ECLI:NL:GHSHE:2007:BB1922
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- G.D. van Norden
- J.W.J. Huige
- T. Blokland
- Rechtspraak.nl
Toepassing van aftrekbeperkingen op kosten van water en energie in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2007, staat de vraag centraal of de aftrekbeperking van artikel 3.17, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 ook van toepassing is op de kosten van water en energie die in de jaarrekening zijn opgenomen. De Inspecteur had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Breda, die de aanslag in de inkomstenbelasting had verminderd. De Rechtbank had geoordeeld dat de aanslag, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 46.544, na bezwaar moest worden verlaagd naar € 44.161.
Tijdens de zitting op 2 maart 2007 heeft de Inspecteur zijn standpunt toegelicht, maar belanghebbende en haar gemachtigde waren niet aanwezig. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen en geconcludeerd dat de Inspecteur ongelijk had. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verwierp het hoger beroep van de Inspecteur. Het Hof merkte op dat de Staatssecretaris in een eerder besluit had toegestaan dat met ingang van 1 januari 2005 de werking van artikel 3.17, eerste lid, onderdeel c van de Wet werd verruimd, zodat voor in privé gehuurde bezittingen een gebruiksvergoeding aftrekbaar is van een evenredig deel van de huurprijs en huurderslasten.
Het Hof concludeerde dat het niet te rijmen valt dat een huurder de kosten van de zakelijke werkruimte kan aftrekken, terwijl een eigenaar van een woning die tot zijn privévermogen behoort, een meer beperkte aftrek zou hebben. Gelet op deze overwegingen heeft het Hof de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond verklaard. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak.