4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. In 1998 had [appellanten] een agrarisch bedrijf te [plaats] gelegen op twee locaties, te weten aan de [adres 1] en aan de [adres 2] (prod. 3A en prod. 5, pag. 5, inl. dagv.). Voor de bedrijfsuitoefening aan de [adres 1] beschikte [appellanten] over een milieuvergunning d.d. [datum 1], te weten voor het houden van 500 vleesstieren en 60 vleeskalveren met dierplaatsen en een aardappelschilbedrijf. In verband met de omschakeling van het bedrijf van vleesstieren en vleeskalveren naar vleesvarkens en uitbreiding van de inrichting heeft [appellanten] op [datum 2] een aanvraag ingediend voor een milieuvergunnning voor 4660 vleesvarkens en het verplaatsen van het bedrijf naar [adres 2] (cva in het incident alsmede eis in reconventie in het incident, prod. 2).
b. In 1998 had de gemeente vergevorderde plannen om aan de zuidzijde van het bedrijf van [appellanten] een agrarisch bedrijventerrein te ontwikkelen, waar agrarisch aanverwante bedrijven zich kunnen vestigen. Ook de bestaande stallen van [appellanten] zouden binnen dat bedrijventerrein vallen en de bestemming "aanverwante agrarische activiteiten" krijgen.
c. [appellanten] en de gemeente hebben in verband met de plannen van de gemeente overleg gevoerd over de verkoop van een tweetal percelen van [appellanten] aan de gemeente en de verplaatsing van de bedrijven van [appellanten] van de genoemde locaties naar een locatie elders op het perceel [adres 2]. In het te wijzigen bestemmingsplan zou in dat verband worden voorzien in een bouwblok aan [adres 3] - toen nog ongenummerd -, thans genummerd [nummer], waar [appellanten] een nieuwe stal kon bouwen. (prod. 3A inl. dagv.). De plannen van de gemeente strekten er (tevens) toe om een tweetal binnen de bebouwde kom van [plaats] gevestigde bedrijven, te weten het [bedrijf 1] ([bedrijf 1]) aan de [adres 4] te [plaats] en het veetransportbedrijf [bedrijf 2] ([bedrijf 2]) aan de [adres 5] te [plaats], te verplaatsen naar bedoeld bedrijventerrein, nadat de gemeente bedoelde percelen van [appellanten] in eigendom had verworven. In de "Notitie t.b.v. de ontwikkeling van het Agrarisch BedrijvenCentrum (ABC) aan het [adres 3] te [plaats]" d.d. 17 december 1998 (inl. dagv. prod. 5, pag. 5, 6 en 7) staat een en ander beschreven.
d. Op [datum 3] heeft [appellanten] in verband met de beoogde bedrijfsverplaatsing twee percelen grond aan de gemeente verkocht, in totaal groot circa 39.540 m2, tegen een prijs van f 1.581.600,-. In de koopovereenkomst (prod. 1 inl. dagv.) zij onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
art. 16
"Deze overeenkomst heeft als doelstelling te komen tot bedrijfsverplaatsing van de bestaande gevestigde agrarische bedrijven aan de [adres 1] en aan de [adres 2] naar de [adres 3] ongenummerd in de vorm van een vleesvarkensbedrijf ter grootte van 4950 stuks. Uiterlijk binnen 3 jaren na verlening van een onherroepelijke bouw- en milieuvergunning ten behoeve van vorenbedoelde nieuwvestiging aan de [adres 3] ongenummerd dient verkoper een verzoek tot intrekking in te dienen van de op de [adres 1] van toepassing zijnde milieuvergunning. Daarna zullen de bedrijfsgebouwen aan de [adres 1] door verkoper binnen de periode van 6 maanden worden gesaneerd. (....)"
art. 21
"Indien bedrijfverplaatsing, zoals gesteld onder art. 16, geen doorgang vindt, dan kan de realisatie van het voorgenomen bedrijventerrein voor agrarisch verwante bedrijven op de aan te kopen percelen geen doorgang vinden. De aan te kopen percelen vertegenwoordigen alsdan slechts de waarde van landbouwgrond. De verkoper heeft alsdan onvoorwaardelijk het recht de gronden tegen de aankoopwaarde van f 1.581.600,00 terug te kopen van de gemeente dan wel de plicht om de overwaarde van het perceel, zijnde + 39.540 m2 x f 32,00 is f 1.265.280,00 aan de gemeente vergoeden."
e. Op [datum 4] hebben B&W van de gemeente Bavel aan [appellanten] een milieuvergunning verleend voor "4900 vleesvarkens in verband met het veranderen van een agrarisch bedrijf gelegen aan de [adres 2] in [plaats]" (prod. 2 cva). De milieuvergunning van [datum 1] is in dat kader ingetrokken (zie de milieuvergunning van [datum 4] pag. 5 onderaan en pag. 6 en 7 onder ad. 1, 2 en 4).
