ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
achtste kamer, van 22 mei 2007,
gewezen in de zaak van:
STICHTING AMPHIA,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 18 mei 2006,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Breda gewezen vonnissen van 14 september 2005 en 5 april 2006 tussen appellante - Amphia - als gedaagde en geïntimeerde – [X.] - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 339562/CV/05-620)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Amphia, onder overlegging van twee producties, drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van [X.], met veroordeling van [X.] in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [X.] de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de zaak mondeling doen bepleiten aan de hand van pleitnota’s, Amphia door mr. N.C.M. Koch aan de hand van een pleitnota en [X.] door mr. M. Vetkamp. Laatstgenoemde heeft afgezien van het voordragen van zijn pleitnota (Die pleitnota wordt daarom buiten beschouwing gelaten).
2.4. Partijen hebben ten slotte de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4.1. Het hof stelt allereerst vast dat tegen het tussenvonnis van 14 september 2005 geen grief is gericht, zodat Amphia in zoverre niet-ontvankelijk in haar beroep moet worden verklaard.
4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.2.1. [X.] is bij Amphia sedert (in ieder geval) 1 januari 2000 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam in het Amphia ziekenhuis Breda als verpleegkundige op unit 47, waar patiënten worden verpleegd met chirurgische aandoeningen met specialisatie naar oncologie, met de daarbij behorende stomazorg, mamacare en uitgebreide wondbehandeling.
4.2.2. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Ziekenhuizen (hierna: CAO) van toepassing.
4.2.3. De CAO kent een zogeheten Functiewaarderingssysteem in de Gezondheidszorg 3.0 (FWG 3.0).
4.2.4. Van de functie van [X.] is een functiebeschrijving opgemaakt, die op 24 september 2001 definitief is vastgesteld en is opgenomen in het zogenaamde functiebeschrijvingsformulier.
4.2.5. Ingevolge de CAO dient de functie van [X.], zoals deze op 1 januari 2000 werd uitgevoerd, gewaardeerd en ingedeeld te worden op basis van de FWG 3.0. Ingeval de waardering en invoering daarvan op een later moment plaatsvindt geschiedt zulks met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000.
4.2.6. Bij brief van 29 oktober 2001 heeft Amphia aan [X.] bericht dat zij de functiebeschrijving heeft gewogen en dat dit heeft geresulteerd in voorlopige indeling van de functie binnen functiegroep 45.
4.2.7. Aan de overige verpleegkundigen van de unit 47 is eenzelfde functiewaardering toegezonden, waarna namens deze verpleegkundigen, onder wie [X.], op de wijze als voorzien in de CAO in december 2001 bezwaar is aangetekend bij de Interne Bezwaren Commissie (IBC).
4.2.8. De IBC heeft op 20 maart 2002 advies uitgebracht aan de raad van bestuur van Amphia. De IBC heeft de bezwaren op de gezichtspunten kennis, zelfstandigheden, sociale vaardigheden en uitdrukkingsvaardigheid afgewezen. Zij heeft de bezwaren van [X.] met betrekking tot de gezichtspunten risico’s, verantwoordelijkheden en invloed, vaardigheid, oplettendheid, overige functie-eisen en inconveniënten overgenomen. De gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen heeft zij gewaardeerd met een E. De functie werd ingedeeld in schaal 50.
4.2.9. Na kennisgenomen te hebben van het advies van de IBC heeft Amphia bij besluit van 29 mei 2002 dat advies naast zich neergelegd en gemotiveerd aangegeven de indeling van de functie te handhaven in schaal 45.
Amphia heeft daarbij verwezen naar een advies van 18 april 2002 van [Y.], een door haar ingeschakeld gecertificeerd adviseur FWG.
4.2.10. Voormelde adviseur [Y.] heeft met betrekking tot het gezichtspunt oplettendheid aangegeven:
“Weliswaar is er in de functiebeschrijving sprake van “grote oplettendheid bij …” e.d., maar de ijkfunctie, die vrijwel dezelfde is als de functie verpleegkundige binnen unit 47, geeft een D eis. Het argument van de IBC dat er binnen de normtekst van de FWG systematiek op veel punten tegelijkertijd gelet moet worden (E-niveau) geldt punten die niet direct in elkaars verlengde liggen, zoals het uitvoeren van psychomotore therapieën bij psychiatrische patiënten, waarbij gelijktijdig op individuele behandeldoelen, groepsdynamische processen, veiligheid, tijdige signalering en interventies van belang zijn.”
