typ. MT
rolnr. KG C0601429/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
tweede kamer, van 26 juni 2007,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap CONTOUR KLINIEK NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Bussum,
appellante,
hierna te noemen: Contour,
procureur: mr. P.H.W. Pennings,
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. J.E. Benner,
op het bij exploot van dagvaarding van 2 november 2006 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van 27 oktober 2006 dat door de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen is tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en Contour als een van de twee gedaagden in conventie, tevens eiseres in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 136865/KG ZA 06-14)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij "memorie van grieven in conventie, tevens akte intrekking hoger beroep van de afwijzing vordering in reconventie" heeft Contour, kort gezegd:
- één productie overgelegd;
- meegedeeld dat zij haar hoger beroep intrekt voor zover gericht tegen de afwijzing van haar vorderingen in reconventie;
- tien grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis;
- geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis, voor zover in conventie tussen partijen gewezen, en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie.
2.2. Bij "memorie van antwoord in conventie, tevens houdende antwoordakte" heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en geconcludeerd tot hetgeen aan het slot van die memorie staat omschreven.
2.3. De partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a) Contour is een rechtspersoon die zich bezig houdt met cosmetische chirurgie. Zij heeft een kliniek in Bussum waar patiënten worden ontvangen en poliklinische behandelingen worden uitgevoerd. Contour heeft geen OK-faciliteiten. Behandelingen die onder narcose plaatsvinden worden uitgevoerd in Ziekenhuis Gooi-Noord te Blaricum.
b) De heer [persoon 1] treedt via Belle Cosmetic Clinics BV op als (indirect) bestuurder van Contour.
c) [geïntimeerde] is plastisch chirurg en heeft als zodanig in opdracht van Contour tot begin juli 2005 een aantal medische handelingen verricht.
d) Contour heeft een website. Het is voor derden mogelijk om op die website berichten te plaatsen over bijvoorbeeld hun ervaringen met betrekking tot uitgevoerde behandelingen.
e) Contour heeft op 20 november 2005 aan [geïntimeerde] de tekst gestuurd van een door een derde gezonden e-mail. De tekst van dat bericht (hierna aan te duiden als: het lasterlijke bericht) is beledigend en bedreigend voor [geïntimeerde], en heeft kennelijk de bedoeling [geïntimeerde] te kwetsen en hem te schande te maken.
4.2. Nu Contour het hoger beroep expliciet heeft beperkt tot het geding in conventie, behoeft in het onderstaande uitsluitend het geschil in conventie bespreking.
4.3. In de onderhavige procedure vorderde [geïntimeerde] in conventie in eerste aanleg hoofdelijke veroordeling van Contour en haar (indirecte) bestuurder [persoon 1]:
1) tot afgifte van de informatie en bescheiden als omschreven in de dagvaarding (hof: hierna ook kort aan te duiden als de patiëntengegevens), binnen 48 uur na betekening van het vonnis;
2) tot betaling van € 12.924,45 terzake volgens [geïntimeerde] onbetaald gebleven rekeningen, vermeerderd met incassokosten;
3) primair: tot bekendmaking van de naam van de opsteller van het lasterlijke bericht binnen 48 uur na betekening van het vonnis;
subsidiair: voor het geval Contour en [persoon 1] niet over de naam van die persoon beschikken:
- tot onverwijld onderzoek naar de identiteit van die persoon en daarbij alles te doen wat daartoe redelijkerwijs mogelijk is, met de verplichting om [geïntimeerde] omtrent het verloop en het resultaat van dat onderzoek onverwijld te informeren;
- tot het verstrekken van de naam van de provider aan [geïntimeerde], alsmede tot het verstrekken van een volmacht aan [geïntimeerde] om de benodigde gegevens bij de provider te achterhalen en op te eisen, binnen 48 uur na betekening van het vonnis;
4) tot betaling van een dwangsom bij niet nakoming van het onder 1) en 3) gevorderde;
een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van Contour en [persoon 1] in de proceskosten.
4.4.1. De voorzieningenrechter heeft in conventie de vorderingen van [geïntimeerde] voor zover gericht tegen [persoon 1] afgewezen en [geïntimeerde] in de proceskosten aan de zijde van [persoon 1] veroordeeld.
Deze beslissingen staan in het onderhavige hoger beroep niet ter beoordeling.
