurwerk”, d.d. 1 augustus 2003, afgegeven door de Procureur des Konings te Antwerpen ten grondslag. In die machtiging stond helder, limitatief en cumulatief omschreven op welke gronden de Nederlandse opsporingsambtenaren op Belgisch grondgebied gerechtigd waren tot observatie, te weten het observeren van personen wiens namen niet gekend zijn doch beschreven kunnen worden als Nederlandse ingezetenen welke vuurwerk aankopen bij de firma [naam bedrijf] en van alle Nederlandse voertuigen.
A.3.
Nu het in casu voor de Nederlandse opsporingsambtenaren niet duidelijk was, en ook niet kon zijn, dat verdachte een Nederlandse ingezetene was en dat het ging om een Nederlands voertuig, was er sprake van een onrechtmatige observatie, hetgeen moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
B.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
B.1.
Ten aanzien van de observatie van verdachte door Nederlandse opsporingsambtenaren stelt het hof vast dat de grondslag voor die observatie is gelegen in de door de raadsvrouwe aangeduide machtiging Inzake internationale observatie, operatie vuurwerk, d.d. 1 augustus 2003 van de procureur des konings te Antwerpen (hierna: de machtiging).
B.2.
In de machtiging van 1 augustus 2003, welke blijkens een brief van de procureur des Konings d.d. 3 december 2003 met één maand is verlengd, is onder meer - zakelijk weergegeven - gerelateerd:
"Overwegende dat er ernstige aanwijzingen zijn van het strafbaar feit die de observatie wettigen, namelijk dat uit eerdere onderzoeken is gebleken dat veel Nederlandse particulieren en niet-geregisteerde handelaren naar Belgische verkooppunten gaan om daar vuurwerk (…) te kopen en dat vervolgens op Nederlands grondgebied te brengen. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat het gaat om grote hoeveelheden consumentenvuurwerk die veelal met Nederlandse voertuigen op Nederlands grondgebied worden gebracht.
De observatie wordt bevolen op:
- de personen wiens namen niet gekend zijn doch beschreven kunnen worden als Nederlandse ingezetenen welke vuurwerk aankopen bij de firma [naam bedrijf],
- de volgende zaken: alle nuttige Nederlandse voertuigen,
- de volgende plaatsen: de firma [naam bedrijf][plaats bedrijf],
- de volgende gebeurtenissen: alle relevante verplaatsingen."
B.3.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat:
- de Nederlandse verbalisant [verbalisant] op 16 december 2003 heeft geobserveerd bij de vuurwerkhandel [naam bedrijf][plaats bedrijf], België;
- verbalisant [verbalisant] omstreeks 5.40 uur die dag zag dat een bestelbus het terrein van vuurwerkhandel [naam bedrijf] te [plaats bedrijf] opreed;
- verbalisant [verbalisant] omstreeks 6.15 uur die dag zag dat deze bestelbus het terrein weer afreed;
- verbalisant [verbalisant] dit voertuig vanaf de vuurwerkhandel is gevolgd, waarbij hij constateerde dat het voertuig voorzien was van het Belgische kenteken [nummer Belgisch kenteken], en hij het voertuig na het passeren van de Belgisch-Nederlandse grens tot stilstand heeft gebracht;
- bij een controle van het voertuig verbalisant [verbalisant] zag dat het voertuig was geladen met vuurwerk;
- verdachte hierop werd aangehouden;
- tijdens het onderzoek aan het voertuig bleek dat dit voertuig uit Nederland afkomstig was en was geregistreerd met het Nederlandse kenteken [kenteken],
- nader onderzoek uitwees dat de op het voertuig bevestigde Belgische kentekenplaten [nummer Belgisch kenteken] waren gestolen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d.24 november 2005 is verbalisant [verbalisant] als getuige gehoord. Deze getuige heeft bij die gelegenheid onder meer verklaard dat het bij het vuurwerkteam bekend is dat overtreders van het Vuurwerkbesluit zich bedienen van kunstgrepen, zoals het bevestigen van gestolen kentekenplaten. Tevens heeft hij verklaard dat uit eerdere onderzoeken is gebleken dat vuurwerkhandel [naam bedrijf] vuurwerk buiten de gebruikelijke openingstijden aan Nederlanders verkocht en dat hem bij de start van de observatie niet duidelijk was dat het voertuig een Belgisch kenteken droeg, doch dat hij dit eerst bij de achtervolging heeft opgemerkt.
