ECLI:NL:GHSHE:2007:BA7872

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K05/1208
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A.M. Hendriks
  • G.A.M. Stevens
  • F. van Beuge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv. inzake valsheid in geschrift en ambtelijke vervalsing door gemeente

In deze zaak gaat het om een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klagers tegen de gemeente als beklaagde. De klacht betreft de uitvoering van een raadsbesluit van 2 april 2001 met betrekking tot het bestemmingsplan 'De Hasselt'. Klagers beschuldigen de gemeente van valsheid in geschrift en ambtelijke vervalsing, omdat zij menen dat de exploitatieopzet die aan de Provincie is verzonden, vervalst is. Het hof heeft vastgesteld dat er rondom de uitvoering van het raadsbesluit sprake is geweest van een onzorgvuldige werkwijze van de gemeente. Echter, voor de strafbare feiten zoals valsheid in geschrift en ambtelijke vervalsing is opzet vereist. Het hof concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor dit opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm. De klacht van klagers wordt dan ook afgewezen. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarin klagers herhaaldelijk hebben verzocht om vervolging van de gemeente, maar het hof oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die een strafvervolging rechtvaardigen. De beslissing van het hof is genomen op 6 februari 2007, waarbij de klagers en de beklaagde in raadkamer zijn gehoord. Het hof heeft de klacht afgewezen, omdat het niet verwacht dat verder onderzoek meer bewijs zal opleveren.

