ECLI:NL:GHSHE:2007:BB1644

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000573-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van roken op station

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 augustus 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter te Breda. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van artikel 5 van het Algemeen Reglement Vervoer (ARV) door op 21 oktober 2005 op het station Roosendaal te roken, terwijl dat niet was toegestaan. Het Openbaar Ministerie (OM) stelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang op het station werd of kon worden verstoord. Het hof heeft echter geoordeeld dat de Wet Personenvervoer 2000 van toepassing was, en niet het ARV, omdat de verdachte in de hoedanigheid van reiziger op het station aanwezig was.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet het vereiste bestanddeel bevatte dat de spoorweg had aangegeven dat roken niet was toegestaan. Hierdoor kon het bewezen verklaarde niet als een strafbaar feit worden gekwalificeerd. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het eerdere vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 30,-- afgewezen. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de feiten niet strafbaar waren.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige formulering van de tenlastelegging en de toepassing van de juiste wetgeving in zaken die betrekking hebben op gedragingen op stations. Het hof heeft de relevante wetgeving, waaronder de Spoorwegwet en de Wet Personenvervoer 2000, in overweging genomen en geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar was voor het roken op het station, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000573-07
Uitspraak : 14 augustus 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Breda van 7 december 2006 in de strafzaak met parketnummer 02-410797-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, waarbij verdachte van het tenlastegelegde feit werd vrijgesproken, zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van
EUR 30,-- subsidiair 1 dag hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof, anders dan de eerste rechter, tot een bewezenverklaring komt van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2005 op het station Roosendaal, zich in een zodanige toestand heeft bevonden, althans zich zodanig heeft gedragen, dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang werd of kon worden verstoord, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar gerookt, terwijl bovenstaande handeling door verdachte niet werd verricht uit de aard van zijn betrekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2005 op het station Roosendaal, zich zodanig heeft gedragen, dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang werd of kon worden verstoord, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar gerookt, terwijl bovenstaande handeling door verdachte niet werd verricht uit de aard van zijn betrekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
I.
Gelet op de wijze waarop de tenlastelegging is geredigeerd, de verwijzing onder aan de tenlastelegging naar artikel 5 van het Algemeen Reglement Vervoer (hierna ARV) alsmede het door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep verwoorde standpunt, is het de bedoeling van de steller daarvan om het verwijt tot uitdrukking te brengen dat verdachte op 21 oktober 2005 op het station Roosendaal heeft gerookt en aldus zich zodanig heeft gedragen dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang werd of kon worden verstoord, zoals dat in artikel 5, eerste lid, van het Algemeen Reglement Vervoer is voorzien.
II.
Artikel 5 van het Algemeen Reglement Vervoer bepaalt in het eerste lid dat het een ieder, behoudens uit de aard van zijn betrekking, verboden is om zich in of op een station dan wel in een trein in een zodanige toestand te bevinden of zich zodanig te gedragen, dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord.
In het tweede lid wordt uiteengezet wat als een verstoring van orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt beschouwd. Onder i van dat lid wordt bepaald dat roken in een trein of station, of gedeelten daarvan, ten aanzien waarvan de spoorweg heeft aangegeven dat roken niet is toegestaan, ook als een dergelijke verstoring heeft te gelden.
III.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, in het bijzonder uit hetgeen de verdachte dienaangaande heeft verklaard, is komen vast te staan dat verdachte op 21 oktober 2005 als reiziger op het station Roosendaal heeft vertoefd en in die hoedanigheid op dat station heeft gerookt.
IV.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het - principiële - standpunt betrokken dat verdachte, door op het station aanwezig te zijn en daar te roken terwijl was aangegeven dat roken niet was toegestaan, bovenomschreven artikel heeft overtreden en aldus een strafbaar feit gepleegd waarvoor verdachte strafbaar is.
V.
Het hof volgt de advocaat-generaal niet in dat standpunt voor wat betreft de reikwijdte van artikel 5 ARV en overweegt daartoe het navolgende.
VI.
Het ARV berust sinds de inwerkingtreding van de Spoorwegwet op 1 januari 2005 op artikel 116 van die wet.
Voor de inwerkingtreding van de Spoorwegwet berustte het ARV op de Spoorwegwet 1875.
Artikel 69a Spoorwegwet 1875 luidde: "Deze wet is niet van toepassing voor zover de Wet Personenvervoer 2000 van toepassing is".
Ondanks het ontbreken van een met artikel 69a Spoorwegwet 1875 te vergelijken bepaling zijn er naar het oordeel van het hof geen aanwijzingen dat onder de thans geldende Spoorwegwet de verhouding met de Wet personenvervoer 2000 anders ligt.
VII.
Voorschriften met betrekking tot orde, rust en veiligheid betreffende de reiziger zijn gegeven in de artikelen 72 en 73 van de Wet personenvervoer 2000 juncto de artikelen 52 en 53 van het op de Wet personenvervoer 2000 gebaseerde Besluit personenvervoer 2000.
VIII.
Artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000 en artikel 52 van het Besluit personenvervoer 2000 zijn de met het artikel 5 van het Algemeen Reglement Vervoer corresponderende artikelen.
IX.
Artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000 bepaalt dat het een ieder is verboden zich in (...) of in de onmiddellijke nabijheid van een station, (...) zodanig te gedragen dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord.
Artikel 52 van het Besluit personenvervoer 2000 bepaalt in het eerste lid onder sub i dat onder verstoring van orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang als bedoeld in artikel 72 van de wet - onder andere - wordt verstaan het roken in een (...) station (...) ten aanzien waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat roken niet is toegestaan.
X.
Gelet op hetgeen onder VI. en VII. is overwogen, zijn in een geval als het onderhavige, waarbij verdachte in de hoedanigheid van reiziger op een station vertoeft, niet de bepalingen van het ARV van toepassing maar de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000.
XI.
Naar het oordeel dient de tenlastelegging derhalve in een zaak als de onderhavige te zijn toegesneden op - kort gezegd - de Wet personenvervoer 2000.
XII.
Daargelaten of het uitdrukkelijke standpunt van de advocaat-generaal met betrekking tot het strafbare feit waarop de tenlastelegging is toegesneden, aan een kwalificatie onder een andere strafbepaling in de weg zou staan, kan gelet op hetgeen onder IX. is overwogen en in aanmerking genomen dat de zinsnede "ten aanzien waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat roken niet is toegestaan" niet in de tenlastelegging is opgenomen, het bewezen verklaarde niet als een strafbaar feit worden gekwalificeerd.
XIII.
Het hof overweegt ten overvloede dat ook indien zou moeten worden aangenomen dat in een geval als het onderhavige artikel 5 ARV toepasbaar zou zijn, het hierboven bewezen verklaarde niet als een strafbaar feit te kwalificeren zou zijn; immers, ook dan zou de in artikel 5, eerste lid, onder i van bedoeld reglement opgenomen zinsnede "ten aanzien waarvan de spoorweg heeft aangegeven dat roken niet is toegestaan" in de bewezen verklaring ontbreken nu die zinsnede eveneens niet in de tenlastelegging is opgenomen.
XIV.
Gelet op het onder XII. overwogene, wordt verdachte terzake van het tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar.
Ontslaat verdachte met betrekking tot dat feit van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter,
mr. J. Huurman-van Asten en mr. A. de Lange,
in tegenwoordigheid van mr. C.P.J. Scheele, griffier,
en op 14 augustus 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.