ECLI:NL:GHSHE:2007:BA7227

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0501496
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Begheyn
  • H. Hendriks-Jansen
  • F. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorschot deskundige in bodemverontreinigingszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een tussenvonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank de heer ing. F.W. van Eede tot deskundige heeft benoemd en een voorschot van € 7.125,-- heeft vastgesteld, te betalen door de appellanten. De appellanten, die een onroerende zaak hebben gekocht van de geïntimeerde, vorderen dat de geïntimeerde aansprakelijk is voor schade als gevolg van bodemverontreiniging. De rechtbank heeft in een eerder vonnis bepaald dat de appellanten het voorschot moeten betalen, wat hen niet zint. De appellanten hebben in hoger beroep de hoogte van het voorschot betwist en de beslissing van de rechtbank aangevochten. Het hof overweegt dat de rechtbank, conform de wens van partijen, de deskundige heeft gekozen uit de voorgestelde vennootschappen en dat het vastgestelde voorschot niet exorbitant hoog is. Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft beslist dat de appellanten het voorschot moeten betalen, aangezien er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de geïntimeerde ook bijdraagt aan de kosten. De grief van de appellanten faalt, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De appellanten worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

typ. CB
rolnr. C0501496/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
eerste kamer, van 12 juni 2007,
gewezen in de zaak van:
1. [APPELLANT SUB 1],
2. [APPELLANTE SUB 2],
wonende te [plaats],
appellanten,
procureur: mr. H.A. Pasveer,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. G.J.S. Bouwens,
op het bij exploot van dagvaarding d.d. 1 november 2005 ingeleide hoger beroep van het tussenvonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch onder rolnummer 111156/HA ZA 04-1228 op 17 augustus 2005 uitgesproken tussen appellanten - nader in enkelvoud te noemen [appellanten] - als eisers en geintimeerde - nader te noemen [geïntimeerde] - als gedaagde.
1. De procedure in eerste aanleg
Hiervoor verwijst het hof naar het beroepen tussenvonnis en de daaraan voorafgegane vonnissen van 8 augustus 2004 en 2 februari 2005. Al deze vonnissen bevinden zich bij de stukken.
2. De procedure in hoger beroep
Bij memorie van grieven heeft [appellanten] onder overlegging van producties één grief aangevoerd en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] bij memorie van antwoord de grief bestreden en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven. Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
3. De grief
Voor de grief verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling van de grief
4.1. De grief richt zich niet tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank in rechtsoverweging 2 van het tussenvonnis van 2 februari 2005. Het hof zal de feiten hierna duidelijkheidshalve herhalen.
4.2. Het gaat in dit geschil om het volgende.
(a) [appellanten] heeft van [geïntimeerde] gekocht de onroerende zaak [adres] te [plaats], bestaande uit een perceel grond met daarop bedrijfsgebouwen. De koopakte vermeldt dat [appellanten] de onroerende zaak wil gebruiken als bedrijfsgebouw. In de koopakte verklaart [geïntimeerde] dat het verkochte de eigenschappen bezit die voor dit gebruik nodig zijn.
(b) De levering heeft plaatsgevonden bij akte van 15 januari 1997. Deze akte vermeldt dat [appellanten] de zaak wil gebruiken als woonhuis/bedrijfsgebouw. Ook in deze akte verklaart [geïntimeerde] dat het geleverde daartoe de eigenschappen bezit.
(c) Van 1987 tot 1997 is de onroerende zaak in gebruik geweest bij de firma [geïntimeerde] Meubelfabriek en Spuiterij. Het bedrijf maakte gebruik van een timmerwerkplaats met spuitcabine. Op het perceel is een gietijzeren slibvangput aanwezig.
(d) [appellanten] exploiteert op het perceel thans een garagebedrijf.