Met betrekking tot het gezichtspunt overige functie-eisen heeft adviseur [Y.] aangegeven:
“Bij volharding wordt binnen het FWG systeem als voorbeeld aangegeven: het continu verplegen van patiënten met een ernstig letsel, op daartoe gespecialiseerde afdelingen. Dit is wel van toepassing binnen een IC afdeling, maar niet binnen unit 47. Bij systematiek en hygiëne wordt binnen het FWG systeem gesproken van het verplegen van patiënten in box systemen. Dit vergt een hogere eis m.b.t. hygiëne dan benodigd is bij de functie van verpleegkundige binnen unit 47. Beide C eisen zijn derhalve te hoog, een B eis is op zijn plaats. De uiteindelijke eis leidt dan tot een D eis.”
4.2.11. Bij brief van 20 juli 2002 heeft [X.], eveneens op basis van de CAO, bezwaar aangetekend bij de Landelijke Commissie FWG Ziekenhuizen (LCF) tegen het besluit van Amphia van 29 mei 2002.
4.2.12. De LCF heeft op 18 december 2002 uitspraak gedaan. Zij heeft daarbij de gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen gewaardeerd met een E. De LCF heeft voorts overwogen dat zij de waardering van deze en de andere gezichtspunten heeft ingevoerd in het FWG 3.0 systeem, dat tot een overzicht leidt, ingevolge welke het systeemadvies is functiegroep 50.
De LCF heeft daarbij overwogen dat zij geen reden heeft om van het systeemadvies af te wijken en: “(…) Wel is waar worden geen functies gegenereerd op niveau 50, vergelijking van de toegekende score profielen van de verpleegkundige bij het Amphia ziekenhuis met de ijkfunctie verpleegkundige zoals opgenomen in het FWG 3.0 systeem laat zien dat op 4 van de 9 gezichtspunten sprake is van soms beduidend hogere functie-eisen.”
Het advies van de LCF luidt dan ook de twee genoemde gezichtspunten te waarderen met de score E en de indeling van de functie verpleegkundige unit 46, 47 en 48 in te delen in functiegroep 50.
4.2.13. De raad van bestuur van Amphia heeft bij brief van 25 juni 2003 aan [X.] onder meer laten weten dat besloten is het advies van de LCF niet over te nemen en dat de indeling van de functie verpleegkundige unit 47 definitief wordt vastgesteld volgens functiegroep 45, waarmee tevens recht wordt gedaan aan de onderlinge verhoudingen in het functiegebouw van haar ziekenhuis.
In de brief geeft de raad van bestuur tevens aan dat zij er zich terdege van bewust is dat hoewel formeel mogelijk het afwijken van een advies van de IBC en LCF alleen kan plaatsvinden wanneer daar zwaarwegende redenen voor aangegeven zijn, zij van mening is dat deze redenen ook daadwerkelijk aanwezig zijn.
4.2.14. In voormelde brief van de raad van bestuur van Amphia van 25 juni 2003 is onder meer vermeld:
Ten aanzien van het gezichtspunt oplettendheid:
“vaststelde score door het Amphia ziekenhuis: D Advies LCF: E
Het advies van de LCF geeft op dit punt 2 argumenten waarom het gezichtspunt met een E-score gehonoreerd zou kunnen worden:
Het eerste argument is dat er sprake is van het uitvoeren van complexe handelingen die voortvloeien uit de gespecialiseerde klinische zorg. Unit 47 is echter een unit voor algemene heelkunde waarbinnen weliswaar patiënten worden verpleegd, voortkomend uit specialistische zorg zoals stomazorg en oncologie, maar niet daarvoor worden behandeld. De
daadwerkelijke verpleegtechnische handelingen die te maken hebben met deze specialistische vakgebieden worden uitgevoerd door de specialistisch verpleegkundige. De verpleegkundigen van unit 47 dienen deze patiënten te behandelen volgens het verpleegkundig plan. Een vergelijkbaar plan wordt tevens gebruikt voor de overige patiënten.