Uitspraak

K05/1208
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 6 februari 2007 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
klager 1,
wonende Lage Mierde,
en
klager 2,
wonende te Reusel,
hierna te noemen: klagers, en ieder afzonderlijk: klager,
beiden te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg,
over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van:
beklaagde,
zetelende te Reusel,
in raadkamer vertegenwoordigd door de gemeentesecretaris, L.J.M. Bertens,
hierna te noemen: beklaagde,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, en
mr. M.T.C.A. Smets, advocaat te Eindhoven,
wegens valsheid in geschrift en/of ambtelijke vervalsing van boeken en/of ambtelijke verduistering van bewijsstukken.
De feitelijke gang van zaken.
Op 6 april 2004 hebben klagers tezamen met een derde persoon, te weten [naam], aangifte gedaan van opzettelijke misleiding en/of valsheid in geschrift, beweerdelijk jegens hen gepleegd door beklaagde.
Bij schrijven van 3 juni 2004 is door [politieambtenaar], brigadier, op gezag van de officier van justitie, aan klagers bericht dat aan de aangifte geen verder gevolg zal worden gegeven.
Klagers hebben zich vervolgens bij schrijven van 26 juni 2004 tot de officier van justitie gericht met het verzoek om tot vervolging van beklaagde over te gaan.
Op 30 maart 2005 is door [naam], parketsecretaris, aan klagers bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat – zakelijk weergegeven – het stuk dat naar zeggen van klagers vervalst c.q. valselijk opgemaakt zou zijn (de notulen van een gemeenteraadsvergadering) niet in strafvorderlijke zin de bedoeling heeft te dienen tot enig bewijs.
Naar aanleiding van het schrijven van klagers d.d. 16 mei 2005 aan de officier van justitie, heeft [naam], coördinerend parketsecretaris, namens de officier van justitie aan klagers bericht dat door klagers geen nieuwe feiten en/of omstandigheden zijn aangevoerd om de zaak alsnog nader te (doen) onderzoeken.
Hierop hebben klagers bij schrijven van 19 augustus 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 23 augustus 2005, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 4 november 2005 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 23 mei 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager 1 en zijn advocaat, mr. Stassen, die mede namens klager 2 het woord heeft gevoerd.
Het hof heeft klagers ter zitting, gelet op hun concrete persoonlijke belang bij een eventuele strafvervolging van beklaagde, ontvankelijk verklaard in hun beklag. Het hof heeft klagers vervolgens gehoord over het door hen ingediende beklag.
De advocaat-generaal heeft het hof in raadkamer geadviseerd om beklaagde op te roepen en in het verband met de bijzondere omstandigheden van het geval beklaagde te horen in aanwezigheid van klagers en hun advocaat.
Het hof heeft daarop besloten de behandeling van de zaak te schorsen en beklaagde op te roepen om, in aanwezigheid van klagers en hun advocaat, te worden gehoord ter zitting van 1 augustus 2006, om 15.00 uur.
Beklaagde is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet op 1 augustus 2006 in raadkamer verschenen
Klagers en hun advocaat zijn op 1 augustus 2006 in raadkamer van het hof verschenen.
De advocaat-generaal heeft het hof geadviseerd om, alvorens het hof van advies te kunnen dienen, nader onderzoek te laten verrichten.
Bij tussenbeschikking van 15 augustus 2006 heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden tot de zitting van 10 oktober 2006, onder de bepaling dat alsdan beklaagde ingevolge artikel 12e van het Wetboek van Strafvordering opnieuw zal worden opgeroepen om, in aanwezigheid van klagers en hun advocaat, te worden gehoord over het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dit berust.
Het hof heeft het proces-verbaal van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Divisie Recherche, Eindhoven, mutatienummer: PL2219/04-068345, volgens de wettelijke regels opgesteld en ondertekend op 2 januari 2007 door [naam], inspecteur van politie, met bijlagen, toegevoegd aan het dossier.
Beklaagde, in de persoon van de gemeentesecretaris [naam], bijgestaan door zijn advocaten, alsmede klagers en hun advocaat zijn op 10 oktober 2006 in raadkamer verschenen. Ter zitting in raadkamer heeft de jongste raadsheer zich verschoond. Het hof heeft vervolgens ter zitting de behandeling van het klaagschrift geschorst, onder de bepaling dat de behandeling van de zaak op een nader vast te stellen tijdstip zal worden voortgezet en dat klagers en beklaagden en hun advocaten tegen dat later vastgestelde tijdstip opnieuw opgeroepen zullen worden.
Partijen zijn tijdig opgeroepen om op 16 januari 2007 in raadkamer van het hof te verschijnen.
Op 16 januari 2007 is de behandeling van het klaagschrift in raadkamer van het hof voortgezet in aanwezigheid van klagers en hun raadsman alsmede van beklaagde, in de persoon van de gemeentesecretaris, en zijn advocaten.
De advocaat-generaal heeft het hof geadviseerd om het beklag af te wijzen.
De beoordeling.
Klagers stellen dat beklaagde zich jegens hen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en/of ambtelijke vervalsing van boeken en/of ambtelijke verduistering van bewijsstukken, doordat beklaagde een onderdeel, te weten de exploitatieopzet ‘De Hasselt’ (inclusief Koningshoek), deel uitmakende van de notulen van en besproken in de raadsvergadering van beklaagde d.d. 2 april 2001, heeft vervalst, waardoor klagers aanzienlijke schade hebben geleden.
Beklaagde, in de persoon van de gemeentesecretaris, heeft verklaard dat naar aanleiding van de aangifte van klagers in opdracht van de Gemeenteraad van beklaagde in 2004 een onafhankelijk onderzoek is verricht door Deloitte Accountants BV te Eindhoven. In het rapport van Deloitte Accountants BV d.d. 23 december 2004 is een aantal aanbevelingen gedaan die inmiddels grotendeels zijn geïmplementeerd.
Beklaagde onderschrijft de visie van Deloitte Accountants BV dat rondom de uitvoering van het raadsbesluit d.d. 2 april 2001 inzake bestemmingsplan ‘De Hasselt’ veel zaken verkeerd zijn gegaan en dat zulks met name te wijten is aan het gebrek aan interne afspraken en schriftelijk vastgelegde procedures terzake werkwijzen rond interne processen alsmede handhaving binnen het systeem van risicobeheersing door beklaagde.
Beklaagde heeft erkend dat de exploitatieopzet d.d. 19 februari 2001 de versie is die besproken is door de Gemeenteraad tijdens de vergadering op 2 april 2001 en bijgevolg deel uitmaakt van het raadsbesluit.
Beklaagde heeft verklaard dat de onderhavige exploitatieopzet in de vorm van een Excelbestand was opgemaakt en voortdurend werd geactualiseerd aan de hand van nieuwe gegevens. Omdat bij het uidraaien van de exploitatieopzet met datum 19 februari 2001 is verzuimd om deze als apart bestand op te slaan, is dit bestand met het invoeren van nieuwe gegevens ‘overschreven’. Bij het verzenden van stukken naar de Provincie op een later tijdstip is een nieuwe, geactualiseerde uitdraai van de exploitatieopzet bijgevoegd, geprint op 19 april 2001. Beklaagde heeft erkend dat deze versie ten onrechte is verzonden naar de Provincie; ook de Provincie had de berekening van 19 februari 2001 moeten ontvangen.
Beklaagde ontkent overigens dat klagers hierdoor schade hebben geleden nu het belang van het exploitatieoverzicht gelegen is in de vraag in hoeverre een plan economisch haalbaar is en dat in dit verband niet van belang is in hoeverre een exploitatie een positief saldo of een tekort oplevert.
Beklaagde ontkent derhalve zich schuldig gemaakt te hebben aan enig strafbaar feit.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat uit de behandeling van de onderhavige klacht in raadkamer is gebleken dat er rondom de uitvoering van het raadsbesluit van 2 april 2001 inzake bestemmingsplan ‘De Hasselt’ sprake is geweest van een opmerkelijk onzorgvuldige werkwijze van de zijde van beklaagde. Het hof acht de klacht van klagers en hun onderliggende gevoelens in dezen dan ook begrijpelijk en invoelbaar.
Echter, voor het plegen van valsheid in geschrift, ambtelijke vervalsing van boeken c.q. ambtelijke verduistering, dient te zijn voldaan aan het wettelijke vereiste van ‘opzet’.
Het hof acht, gelet op de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, voorhanden. Derhalve acht het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van een of meer strafbare feiten aanwezig om de vervolging van beklaagde te bevelen. Voorts mag naar het oordeel van het hof niet verwacht worden dat verder onderzoek nader bewijs zal opleveren.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter,
mr. G.A.M. Stevens en mr. F. van Beuge, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.H. Tappenbeck, als griffier.
op 6 februari 2007.