f. Op [datum 5] zijn bedoelde percelen door [appellanten] in eigendom overgedragen aan de gemeente, waartegenover de gemeente een bedrag van f 1.625.884,48 (= de koopprijs + rente daarover vanaf 1 augustus 1998) aan [appellanten] heeft voldaan. In de daarvan opgemaakte notariële akte (prod. 2 inl. dagv.) zijn soortgelijke bepalingen opgenomen (art. 11 en 16) als genoemde artikelen 16 en 21 van de koopovereenkomst.
g. De gemeente heeft een deel van de van [appellanten] aangekochte percelen vervolgens op [datum 6] verkocht aan [bedrijf 2], geleverd op [datum 7] (prod. 12 cvr), en een ander deel op [datum 8] verkocht aan [bedrijf 1] (prod. 11 akte d.d. 23 juli 2003). Het resterende deel heeft de gemeente in eigendom gehouden. Dit deel heeft, na bestemmingsplanwijziging, de bestemming "Landschapselement" gekregen (cva punt 12).
h. De bedrijfsverplaatsing van [appellanten] naar het nieuwe bouwblok aan [adres 3] heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.
i. Aan het op 17 december 1998 door de gemeente vastgestelde (gewijzigde) bestemmingsplan, waarin was voorzien dat [appellanten] op het nieuwe bouwblok aan [adres 3] zijn agrarische bedrijf waarvoor op [datum 4] vergunning was verleend, kon gaan uitoefenen, werd door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 6 juli 1999 de goedkeuring onthouden voor wat betreft het deel waarin het bouwblok voor [appellanten] was gelegen. Het daartegen door de gemeente en/of [appellanten] ingestelde beroep is bij besluit van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 15 juli 2001 (volgens [appellanten] 15 juni 2001) gegrond verklaard en de goedkeuring op dat deel is alsnog verleend.
j. Omdat de inrichting waarvoor op [datum 4] vergunning was verleend, qua situering echter niet paste in het nieuwe (bouwblok in het) bestemmingsplan, heeft [appellanten] op [datum 9] een aanvraag ingediend tot verkrijging van een revisievergunning. Eerder, op [datum 10], had [appellanten] een aanvraag tot wijziging van de vergunning van [datum 4] ingediend, maar deze aanvraag heeft hij op [datum 9] ingetrokken. Bij besluit van [datum 11] hebben B&W van de gemeente Bavel de gevraagde revisievergunning verleend (prod. 6 inl. dagv.). In de vergunning is vermeld dat een milieu-effectrapportage niet behoeft te worden opgesteld (pag. 3). In beroep is bij besluit van de ABRS d.d. 2 oktober 2002 de revisievergunning van [datum 11] vernietigd (prod. 4 inl. dagv.). De ABRS overwoog onder meer (rov 2.2.3.):
"(.....) Eerder is bij besluit van [datum 4] een revisievergunning verleend (hierna te noemen: de onderliggende vergunning), welke op [datum 5] onherroepelijk is geworden.(....) Bij de aanvraag om de onderliggende vergunning is geen milieu-effectrapport overgelegd. Voorts waren de stallen op de datum van het bestreden besluit niet opgericht.
(....)
Nu het aantal mestvarkens blijkens de aanvraag in de nieuw te bouwen stallen de in categorie 14 van onderdeel C van de bijlage opgenomen drempelwaarde overschrijdt, had op grond van artikel 7.2, eerste, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 2, eerste lid, van het Besluit bij de aanvraag een milieu-effectrapport moeten worden overgelegd."
k. Inmiddels was de vergunning van [datum 4] op [datum 12] vervallen doordat de in die vergunning voorziene inrichting niet binnen drie jaar na onherroepelijk worden was gerealiseerd.
l. De beoogde bedrijfsverplaatsing van [appellanten] heeft daarmee definitief geen doorgang gevonden.
m. Bij brief d.d. 23 januari 2003 van zijn advocaat J.T.P. Palstra (prod. 7 inl. dagv.) heeft [appellanten] een beroep gedaan op art. 21 van de koopovereenkomst en aan de gemeente verzocht om - tegen terugbetaling van de oorspronkelijke koopsom door [appellanten] - de door [appellanten] aan de gemeente verkochte percelen aan hem terug te leveren in de staat waarin deze op [datum 3] zijn verkocht, derhalve, aldus de brief, voorzien van een milieuvergunning voor het houden van 4600 varkens, zulks onder voorbehoud van alle rechten, in het bijzonder het recht op schadevergoeding.