In de functie-beschrijving worden de kwalificaties “hoge eisen” en “complexe handelingen” gebruikt. Echter door de subjectiviteit van deze kwalificaties (in relatie tot de functie-inhoud) wordt bij de indeling de waardering van dit gezichtspunt onterecht verzwaard. Binnen het Amphia wordt ernaar gestreefd dergelijke kwalificaties niet te gebruiken bij het toekennen van scores. Klaarblijkelijk heeft de LCF dit wel gedaan wat leidt tot een onevenredige score op dit gezichtspunt.
Het tweede argument waarover door de LCF wordt gesproken, is dat de verpleegkundige eindverantwoordelijk is tijdens de nachtdienst. Dit onderdeel bevreemdt ons omdat het hebben van dergelijke eindverantwoordelijkheid niet past binnen het gezichtspunt “oplettendheid” maar binnen “zelfstandigheid” of zelfs “risico’s, verantwoordelijkheden en invloed.” Dit onderdeel kan dan ook geen rol spelen in het toekennen van een E-score. Overigens past hierbij ook de opmerking dat een verpleegkundige nimmer eindverantwoordelijk is.
Daarnaast geeft het voorbeeld van het FWG-systeem bij een D-score “het verplegen, verzorgen en begeleiden van patiënten op een chirurgische verpleegafdeling”. Met andere woorden: ook vanuit de FWG methodiek blijkt dat een D-score bij dit onderdeel passend is.
Een en ander doet mij besluiten het advies van de LCF op dit gezichtspunt niet over te nemen en de eerdere vastgestelde D-score te hanteren.
4.2.15. Ten aanzien van het gezichtspunt overige functie-eisen (de subonderdelen: volharding, geduld en doorzettingsvermogen & systematiek ordelijkheid en hygiëne) schrijft de raad van bestuur van Amphia in haar voormelde brief van 25 juni 2003:
“Vastgestelde score door het Amphia ziekenhuis: B
Advies LCF: C
Voor wat betreft het onderdeel “volharding, geduld en doorzettingsvermogen” meen ik te moeten afwijken van het advies van de LCF en het gezichtspunt overige functie- eisen vast te stellen op een B-score. Hierbij geldt de volgende motivering:
De norm tekst van het FWG-systeem gaat bij een C-score in op continu verplegen van patiënten met ernstig letsel op een daartoe gespecialiseerde afdeling. Aangezien unit 47 geen specialistische afdeling is zoals een Intensive Care Unit of Coronairy Care Unit, is een C-score niet van toepassing.
Daarnaast verblijven er in unit 47 niet structureel patiënten met ernstig letsel, die in levensbedreigende situaties verkeren of die specialistische verpleging nodig hebben zoals op een Intensive Care Unit waar tevens constant levensbedreigende situaties voorkomen of in een brandwondencentrum waarin patiënten verblijven met ernstige brandwonden. Op unit 47 komen wellicht ook levensbedreigende situaties voor, echter is de frequentie vele malen lager.
Vast te stellen is dat de ene patiënt door de ernst van het letsel op de unit meer verpleging nodig heeft (bijvoorbeeld oncologiepatiënt) dan de andere (bijvoorbeeld appendixpatiënt). Een en ander heft elkaar op waardoor de constante factor hiermee verdwijnt.
Het onderdeel “gevoel voor systematiek, ordelijkheid of hygiene” wordt in eerste instantie door de organisatie met een B-score gewaardeerd. De LCF adviseert op dit punt een C-score. Het LCF-advies wordt op dit punt niet overgenomen. Normtekst B geeft duidelijk aan dat deze score van toepassing is wanneer verpleegtechnische handelingen verricht worden.
Binnen unit 47 geldt niet dat constant een hogere mate van hygiëne, ordelijkheid of systematiek nodig is voor het uitoefenen van de functie. Tevens worden geen hogere eisen gesteld ten aanzien van de te verrichten verpleegtechnische handelingen. Een C-score is derhalve niet van toepassing.
4.2.16. [X.] kan zich met het standpunt van Amphia, zoals weergegeven in genoemde brief van 25 juni 2003, niet verenigen. Zij heeft Amphia doen dagvaarden voor de kantonrechter te Breda en gevorderd Amphia te veroordelen tot, kort gezegd, uitbetaling van haar salaris vanaf 1 januari 2000 conform FWG-schaal 50, verhoogd met de wettelijke verhoging over het achterstallig salaris en met de wettelijke rente over dat salaris en over de wettelijke verhoging, met veroordeling van Amphia in de proceskosten.
