ECLI:NL:GHSHE:2007:BB4377

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0400382-RO
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. Meulenbroek
  • H. Hutten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Kamer van Koophandel voor onrechtmatig handelen bij beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 september 2007, staat de aansprakelijkheid van de Kamer van Koophandel (KvK) centraal. De appellante, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had in 1992 een medewerker met beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid ingeschreven in het handelsregister. Deze medewerker, [medewerker 1], was bevoegd om verplichtingen aan te gaan tot een bedrag van maximaal fl. 1.000,--. De appellante stelt dat deze medewerker niet bevoegd was om een overeenkomst te sluiten met [bedrijf 1] voor de levering van een bulkoplegger ter waarde van fl. 195.000,--. De appellante heeft de orderbevestiging niet ondertekend en stelt dat KvK haar niet heeft geïnformeerd over de risico's van de beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid.

In eerste aanleg heeft de rechtbank Roermond de vorderingen van de appellante afgewezen, met de overweging dat KvK niet verplicht was om te melden dat de inschrijving van een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid geen absolute bescherming biedt tegen bevoegdheidsoverschrijdingen. De appellante heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, waarin zij betoogt dat KvK onrechtmatig heeft gehandeld door geen mededeling te doen over de risico's van de beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Het hof oordeelt dat de appellante onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat KvK een mededelingsplicht had. Het hof bevestigt dat er geen algemene rechtsregel bestaat die KvK verplicht om te waarschuwen voor de risico's van een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid. De grieven van de appellante falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De appellante wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

