ECLI:NL:GHSHE:2007:BA7814

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0501026
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. Meulenbroek
  • J. Feddes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrecht en slaafse nabootsing van wijnkistinterieurs

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, hebben appellanten, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen en een particulier, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over auteursrecht en slaafse nabootsing met betrekking tot interieurs voor wijnkisten. Appellanten stellen dat zij inbreuk maken op hun auteursrecht door identieke interieurs op de markt te brengen. Het hof oordeelt dat de vormgeving van de interieurs voornamelijk technisch is en niet het persoonlijke stempel van de maker draagt. Hierdoor is er volgens het hof geen sprake van een eigen oorspronkelijk karakter dat auteursrechtelijke bescherming rechtvaardigt. De grieven van appellanten, die onder andere betrekking hebben op het auteursrecht en de afwijzing van hun vorderingen, worden verworpen. Het hof concludeert dat de interieurs van appellanten niet voldoende onderscheidend vermogen hebben om aanspraak te maken op bescherming tegen slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat er geen verwarringsgevaar is en dat Present, de geïntimeerde, niet onrechtmatig handelt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

typ. MT
rolnr. KG C0501026/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vijfde kamer, van 12 juni 2007,
gewezen in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE SUB 1],
gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EMKAPAK VERPAKKINGEN BV,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KEKU-KIST BV,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
4. [APPELLANT SUB 4],
wonende te [plaats], [gemeente],
appellanten,
procureur: mr. L.E.J. Jonker,
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PRESENT INTERNATIONAL BV,
gevestigd te Zaltbommel,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 juli 2005 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch tussen appellanten, verder in enkelvoud: [appellanten], als eisers en geïntimeerde, Present, als gedaagde onder zaaknummer 126298/KG ZA 05-302 gewezen vonnis in kort geding van 21 juni 2005.
1. De eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep, dat zich bij de processtukken bevindt.
2. Het geding in hoger beroep
Van dit vonnis is [appellanten] tijdig in hoger beroep gekomen.
Bij memorie van grieven heeft [appellanten] onder overlegging van zes producties zes grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van deze memorie nader staat omschreven.
Bij memorie van antwoord heeft Present de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
3. De grieven
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1 De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat.
4.2 Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
a) [appellante sub 1] drijft een onderneming die zich bezighoudt met de im- en export van geschenkverpakkingen, waaronder wijnkisten en overige benodigdheden voor de wijnhandel. Emkapak Verpakkingen BV en Heku-Kist BV behoren tot het concern waartoe ook [appellante sub 1] behoort en richten zich op de (groot)handel in onder meer wijnkisten. [appellant sub 4] was in 1994 als directeur werkzaam bij onder meer [appellante sub 1].
b) Present drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de verkoop van geschenkartikelen, waaronder wijnverpakkingen.
c) In 1994 heeft [appellante sub 1] een interieur ontworpen dat in een houten wijnkist kan worden aangebracht om daarin flessen wijn te leggen. Er zijn drie varianten: voor één fles, voor twee flessen of voor drie flessen. De interieurs zijn vervaardigd uit bordeauxrood geperst kunststof met een fluweeleffect en geschikt voor vrijwel ieder gangbaar model wijnfles. Door toepassing van een kliksysteem wordt de fles stevig in de verpakking gehouden.
d) Begin 2005 heeft [appellanten] geconstateerd dat door Present eenzelfde serie van drie interieurs voor wijnkisten op de markt wordt gebracht. Bij brief van haar raadsman van 11 april 2005 heeft [appellanten] Present gesommeerd zich hiervan te houden. Present heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.
4.3 In dit kort geding stelt [appellanten] dat Present inbreuk maakt op haar auteursrecht door identieke interieurs voor wijnkisten op de markt te brengen dan wel daardoor jegens [appellanten] onrechtmatig handelt doordat Present zich schuldig maakt aan slaafse nabootsing, waardoor [appellanten] schade lijdt. [appellanten] vordert een verbod op inbreuk op haar rechten met nevenvorderingen, een en ander op verbeurte van een dwangsom. Volgens Present komt [appellanten] geen auteursrecht op de interieurs toe en staat het Present vrij de interieurs te verhandelen.