4.2.17. Nadat ingevolge het tussenvonnis van 14 september 2005 een comparitie van partijen was gehouden, heeft de kantonrechter bij vonnis van 5 april 2006 de vordering van [X.] grotendeels toegewezen. In laatstgenoemd vonnis heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat Amphia ten aanzien van het gezichtspunt oplettendheid in redelijkheid niet tot een waardering conform de normtekst D heeft kunnen komen. De kantonrechter onderschrijft het oordeel van de LCF dat dit gezichtspunt met een E moet worden gewaardeerd.
De argumenten van Amphia om het subonderdeel “volharding, geduld en doorzettingsvermogen” van het gezichtspunt overige functie-eisen met een B te waarderen (in plaats van de door de LCF toegekende C) voldoen volgens de kantonrechter niet, althans deze argumenten zijn niet voldoende zwaarwegend.
De kantonrechter overweegt voorts dat dit laatste ook geldt voor het subonderdeel “systematiek, ordelijkheid of hygiëne” van het gezichtspunt overige functie-eisen.
De kantonrechter concludeert dat het functie-eisenpatroon op de gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen de waardering E te zien geeft en niet, zoals Amphia aanvoert, de waardering D.
4.2.18. Amphia komt tegen dat vonnis op.
4.3. Het hof stelt het volgende voorop.
De werkgever komt bij functie-indeling een zekere mate van vrijheid toe om de tot de functie behorende werkzaamheden te wegen tegen de achtergrond van de gehele ziekenhuisorganisatie (cf HR 2 mei 2003, NJ 2003, 442), mits hij blijft binnen de grenzen van het op basis van de CAO ingevoerde functiewaarderingssysteem.
Bij deze weging zijn de adviezen van de IBC en de LCF van belang. In artikel 4.1 lid 5 van het Reglement van de LCF (dat deel uitmaakt van de CAO) is bepaald dat de LCF een zwaarwegend advies geeft, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.
In het licht hiervan dient de vraag te worden beantwoord of Amphia, mede gelet op de adviezen van de IBD en de LCF, in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen om de functie van [X.] in te delen in FWG-schaal 45.
4.4.1. De eerste grief van Amphia luidt: Ten onrechte heeft de kantonrechter in zijn vonnis van 5 april 2006 overwogen, dat – nu de onderdelen “volharding, geduld en doorzettingsvermogen” en “systematiek, ordelijkheid of hygiëne” met een C genormeerd moeten worden – dientengevolge de gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen de waardering E te zien geven.
4.4.2. Ter toelichting op deze grief heeft Amphia aangevoerd dat het onderdeel “volharding, geduld en doorzettingsvermogen” enerzijds en het onderdeel “systematiek, ordelijkheid of hygiëne” anderzijds beide subonderdelen van het gezichtspunt overige functie-eisen zijn. Waardering daarvan kan volgens Amphia geen enkele invloed hebben op de waardering van het gezichtspunt oplettendheid.
4.4.3. Het hof is van oordeel dat deze grief op een verkeerde lezing van de desbetreffende overwegingen van de kanton- rechter berust. Immers, de kantonrechter heeft, zoals ook [X.] heeft aangevoerd, in voormeld vonnis op de pagina’s 5 en 6 het gezichtspunt oplettendheid en op de pagina’s 7 e.v. het gezichtspunt overige functie-eisen uitvoerig separaat beoordeeld.
Tijdens het pleidooi heeft Amphia toegegeven dat op de pagina’s 5 en 6 van het bestreden vonnis het gezichtspunt oplettendheid separaat is uitgewerkt.
Reeds daarom faalt de eerste grief.
4.5.1. De tweede grief van Amphia luidt: Ten onrechte heeft de kantonrechter aan de normering van de gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen met een E de conclusie verbonden, dat dientengevolge de functie in FWG 50 valt.