4.4.2. In het geschil in conventie tussen [geïntimeerde] en Contour heeft de voorzieningenrechter, kort gezegd:
A. Contour veroordeeld, op straffe van verbeurte van een dwangsom, om binnen een week na betekening van het vonnis aan [geïntimeerde] de door hem gevraagde patiëntengegevens, zoals omschreven in r.o. 2.3 van het vonnis, te verschaffen;
B. Contour veroordeeld, op straffe van verbeurte van een dwangsom, om binnen 60 uur na betekening van het vonnis:
- aan [geïntimeerde] het IP-adres bekend te maken van de opsteller van de lasterlijke bericht;
- aan [geïntimeerde] de naam van de provider met betrekking tot haar website te verstrekken;
- aan [geïntimeerde] een volmacht te verstrekken om, namens Contour als websitehouder, de benodigde gegevens bij die provider te achterhalen en op te eisen.
De voorzieningenrechter heeft deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, het meer of anders gevorderde afgewezen en de kosten van het geding in conventie tussen [geïntimeerde] en Contour gecompenseerd aldus dat elke partij de eigen kosten diende te dragen.
4.5. De grieven 1 tot en met 7 van Contour hebben - naar het hof begrijpt - betrekking op de hierboven onder A. weergegeven beslissing van de voorzieningenrechter.
De grieven 8, 9 en 10 hebben betrekking op de onder B. weergegeven beslissing van de voorzieningenrechter. Contour concludeert dat de betreffende vorderingen van [geïntimeerde] alsnog geheel moeten worden afgewezen met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
4.6.1. Alvorens de grieven te behandelen zal het hof ingaan op het door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord gevoerde verweer dat Contour inmiddels geheel heeft voldaan aan de in het beroepen vonnis uitgesproken veroordeling tot:
A. het verstrekken van de door [geïntimeerde] gevraagde patiëntengegevens;
B. het verstrekken van het IP-adres van de opsteller van het lasterlijke bericht, de naam van de provider en de gevraagde volmacht.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat het feit dat Contour deze gegevens verstrekt heeft niet meer ongedaan kan worden gemaakt. [geïntimeerde] heeft hier de gevolgtrekking aan verbonden dat Contour, wegens het ontbreken van belang bij het hoger beroep, in het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.6.2. Het hof verwerpt dit beroep van [geïntimeerde] op niet-ontvankelijkheid van Contour in het hoger beroep.
Het hof overweegt daartoe dat Contour in haar memorie van grieven onder meer heeft geconcludeerd tot veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg. Reeds deze door Contour gewenste veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten geeft Contour een belang bij haar hoger beroep. Het feit dat Contour geen expliciete grief heeft gericht tegen de beslissing van de voorzieningenrechter tot compensatie van de proceskosten doet daar niet aan af, nu op grond van de conclusie van de memorie van grieven onmiskenbaar is dat Contour die compensatie van de proceskosten onjuist vindt en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten wenst.
Het hof begrijpt overigens uit dit beroep van [geïntimeerde] op niet-ontvankelijk van Contour dat [geïntimeerde] zich op het standpunt stelt dat inmiddels aan de veroordeling in conventie is voldaan en dat deze veroordeling naar de mening van [geïntimeerde] in hoger beroep niet verder behoeft te worden gehandhaafd of opnieuw uitgesproken.
4.7. Het hof is evenals de voorzieningenrechter van oordeel dat [geïntimeerde] met betrekking tot de door hem ingestelde vordering tot verstrekking van de patiëntengegevens en met betrekking tot de vorderingen terzake het lasterlijke bericht voldoende spoedeisend had ten tijde van het wijzen van het beroepen vonnis.
Tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat voldoende spoedeisend belang aanwezig was heeft Contour ook geen expliciete grief gericht.
Er kan dus in kort geding over de betreffende vorderingen worden geoordeeld.
Met betrekking tot de vordering tot afgifte van de
patiëntengegevens
4.8. Contour is door de voorzieningenrechter op straffe van een dwangsom veroordeeld om aan [geïntimeerde] te verstrekken:
a. een kopie van de anamnese van de patiënten [persoon 2] en [persoon 3] (o.k.-datum 28 april 2004);
b. naam, adres, geboortedatum en o.k.-datum van alle patiënten die door [geïntimeerde] behandeld zijn;
c. kopieën van alle foto's van "de door [geïntimeerde] behandelde cliënten" waarover Contour beschikt.