4.4 Bij het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter zowel het beroep op auteursrecht als het beroep op onrechtmatig handelen wegens slaafse nabootsing verworpen en op grond daarvan de vorderingen van [appellanten] afgewezen.
4.5 De grieven 1 tot en met 4 van [appellanten] betreffen het beroep op auteursrecht. Grief 5 betreft het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellanten] bij haar beroep op slaafse nabootsing onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van verwarringsgevaar. Grief 6 betreft de afwijzing van de vorderingen en de proceskostenveroordeling.
Bij de memorie van grieven zijn ter verduidelijking grote foto's opgenomen van de voor- en achterzijde van de drie interieurs, samen met de overeenkomende interieurs van Present (prod. 1-6). Deze juistheid van foto's is door Present niet bestreden; het hof verwijst ernaar.
Auteursrecht
4.6 Het hof neemt voor de beantwoording van de vraag of bij de drie interieurs Van [appellanten] sprake is van een 'werk' in auteursrechtelijke zin tot uitgangspunt dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter dient te hebben en het persoonlijk stempel van de maker dient te dragen. Technische objectieve inventiviteit valt in het algemeen niet onder de creativiteit die het auteursrecht beschermt. Het moet gaan om het subjectieve, persoonlijke karakter dat in het werk tot uitdrukking wordt gebracht.
4.7 [appellanten] stelt zich op het standpunt dat de door haar ontworpen interieurs hieraan voldoen. Zij wijst erop dat deze een aantal specifieke kenmerken vertonen die er een eigen karakter aan geven en die niet voortvloeien uit louter technische vereisten. Hierbij gaat het om de hoogte van het tussenschot bij de interieurs voor twee of drie flessen en de driehoekige vorm waarin deze uitlopen, de vorm van de uitsparing aan de onderzijde van de plaats waar de hals van de fles wordt geplaatst, de pyramidevormige uitstulpingen bij het kliksysteem waardoor de fles wordt vastgehouden en de rechthoekige uitsparing aan de onderzijde van het interieur voor één fles.
4.8 Naar het voorlopig oordeel van het hof is de vormgeving van de drie interieurs, zoals deze blijkt uit de door [appellanten] overgelegde producties, in overwegende mate ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de persoonlijke invulling van de maker. Bij deze interieurs gaat het er bovenal om dat de flessen eenvoudig in de kist kunnen worden geplaatst, daar zonder veel moeite weer uit kunnen worden gehaald en dat zij in de tussentijd goed op hun plaats blijven ook als de kisten worden bewogen of verplaatst. Om dat te bereiken is een flesvormig interieur nodig met een kliksysteem, zoals dit overigens ook al van andersoortige verpakkingen bekend was (zoals bij pennen), en met uitsparingen, uitstulpingen en tussenschotten (ingeval van twee of drie flessen) die een zekere hoogte dienen te hebben. Aan [appellanten] kan worden toegegeven dat bij die verschillende onderdelen persoonlijke keuzes van de ontwerper mogelijk zijn, maar deze betreffen naar het voorlopig oordeel van het hof op het geheel van de voor het overige in de markt reeds gebruikelijke vormgeving zodanig geringe aspecten dat niet gesproken kan worden van een eigen oorspronkelijk karakter met het persoonlijk stempel van de maker. Dit betekent dat voorshands geconcludeerd dient te worden dat het beroep van [appellanten] op een haar toekomend auteursrecht niet opgaat. De grieven 1 tot en met 4 worden verworpen.
Slaafse nabootsing
4.9 Resteert het beroep op onrechtmatig handelen van Present wegens slaafse nabootsing. Het hof neemt voor de beantwoording van de vraag of sprake is van (slaafse) nabootsing tot uitgangspunt dat nabootsing van een product dat niet (langer) wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom in beginsel vrijstaat. Dit beginsel lijdt uitzondering wanneer door die nabootsing verwarring bij het publiek te duchten valt en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om verwarring te voorkomen.