4.5.2. Ter toelichting op deze grief heeft Amphia het volgende aangevoerd. Zowel de kantonrechter als de LCF zijn er abusievelijk van uitgegaan dat Amphia de functie als volgt had ingedeeld:
Kennis E
Zelfstandigheid E
Sociale vaardigheden G
Risico’s, verantwoordelijkheden en invloed E
Uitdrukkingsvaardigheid C
Bewegingsvaardigheid D
Oplettendheid D
Overige functie-eisen D
Inconveniënten F
Blijkens de (bijlage bij de) brief van Amphia van 29 oktober 2001 (productie 2 bij conclusie van antwoord) was de functie ingedeeld als volgt:
Kennis E
Zelfstandigheid E
Sociale vaardigheden G
Risico’s, verantwoordelijkheden en invloed D
Uitdrukkingsvaardigheid C
Bewegingsvaardigheid D
Oplettendheid D
Overige functie-eisen C
Inconveniënten E
De kantonrechter is, evenals de LCF, ten onrechte ervan uitgegaan dat de gezichtspunten risico’s, verantwoordelijkheden en invloed respectievelijk inconveniënten genormeerd moeten worden met E respectievelijk F. Deze normering dient te luiden: D respectievelijk E.
Het vorenstaande brengt met zich, aldus Amphia, dat, uitgaande van het standpunt van de LCF en het oordeel van de kantonrechter dat de gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen met een E genormeerd moeten worden, dan nog, uitgaande van de overige normering en indeling zijdens Amphia zoals die blijkt uit haar brief van 29 oktober 2001, leidt tot systeemadvies FWG 45 en niet tot 50. Amphia heeft desbetreffende berekeningen (producties 1 en 2 bij memorie van grieven) overgelegd.
4.5.3. [X.] heeft gesteld – voor het eerst bij pleidooi - dat de tweede grief als tardief moet worden bestempeld, nu Amphia pas in hoger beroep haar desbetreffende stellingen heeft geponeerd.
4.5.4. Het hof verwerpt deze stelling van [X.]. Immers, [X.] heeft in haar memorie van antwoord niet aangevoerd dat de tweede grief in haar visie tardief is. Zij heeft blijkens deze memorie het betoog van Amphia ter toelichting op die grief gemotiveerd betwist. Daaruit blijkt dat [X.] ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat deze nieuwe grief alsnog in de rechtsstrijd kan worden betrokken.
Overigens ziet [X.] over het hoofd dat hoger beroep de mogelijkheid biedt voor herstel van fouten en omissies van de procespartijen. Van die mogelijkheid heeft Amphia gebruik gemaakt.
4.5.5. [X.] heeft voorts gesteld dat zij ervan mocht uitgaan en ook erop mocht vertrouwen dat het advies van de IBC ten aanzien van de gezichtspunten risico’s, verantwoordelijkheden en invloed en inconveniënten door Amphia is overgenomen en dat alleen het advies ten aanzien van de door Amphia ingeschakelde deskundige [Y.] besproken gezichtspunten, te weten: bewegingsvaardigheid, oplettendheid en overige functie-eisen niet werd overgenomen.
4.5.6. Het hof is van oordeel dat het gelijk in dezen aan de zijde van [X.] is, zoals blijkt uit het onderstaande.
Bij brief van 29 oktober 2001 heeft Amphia aan [X.] medegedeeld dat haar functie voorlopig is ingedeeld binnen functiegroep 45, zulks onder toezending van een specificatie van de functie-indeling waarin onder meer is vermeld dat de twee voormelde gezichtspunten risico’s, verantwoordelijkheden en invloed en inconveniënten zijn gewaardeerd met D respectievelijk E.
De verpleegkundigen van unit 47, onder wie [X.], hebben bij brief van 12 december 2001 protest aangetekend tegen de indeling door Amphia, waarbij zij alle negen gezichtspunten dus ook risico’s, verantwoordelijkheden en invloed en inconveniënten hebben betrokken. De uitwerking daarvan is als bijlage bij die brief gevoegd.
Amphia heeft op grond van het bezwaar van [X.] advies gevraagd aan de IBC. Uit het onder 4.2.8 vermelde advies van de IBC van 20 maart 2002 blijkt dat de IBC de bezwaren van [X.] met betrekking tot (onder meer) de twee laatstgenoemde gezichtspunten heeft overgenomen en dat zij ten aanzien daarvan de volgende normering adviseert:
Risico’s, verantwoordelijkheden en invloed E
Inconveniënten F
Zoals onder 4.2.9 is vermeld, heeft Amphia bij besluit van 29 mei 2002 het advies van de IBC naast zich neergelegd en gemotiveerd aangegeven de indeling van de functie te handhaven in schaal 45, zulks onder verwijzing naar het advies van [Y.] van 18 april 2002.