(e) In 2002 is op het perceel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Adviesbureau NIPA Milieutechniek b.v. Hiervan is een rapport opgemaakt gedateerd 20 maart 2003. NIPA constateert in haar rapport bodem- en grondwaterverontreiniging en adviseert een aanvullend bodemonderzoek te laten verrichten om ernst en omvang van de verontreinigingen vast te stellen.
4.3. In eerste aanleg heeft [appellanten] gevorderd voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de verontreinigingen en [geïntimeerde] te veroordelen deze schade te vergoeden, op te maken bij staat.
Nadat [geïntimeerde] de vordering had weersproken heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 2 februari 2005 [geïntimeerde] een (tegen)bewijsopdracht verstrekt betreffende de door de rechtbank voorshands bewezen geachte stelling van [appellanten] dat hij [[geïntimeerde]] te kennen heeft gegeven dat hij op het perceel een woonhuis voor eigen gebruik wilde bouwen, en voorts partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over persoon, aantal en specialisme van de te benoemen deskundige; deze deskundige diende vragen te beantwoorden betreffende aard en ernst van de verontreiniging en betreffende de vraag of deze verontreiniging reeds aanwezig was ten tijde van de verkoop.
In het thans bestreden vonnis van 17 augustus 2005 heeft de rechtbank de heer ing. F.W. van Eede, verbonden aan Arcadis, tot deskundige benoemd, bepaald dat als voorschot zou moeten worden betaald het door Van Eede opgegeven bedrag van € 7.125,--, en tevens bepaald dat dit voorschot betaald diende te worden door [appellanten].
De rechtbank heeft tevens bepaald "dat van dit tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen, behoudens voor zover de wet hoger beroep tegen onderdelen van dit vonnis zonder meer uitsluit".
4.4. De grief keert zich tegen de hoogte van het voorschot en tegen het feit dat de rechtbank heeft bepaald dat [appellanten] dit bedrag dient voor te schieten.
4.5. Het hof merkt om te beginnen op dat de rechtbank - gelet op het arrest van de Hoge Raad van 5 maart 1999, NJ 1999, 382 - partijen in de gelegenheid had moeten stellen zich uit te laten over de hoogte van het, op een opgave van de deskundige berustende, voorschot.
Dit had hoger beroep wellicht kunnen voorkomen.
4.6. Anders dan [appellanten] acht het hof het voorschot echter niet exorbitant hoog. De rechtbank heeft, conform de wens van partijen, voor de deskundige gekozen uit (medewerkers van) de door partijen voorgestelde vennootschappen Arcadis en DHV. DHV zou volgens [appellanten] het bedoelde onderzoek kunnen verrichten voor € 5.350,-- exclusief BTW, dus inclusief btw € 6.393,25. Dit bedrag wijkt niet zo zeer af van het door de rechtbank bepaalde voorschot van € 7.125,00 dat dit laatste exorbitant moet worden genoemd.
In zoverre faalt de grief dus.
4.7. De rechtbank heeft terecht beslist dat [appellanten] (en niet [geïntimeerde], of [appellanten] en [geïntimeerde] ieder voor de helft) dit bedrag diende voor te schieten. Volgens artikel 195 Rv moet het voorschot immers in beginsel door de eisende partij - [appellanten] dus - betaald worden. Omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat in dit geval van dat beginsel zou moeten worden afgeweken zijn immers niet gebleken. Het enkele feit dat enige bodemverontreiniging is gebleken betekent immers nog niet dat die verontreiniging er al was op het moment van verkoop, en ook staat geenszins vast dat de verontreiniging zodanig is (dat door [geïntimeerde] te betalen) sanering noodzakelijk is. Het staat dus nog geenszins vast dat [geïntimeerde] in ieder geval schade zal moeten vergoeden aan [appellanten] (in welk geval er wellicht aanleiding zou kunnen zijn het voorschot ten laste te brengen van [geïntimeerde]).
Ook in zoverre faalt de grief.
4.8. Nu de grief faalt zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen. [appellanten] zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 augustus 2005;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 291,-- voor verschotten en € 894,-- voor salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Begheyn, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 12 juni 2007.