4.10 [appellanten] heeft deze grondslag van haar vordering onderbouwd met de stelling dat Present de interieurs van [appellanten] één op één heeft nagemaakt en op geen enkele manier daar enige afstand van heeft gehouden. Present is daarmee tekortgeschoten in haar verplichting om verwarring(sgevaar) te voorkomen. Door zo te handelen profiteert Present op onrechtmatige wijze van de investeringen die [appellanten] zich heeft getroost, aldus [appellanten]. Door te oordelen dat geen sprake is van verwarringsgevaar omdat afnemers bij het zien van het wijnkistinterieur niet onmiddellijk aan [appellanten] zal denken, heeft de voorzieningenrechter volgens [appellanten] een verkeerde (merkenrechtelijke) maatstaf gehanteerd. Voldoende is immers dat het product voldoende onderscheidend vermogen heeft, hetgeen inhoudt dat het in de markt een eigen positie heeft verworven.
4.11 Bij dit laatste aansluitend, overweegt het hof het volgende. Bij de beoordeling van deze grondslag voor de vordering van [appellanten] dient allereerst te worden bezien of de interieurs van [appellanten] als geheel onderscheidend vermogen hebben, met andere woorden of deze interieurs wat hun vormgeving betreft een eigen plaats op de relevante markt innemen. Volgens [appellanten] is dat het geval (mvg punt 39). Present heeft in eerste aanleg afbeeldingen van een groot aantal verpakkingen in het geding gebracht, waarbij gebruik gemaakt is van kunststof dat door middel van thermovormen de gewenste vorm heeft verkregen en waaraan in een aantal gevallen door het aanbrengen van flockmateriaal een fluwelen aanzien is gegeven (prod. 1-13). Present beoogt daarmee haar verweer tegen (onder meer) deze stellingen van [appellanten] te onderbouwen. Volgens [appellanten] blijkt uit die voorbeelden niet wat Present er mee wil aantonen, maar veeleer het tegenovergestelde, namelijk dat er geen verpakking op de markt is als die van [appellanten].
4.12 Het hof kan [appellanten] hierin niet volgen. Uit de door partijen overgelegde producties kan niet worden afgeleid dat de vormgeving van de interieurs ten opzichte van de overige verpakkingsproducten die op de relevante markt zijn wat hun vormgeving betreft een eigen plaats innemen. Anders dan [appellanten] aanvoert, blijkt de juistheid van haar standpunt niet zonder meer uit de overgelegde producties en met daarnaast de enkele stelling dat sprake is van een eigen plaats op de relevante markt door de inmiddels gerealiseerde omzet (mvg punt 39) en de periode waarin de producten worden verhandeld (mvg punt 40) heeft [appellanten] naar het voorlopig oordeel van het hof haar stellingen op dit punt onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.13 De consequentie hiervan is dat reeds vanwege het ontbreken van onderscheidend vermogen van de interieurs van [appellanten] geen sprake kan zijn van toewijzing van haar vordering op grond van de door haar gestelde slaafse nabootsing, zodat beantwoording van de vraag of Present tekortgeschoten is in haar verplichting om alles te doen om verwarring(sgevaar) te voorkomen niet aan de orde komt. Hetgeen [appellanten] overigens naar voren heeft gebracht biedt evenmin een toereikende grondslag voor haar vorderingen. Het hof komt derhalve, zij het op andere gronden, niet tot een ander resultaat dan de voorzieningenrechter zodat grief 5 wordt verworpen.
4.14 Grief 6 heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis en deelt het lot daarvan; de grief wordt verworpen.
4.15 Nu alle grieven zijn verworpen, zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd met veroordeling van [appellanten] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Present begroot op € 291,= aan verschotten en op € 894,= aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Feddes en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 12 juni 2007.