4.9. Grief 1 heeft betrekking op de vraag of [geïntimeerde] tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter al dan niet een tas met bescheiden aan Contour ter beschikking heeft gesteld.
Deze grief behoeft geen behandeling omdat de vraag of de tas al dan niet ter zitting aan Contour ter beschikking is gesteld niet ten grondslag heeft gelegen aan en niet relevant is voor de hiervoor in r.o. 4.8 weergegeven beslissing. Tussen partijen staat overigens vast dat [geïntimeerde] ter zitting een tas met bescheiden aan Contour heeft willen overhandigen, dat Contour die tas op dat moment niet heeft willen aannemen en dat [geïntimeerde] nadien alsnog bescheiden aan Contour heeft verstrekt.
4.10.1. Door middel van grief 2 voert Contour aan dat zij de contractspartij is van de door [geïntimeerde] in opdracht van Contour behandelde patiënten. Contour verbindt hier de gevolgtrekking aan dat zij jegens de patiënten is aan te merken als "hulpverlener" in de zin van artikel 7:446 lid 1 BW. Op grond daarvan concludeert Contour dat de patiëntendossiers aan haar toebehoren en dat een chirurg die, zoals [geïntimeerde], voor Contour werkzaam is geweest geen recht heeft op afgifte van patiëntendossiers.
4.10.2. Contour miskent met deze grief dat [geïntimeerde] geen afgifte van patiëntendossiers verlangt, maar slechts kopieën van enkele (hierboven in r.o. 4.8 genoemde) specifieke gegevens. Contour heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [geïntimeerde], als chirurg die de betreffende patiënten behandeld heeft, een gerechtvaardigd belang heeft bij afgifte van (kopieën van) de betreffende gegevens, die op de door hem uitgevoerde behandelingen betrekking hebben. Het hof acht voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] de betreffende gegevens nodig heeft indien zich iets zou voordoen met door hem behandelde patiënten en bij eventuele uit te voeren vervolgbehandelingen.
4.10.3. Gelet op de verstoorde verstandhouding tussen partijen acht het hof het bovendien begrijpelijk en gerechtvaardigd dat [geïntimeerde] reeds thans kopieën van de gegevens verlangt, en niet pas om afgifte wenst te verzoeken indien daarvoor een acute noodzaak is ontstaan.
4.10.4. Het hof constateert voorts dat Contour niet heeft betwist dat verstrekking van de gevraagde kopieën aan [geïntimeerde], die de patiënten zelf heeft behandeld en als zodanig een geheimhoudingsplicht heeft, geen schending van de op Contour rustende geheimhoudingsplicht oplevert.
4.10.5. De slotsom van het voorgaande is dat het hof, evenals de voorzieningenrechter, van oordeel is dat Contour geen redelijk belang heeft om zich tegen afgifte van de gevraagde kopieën te verzetten. Grief 2 faalt dus.
4.11.1. In grief 3 betoogt Contour - kort gezegd - dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de gegevens die [geïntimeerde] aan Contour heeft verstrekt voldoen aan de eisen die Contour op grond van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst mag stellen aan de door [geïntimeerde] te verstrekken gegevens.
4.11.2. Deze grief faalt omdat zij berust op een verkeerde lezing van het vonnis van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft immers in het vonnis geen oordeel gegeven over de vraag of de door [geïntimeerde] verstrekte gegevens voldoen aan de daaraan te stellen eisen. De voorzieningenrechter heeft het antwoord op die vraag in het midden gelaten.
4.11.3. De grief kan bovendien geen doel treffen omdat zij betrekking heeft op het geding in reconventie, waarin Contour veroordeling van [geïntimeerde] tot afgifte van een aantal medische gegevens heeft gevorderd. Contour heeft expliciet te kennen gegeven dat haar hoger beroep niet gericht is tegen de afwijzing van haar reconventionele vorderingen. Dienovereenkomstig vordert Contour uitsluitend vernietiging van het beroepen vonnis, voor zover dat in conventie is gewezen.
4.11.4. De stelling van Contour in de toelichting op grief 3 dat [geïntimeerde] zich in latere procedures jegens Contour zou kunnen beroepen op het in grief 3 aangevochten oordeel van de voorzieningenrechter is bovendien onjuist omdat aan in kort geding gegeven voorlopige oordelen geen gezag van gewijsde toekomst.
