ECLI:NL:GHSHE:2007:BA7854

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003457-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld in vereniging gepleegd tegen een persoon met vrijspraak voor primair en subsidiair ten laste gelegd feit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, maar heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en schadevergoeding aan de benadeelde partij, maar de verdachte heeft in hoger beroep betwist dat hij daadwerkelijk geweld heeft gepleegd. Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De verklaringen in het dossier waren tegenstrijdig en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte het voordeel van de twijfel moet krijgen. Het hof heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld door aanwezig te zijn en niet in te grijpen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en de teruggave van in beslag genomen voorwerpen is gelast. De benadeelde partij is in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in het strafgeding kon worden behandeld. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 141, dat openlijk in vereniging geweld plegen strafbaar stelt.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003457-06
Uitspraak : 5 juni 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
11 september 2006 in de strafzaak met parketnummer 02-800484-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1954],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot 15 maanden gevangenisstraf waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met 2 jaar proeftijd en met teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan overtuigende bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Noch uit de stukken, noch uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat verdachte zelf heeft geslagen, gestompt en geschopt, zoals hem primair en subsidiair ten laste is gelegd. In het dossier bevinden zich enerzijds verklaringen inhoudende dat hij daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de gewelddadigheden en anderzijds verklaringen die dat tegenspreken. Nu op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet is kunnen worden vastgesteld welke verklaringen betrouwbaarder zijn te achten, is het hof van oordeel dat verdachte het voordeel van de twijfel dient te krijgen en zal het hof hem in zoverre vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tweede subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 april 2006 te Fijnaart, gemeente Moerdijk, met anderen, op of aan de openbare weg, de [pleegadres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit het meermalen slaan en stompen en schoppen tegen het gezicht en het hoofd en de rug van die [benadeelde].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof is van oordeel dat van het 'in vereniging' plegen van geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld zonder dat deze bijdrage zelf van gewelddadige aard behoeft te zijn. In casu is de verdachte aanwezig geweest bij de geweldpleging tegen [benadeelde] door zijn twee zonen en heeft hij niet ingegrepen. Niet is gebleken dat hij getracht heeft zijn zonen te bewegen zich te verwijderen. In tegendeel, door zijn houding en verbaal geweld heeft verdachte aan het geweld een bijdrage geleverd als hiervoor bedoeld. De omstandigheid dat hij op enig moment gedurende de geweldplegingen in verband met ademhalingsproblemen even in de auto is gaan zitten kan niet worden aangemerkt als een zich distantiëren van geweldplegingen en doet derhalve niets aan het voorgaande af.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, - in het bijzonder de gevolgen voor het slachtoffer - op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Gelet hierop, acht het hof oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof denkt daarbij, in verband met de gezondheidsproblematiek van verdachte, aan bijvoorbeeld het verrichten van administratieve werkzaamheden.
Met oplegging voorts van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoon van verdachte is gebleken, acht het hof termen aanwezig om daarbij na te melden bijzondere voorwaarde te stellen.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de verdachte.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 250,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De vordering duurt voor zover zij is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
De vordering is naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij [benadeelde] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tweede subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het tweede subsidiair bewezen verklaarde oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
180 (honderd tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg te Tilburg en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- een herenpantalon, kleur zwart en
- een paar schoenen, kleur zwart.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. H. de Doelder,
in tegenwoordigheid van mw. H. Van Zandbeek, griffier,
en op 5 juni 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. de Doelder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.