Laatstbedoeld advies van [Y.] is door Amphia eveneens toegezonden aan de LCF, en wel bij brief van 23 september 2002 (productie 6 bij inleidende dagvaarding) waarin is vermeld dat de onderbouwing, die op 18 april 2002 door [Y.] is opgesteld, voor het bestuur van het Amphia Ziekenhuis aanleiding is geweest af te wijken van het IBC advies. Noch in bedoeld besluit van Amphia noch in het daarbij gevoegde advies van [Y.] (dat voor een deel is geciteerd onder 4.2.10) worden de gezichtspunten risico’s, verantwoordelijkheden en invloed en inconveniënten vermeld.
Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat [X.] (anders dan uit de memorie van grieven) wist of redelijkerwijs kon weten dat ook de twee laatstgenoemde gezichtspunten ter discussie stonden.
Gezien het vorenstaande mocht [X.] redelijkerwijs erop vertrouwen dat Amphia het advies van de IBC voor zover dat betrekking heeft op de twee gezichtspunten risico’s, verantwoordelijkheden en invloed en inconveniënten heeft overgenomen en dat het geschil zich beperkte tot de door Amphia, althans door haar adviseur [Y.], genoemde en becommentarieerde gezichtspunten, te weten: bewegingsvaardigheid, oplettendheid en overige functie-eisen. Daaruit volgt tevens dat niet geoordeeld kan worden dat de LCF respectievelijk de kantonrechter ten onrechte ervan zijn uitgegaan dat de gezichtspunten risico’s, verantwoordelijkheden en invloed en inconveniënten met E respectievelijk F zijn gewaardeerd. In dit verband wijst het hof erop dat LCF volgens de CAO een zwaarwegend advies uitbrengt, waarvan derhalve slechts wegens zwaarwegende redenen mag worden afgeweken. Hier ontbreekt de motivering.
Hieruit volgt dat ook de tweede grief faalt.
4.6.1. De derde grief behelst: Ten onrechte heeft de kantonrechter in navolging van de LCF de gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen genormeerd met een E.
4.6.2. Ter toelichting op deze grief heeft Amphia volstaan met een verwijzing naar de argumentatie zoals die door adviseur [Y.] is gegeven in zijn hiervoor onder 4.2.10 geciteerde advies, alsmede naar de aan [X.] gerichte brief van de raad van bestuur van Amphia van 25 juni 2003 (voor een deel geciteerd onder 4.2.14 en 4.2.15).
4.6.3. Het hof oordeelt als volgt.
De kantonrechter heeft ten aanzien van de gezichtspunten oplettendheid en overige functie-eisen geoordeeld, kort gezegd, dat hij het advies van de LCF onderschrijft en dat de argumenten van Amphia om van het advies van de LCF af te wijken niet voldoen, althans niet voldoende zwaarwegend zijn.
In hoger beroep heeft Amphia niet gemotiveerd aangegeven waarom het oordeel van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde (uitgebreide) motivering niet juist zouden zijn. Het was dan ook noch voor [X.] noch voor het hof kenbaar welke geschilpunten Amphia aan het hof bedoeld heeft voor te leggen.
Deze grief wordt derhalve als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
4.6.4. Tijdens de pleidooizitting is nog de (ook in eerste aanleg geponeerde en door de kantonrechter verworpen) stelling van Amphia, dat inschaling in de functie FWG 50 zal leiden tot voor haar niet op te brengen financiële consequenties, kort aan de orde geweest. Deze stelling is onvoldoende feitelijk onderbouwd en wordt reeds daarom verworpen.
4.6.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de grieven falen en dat de onder 4.3. in de laatste alinea weergegeven vraag ontkennend moet worden beantwoord. Daarom dient het beroepen vonnis van 5 april 2006, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te worden bekrachtigd.
4.6.6. Amphia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
verklaart Amphia niet-ontvankelijk in haar beroep tegen het vonnis van 14 september 2005;
bekrachtigt het beroepen vonnis van 5 april 2006, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt Amphia in de kosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [X.] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 248,00 aan griffierecht en € 2.682,00 aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Spoor, Walsteijn en Koster-Vaags en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 22 mei 2007.