B.4.
Gelet op hetgeen hiervoor onder B.3. is weergegeven, is in ieder geval aan een aantal gronden genoemd in de machtiging voldaan. De locatie die is geobserveerd was immers de vuurwerkhandel [naam bedrijf] aan de [plaats bedrijf].
Vervolgens heeft zich naar het oordeel van het hof een gebeurtenis voorgedaan die kan worden aangemerkt als een relevante verplaatsing, immers de aankomst van de bestelbus op een
– voor de verkoop – ongebruikelijk vroeg tijdstip gevolgd door het vertrek van diezelfde bus, ruim een half uur later, en dit alles in een periode, namelijk enkele weken voor de jaarswisseling, waarbij het van algemene bekendheid is dat vanuit Nederland in België illegaal vuurwerk wordt gekocht. Gelet op het vorenoverwogene is naar het oordeel van het hof de observatie rechtmatig geschied.
Het hof verwerpt het verweer.
B.5.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2003 in de gemeente [gemeente2], tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 166 Chinese rollen (van 100.000 shots),
2 flowerbeds, 20 vuurpijlen en 12 mortieren, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik" en/of
e. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het
dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon
ontstaan.
Met de woorden "en/of" in de bewezenverklaring onder a. heeft het hof willen benadrukken dat voor alle bewezen verklaard vuurwerk zowel de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik" als een gebruiksaanwijzing zoals bewezen verklaard ontbrak, behoudens voor wat betreft de 166 Chinese rollen, welk vuurwerk niet was voorzien van de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik", doch wel van een gebruiksaanwijzing.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsvrouwe van verdachte heeft - geheel subsidiair - aangevoerd dat de gronden als hiervoor onder A.2. en A.3. genoemd, dienen te leiden tot bewijsuitsluiting van alle hieruit voortgevloeide bevindingen, met als gevolg dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het hof overweegt dienaangaande dat dit subsidiair gevoerde verweer op dezelfde gronden als hiervoor overwogen onder B.1. t/m B.4. wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 1.2.2., eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, juncto artikel 24, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, juncto artikel 1a, aanhef en onder 1 ° van de Wet op de economische delicten en artikel 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 1° van de Wet op de economische delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de bewezen verklaarde Chinese rollen, in de volksmond 100.000-klappers genoemd, thans in Nederland legaal verkrijgbaar zijn en dat het hof hiermede rekening dient te houden (het hof begrijpt: bij de op te leggen straf).
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Daargelaten of deze Chinese rollen thans in Nederland legaal verkrijgbaar zijn, is de kern van het bewezen verklaard feit niet dat Chinese rollen in het algemeen verboden zijn, maar dat verdachte vuurwerk voorhanden had dat niet was voorzien van de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik". Het hof ziet in het door de raadsvrouwe gestelde geen aanleiding om daarmee bij de op te leggen straf rekening te houden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- de rol die verdachte heeft gespeeld in het bewezen verklaarde, te weten grote hoeveelheden consumentenvuurwerk van België naar Nederland transporteren;
- het potentieel gevaarzettend karakter van het aangetroffen vuurwerk door het ontbreken van een gebruiksaanwijzing.
Beslag
Het dossier houdt in dat de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoons reeds zijn teruggeven, proces-verbaal pagina 002. Ter terechtzitting heeft verdachte evenwel gesteld dat de telefoons nog niet zijn teruggegeven. Gelet op deze verklaring, welke steun vindt in de handgeschreven opmerking op de kennisgeving van inbeslagneming dat de telefoons gedeponeerd dienden te worden bij Domeinen, d.d. 15-3-05 voltooid, zal het hof de teruggave aan verdachte gelasten, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Roermond van 18 april 2005, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Economische meervoudige kamer te Arnhem van 20 februari 2003 onder parketnummer 05-089012-03 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar handelen heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is.
Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, een taakstraf, in de vorm van een werkstraf gelasten voor het hierna te vermelden aantal uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen en de artikelen 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast - in plaats van tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de economische meervoudige kamer te Arnhem van 20 februari 2003 onder parketnummer 05-089012-03 - een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- mobiele telefoon 1 STUK, merk NOKIA 3310, kleur grijs
- mobiele telefoon 1 STUK, merk NOKIA 6250, kleur grijs.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.A. van Ham, griffier,
en op 24 april 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.