typ. CB
rolnr. C0400382/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 18 september 2007,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE],
gevestigd te [plaats], [gemeente],
appellante bij exploot van dagvaarding van 7 juli 2003,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
KAMER VAN KOOPHANDEL LIMBURG NOORD,
gevestigd te Venlo,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond gewezen vonnis van 9 april 2003 tussen [appellante] als eiseres en geïntimeerde - KvK - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 52580 / HA ZA 02-720)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 8 januari 2003.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellante] onder overlegging van één productie vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 9 april 2003 en tot toewijzing alsnog van zijn vorderingen, met veroordeling van KvK in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft KvK de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.
2.3. [appellante] heeft een akte genomen, waarop KvK een antwoordakte heeft genomen.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Tegen de vaststelling van de feiten in r.o. 2.1 tot en met 2.6 van het beroepen vonnis zijn geen grieven gericht. Ook het hof gaat uit van deze feiten.
4.2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [appellante] exploiteert een transportonderneming. In 1992 was [appellante] in het handelsregister ingeschreven als directeur met volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid en [medewerker 1] als gevolmachtigde met beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid. Deze beperking houdt - voor zover hier van belang - in dat [medewerker 1] bevoegd was verplichtingen aan te gaan beneden fl. 1.000,--. [medewerker 1] was in 1992 werkzaam bij [appellante].
b. Begin 1992 hebben [medewerker 1] en [bedrijf 1] onderhandeld over de bouw en levering van een bulkoplegger door [bedrijf 1] aan [appellante]. [bedrijf 1] heeft [appellante] een orderbevestiging d.d. 29 april 1992 gestuurd waarin wordt bevestigd dat [appellante] [bedrijf 1] opdracht heeft gegeven een bulkoplegger te leveren voor fl. 195.000,--. [appellante] heeft deze orderbevestiging niet getekend en niet geretourneerd.
c. Volgens [appellante] was [medewerker 1] niet bevoegd deze overeenkomst namens haar te sluiten. [bedrijf 1] heeft [appellante] in rechte betrokken. Dit heeft ertoe geleid dat [appellante] is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [bedrijf 1]. De Hoge Raad heeft in die procedure bij arrest van 12 januari 2001 in r.o. 3.4 onder meer overwogen:
"Het hof heeft vooropgesteld dat, wanneer enkel zou worden gelet op de in het handelsregister opgenomen volmacht, [medewerker 1] niet bevoegd zou zijn de overeenkomst te sluiten, maar dat dit niet wegneemt dat desondanks [bedrijf 1] mocht aannemen dat hem voor het sluiten van deze overeenkomst een toereikende volmacht was verleend. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de besprekingen op het bedrijf van [appellante] en met instemming van [appellante], de bevoegde directeur van [appellante], werden gevoerd door [medewerker 1], dat [appellante] enige tijde de besprekingen heeft bijgewoond, en dat in deze besprekingen ook over prijs en levertijd overeenstemming is bereikt (r.o. 5.4). Door in het licht van deze omstandigheden aan te nemen dat, nu [appellante] na ontvangst van de opdrachtbevestiging niet onmiddellijk heeft doen weten zich niet gebonden te achten, door toedoen van [appellante] de schijn is gewekt dat [medewerker 1] in haar naam de overeenkomst heeft gesloten, heeft het Hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting."
4.3. In deze procedure vordert [appellante]:
- voor recht te verklaren dat de onderhavige vordering niet is verjaard;
- voor recht te verklaren dat KvK aansprakelijk is te achten voor de door [appellante] geleden schade;
- KvK te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
- KvK te veroordelen in de proceskosten.
[appellante] baseert deze vorderingen op de stelling dat KvK onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
4.4. Bij vonnis van 9 april 2003 heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen. Zij oordeelde dat niet valt in te zien waarom het presenteren van de mogelijkheid om een volledige of een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid in te schrijven zou moeten worden verstaan als het geven of suggereren van een volledige garantie tegen bevoegdheidsoverschrijdingen. KvK was niet verplicht om uitdrukkelijk mee te delen dat de inschrijving niet onder alle omstandigheden een garantie biedt tegen onbevoegd handelen. De vordering van [appellante] is niet gebaseerd of enig concreet doen of nalaten van KvK dat heeft kunnen leiden tot het door [appellante] gestelde vertrouwen. Hieraan heeft de rechtbank de conclusie verbonden dat KvK niet aansprakelijk is jegens [appellante] op grond van een onrechtmatige daad.
4.5. Met de eerste twee grieven betoogt [appellante], kort weergegeven, dat KvK bij haar het vertrouwen heeft gewekt dat zij middels de inschrijving van de beperkte bevoegdheid van [medewerker 1] voldoende beschermd was tegen door [medewerker 1] onbevoegd te sluiten overeenkomsten. KvK heeft dat vertrouwen volgens [appellante] gewekt door de mogelijkheid te bieden om een volledige dan wel een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid in te schrijven, zonder hierbij de kanttekening te plaatsen dat inschrijving van de beperkte bevoegdheid niet onder alle omstandigheden een waarborg biedt tegen overschrijding van de bevoegdheid. Voorts is volgens [appellante] sprake van concrete informatie van de zijde van KvK waaraan zij het gerechtvaardigde vertrouwen heeft ontleend dat zij voldoende beschermd was tegen onbevoegd handelen door [medewerker 1].
4.6. Het hof stelt voorop dat het op de weg van [appellante] ligt om feiten en omstandigheden aan te voeren die het door haar gestelde vertrouwen kunnen rechtvaardigen.
4.6.1. De enkele omstandigheid dat KvK de mogelijkheid biedt om niet alleen een volledige, maar ook een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid in te schrijven is daarvoor onvoldoende. De inschrijving van een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid biedt in beginsel bescherming tegen bevoegdheidsoverschrijdingen door de betrokken vertegenwoordiger. Daarmee heeft deze inschrijving een toegevoegde waarde. Het gegeven dat er geen sprake is van een absolute bescherming tegen bevoegdheidsoverschrijdingen doet hieraan niet af.
4.6.2. [appellante] heeft gewezen op een tekst die is gepubliceerd op de website van de Vereniging van Kamers van Koophandel (mvg prod. 2). Zij heeft echter erkend dat deze tekst ten tijde van de betreffende rechtshandeling door [medewerker 1] nog niet was gepubliceerd op het Internet. Reeds hierom kon [appellante] naar het oordeel van hof in 1992 geen gerechtvaardigde verwachtingen ontlenen aan deze tekst.
4.6.3. [appellante] heeft voorts gesteld "dat hetgeen deze passage vermeldt in het jaar 1992 wel degelijk aan de orde van de dag was. De garantie die thans aantoonbaar via het internet werd verstrekt, was ook van toepassing, in ieder geval impliciet, in 1992" (mvg toelichting op grief 2). Zij echter niet aangegeven aan welke verklaring of gedraging van KvK zij de door haar gestelde garantie heeft kunnen ontlenen. Ook overigens heeft zij geen verklaringen of gedragingen van KvK genoemd waaraan zij in 1992 de gerechtvaardigde verwachting kon ontlenen dat sprake was van een garantie als door haar bedoeld. [appellante] heeft op dit punt derhalve niet voldaan aan de stelplicht.
4.6.4. Uit het voorgaande volgt dat de eerste twee grieven falen.
4.7. Grief 3 is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat de vordering niet is gebaseerd op een concreet doen of nalaten van KvK dat heeft kunnen leiden tot het door [appellante] gestelde vertrouwen. Volgens [appellante] had KvK aan de bij haar ingeschreven ondernemingen moeten laten weten dat publicatie van de bevoegdheidsbeperking van één van haar medewerkers geen absolute bescherming biedt. KvK was in de visie van [appellante] verplicht mee te delen dat inschrijving van een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid onverlet laat dat de inschrijver gehouden is om aan derden in voorkomende gevallen van die beperkte bevoegdheid te laten blijken.
4.8. Het hof overweegt als volgt. Er is geen algemene rechtsregel op grond waarvan KvK verplicht was mee te delen dat de inschrijving van een beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid geen absolute bescherming tegen bevoegdheidsoverschrijdingen biedt. [appellante] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan KvK in het onderhavige geval wel verplicht was om een mededeling van die strekking te doen. KvK heeft derhalve geen mededelingsplicht geschonden. Grief 3 faalt.
4.9. Grief 4 is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat KvK niet aansprakelijk is jegens [appellante] op grond van een onrechtmatige daad. Gelet op de voorgaande overwegingen heeft [appellante] onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat KvK onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Grief 4 deelt derhalve het lot van de eerste drie grieven.
4.10. [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden. Daarom wordt aan haar bewijsaanbod als niet ter zake dienend voorbijgegaan.
4.11. Nu de grieven geen doel treffen, zal het beroepen vonnis worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van KvK worden begroot op € 288,-- aan verschotten en € 1.341,-- aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Hutten en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 18 september 2007.