4.12.1. In grief 4 betoogt Contour dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat een gerichte vordering tot afgifte van de medische dossiers ontbreekt.
4.12.2. Ook deze grief faalt reeds omdat zij berust op een verkeerde lezing van het vonnis van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft niet overwogen dat een gerichte vordering tot afgifte van de medische dossiers ontbreekt, maar dat een vordering ontbreekt die erop gericht is om een oordeel te krijgen over de vraag of het door [geïntimeerde] afgegeven materiaal aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [geïntimeerde] alle gegevens heeft verstrekt die hij in zijn bezit had, heeft Contour geen grief gericht.
4.12.3. Grief 4 kan bovendien, net als grief 3, geen doel treffen omdat zij betrekking heeft op het geding in reconventie terwijl Contour expliciet te kennen heeft gegeven haar hoger beroep te beperken tot het geding in conventie.
4.13.1. Door middel van grief 5 betoogt Contour dat de voorzieningenrechter zich ten onrechte geen oordeel heeft gevormd over de door [geïntimeerde] overgelegde operatieverslagen.
4.13.2. Ook deze grief stuit af op het feit dat Contour haar hoger beroep expliciet heeft beperkt tot het geding in conventie.
4.13.3. Het beroep op een opschortingsrecht, waar Contour melding van maakt in de toelichting op grief 5, voert niet tot een ander oordeel. Het beroep op dat opschortingsrecht is immers gedaan met betrekking tot de geldvordering van [geïntimeerde], die hierboven in r.o. 4.3 onder 2) is weergegeven. Aangezien die geldvordering door de voorzieningenrechter is afgewezen behoeft het beroep op het opschortingsrecht dat met betrekking tot die geldvordering is gedaan geen behandeling meer en behoeft in het onderhavige kort geding dus ook geen oordeel te worden gegeven over de kwaliteit van de operatieverslagen.
4.14.1. Contour voert in grief 6 aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geconcludeerd dat de dossiers compleet zouden zijn.
4.14.2. Ook deze grief berust op een verkeerde lezing van het vonnis. De voorzieningenrechter heeft immers niet vastgesteld dat de dossiers compleet zouden zijn.
De grief faalt daarom.
4.15. Grief 7, waarin Contour aanvoert dat zij onder omstandigheden jegens haar patiënten zal moeten kunnen bewijzen dat zij aan haar informatie- en dossierplicht voldaan heeft, stuit reeds af op het feit dat die grief betrekking heeft op de vorderingen in reconventie en niet op de vorderingen in conventie.
4.16. Het hof concludeert dat de grieven 1 tot en met 7 falen. Het beroepen vonnis moet dus worden bekrachtigd, voor zover daarin de vordering van [geïntimeerde] tot afgifte van - kort gezegd - de patiëntengegevens op straffe van verbeurte van een dwangsom is toegewezen.
Het hof acht de hoogte van die dwangsom niet onjuist.
Met betrekking tot de vordering ter vaststelling van de identiteit van de opsteller van het lasterlijke bericht
4.17.1. Naar aanleiding van de vordering ter vaststelling van de identiteit van de opsteller van het lasterlijke bericht heeft de voorzieningenrechter Contour veroordeeld om:
- aan [geïntimeerde] het IP-adres bekend te maken van de opsteller van de lasterlijke bericht;
- aan [geïntimeerde] de naam van de provider met betrekking tot haar website te verstrekken;
- aan [geïntimeerde] een volmacht te verstrekken om, namens Contour als websitehouder, de benodigde gegevens bij die provider te achterhalen en op te eisen.
4.17.2. In grief 8 betoogt Contour dat de voorzieningenrechter ten onrechte de stelling van Contour heeft verworpen dat er maar één keer (in oktober of november 2005) sprake is geweest van een lasterlijke e-mail en dat buiten de heer [persoon 1] niemand van die e-mail kennis heeft genomen.
4.17.3. [geïntimeerde] heeft niet gemotiveerd betwist dat het lasterlijke bericht niet op de website van Contour gepubliceerd is en dat het ging om een e-mail die alleen door [persoon 1] gelezen is. Ook het hof zal er daarom in het onderhavige kort geding vanuit gaan dat sprake is van één lasterlijk bericht dat in oktober of november 2005 per e-mail door een derde aan Contour is gezonden en dat niet op de website van Contour te lezen is geweest.
4.17.4. Het voorgaande brengt echter niet mee dat de toewijzing van de op het lasterlijke bericht betrekking hebbende vorderingen door de voorzieningenrechter onjuist moet worden geacht. Het hof is van oordeel dat die vorderingen door de voorzieningenrechter terecht zijn toegewezen. Het hof stelt daarbij voorop dat in het lasterlijke bericht in zeer beledigende bewoordingen wordt gesproken over [geïntimeerde], en dat in het bericht aan het adres van [geïntimeerde] bedreigingen worden geuit. Het bericht heeft de kennelijke strekking [geïntimeerde] te kwetsen en hem te schande te maken. Het hof is voorshands van oordeel dat de tekst van het bericht jegens [geïntimeerde] onrechtmatig moet worden geacht.
4.17.5. Uit het onrechtmatige karakter van het bericht volgt dat [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof een in rechte te respecteren belang heeft om bekend te worden met de identiteit van de opsteller van het lasterlijke bericht. Het behoeft naar het oordeel van het hof geen nadere onderbouwing dat [geïntimeerde], die inmiddels elders werkzaamheden als plastisch chirurg verricht, in zijn goede naam zou worden aangetast en inkomensschade zou kunnen leiden als berichten als het onderhavige gepubliceerd zouden worden. Ter voorkoming daarvan heeft [geïntimeerde] er belang bij om bekend te worden met de identiteit van de opsteller van het lasterlijke bericht. Dit brengt mee dat grief 10, waarin Contour een andersluidend standpunt verkondigt, faalt.
4.17.6. Het belang van de opsteller van het lasterlijke bericht bij bescherming van diens persoonlijke levenssfeer, en dus bij handhaving van diens anonimiteit, moet naar het oordeel van het hof wijken voor het bovengenoemde belang van [geïntimeerde]. Het recht om meningen te uiten is immers niet dermate absoluut dat dit recht misbruikt zou kunnen worden door anoniem onrechtmatige en lasterlijke berichten over derden te verspreiden. Hieruit volgt dat de weigering van Contour om de door [geïntimeerde] gevraagde gegevens en volmacht te verstrekken in strijd komt met de maatschappelijke zorgvuldigheid die Contour jegens [geïntimeerde] in acht dient te nemen.
4.17.7. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht de hierboven in r.o. 4.17.1 weergegeven veroordeling heeft uitgesproken. Grief 8 faalt dus.
4.17.8. Grief 9, gericht tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat Contour zou hebben gedreigd het lasterlijke e-mailbericht "te zullen inzetten" indien [geïntimeerde] niet aan de verlangens van Contour tegemoet zou komen, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Of er al dan niet een dergelijke dreiging is geuit is immers niet relevant voor de vraag of Contour gehouden is om aan [geïntimeerde] de gegevens en volmacht te verstrekken die [geïntimeerde] nodig heeft bij zijn poging om de identiteit van de opsteller van het lasterlijke bericht te achterhalen.
Grief 9 treft daarom geen doel.
4.17.9. Het voorgaande leidt ertoe dat het hof het beroepen vonnis ook zal bekrachtigen, voor zover daarin de vorderingen van [geïntimeerde] ter vaststelling van de identiteit van de opsteller van het lasterlijke bericht op straffe van verbeurte van een dwangsom is toegewezen.
Het hof acht de hoogte van die dwangsom niet onjuist.
4.18. Het hof zal het beroepen vonnis, voor zover in conventie bestreden, bekrachtigen onder de constatering dat inmiddels volgens [geïntimeerde] naar zijn tevredenheid aan de in conventie uitgesproken veroordeling is voldaan door Contour. Dit brengt mee dat het hof geen termen aanwezig acht voor de door Contour gewenste veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in conventie in eerste aanleg.
Contour zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het beroepen vonnis, voor zover in conventie tussen [geïntimeerde] en Contour gewezen;
verstaat dat door Contour inmiddels op een door [geïntimeerde] toereikend geachte wijze uitvoering is gegeven aan de bij dat vonnis in conventie uitgesproken veroordeling;
veroordeelt Contour in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 399,-- aan vast recht en op € 894,-- aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman,
Venhuizen en Keizer en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 26 juni 2007.