4.8. Bij de vraag of de gelegde beslagen moeten worden opgeheven zoals gevorderd gaat het om een afweging van belangen aan een hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd (vgl. HR 27 januari 1995, NJ 1995, 669).
4.8.1. Bij die beoordeling neemt het hof tot uitgangspunt dat, nu de Voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] de overeengekomen werkzaamheden niet had voltooid, in beginsel zal mogen worden aangenomen dat die toestand nadien zo is gebleven voor zover het tegendeel niet is komen vast te staan.
4.8.2. Volgens [appellant] zijn er na het vonnis van 25 april 2003 door [geïntimeerde] geen werkzaamheden meer verricht. Volgens [geïntimeerde] zijn de nog te verrichten werkzaamheden door hem reeds in juli 2003 voltooid.
4.8.3. Uit de door [geïntimeerde] overgelegde stukken kan naar het oordeel van het hof geenszins worden afgeleid dat partijen het erover eens zijn dat [geïntimeerde] de nog te verrichten werkzaamheden had voltooid, en ook niet dat daarvan ondanks de ontkenning daarvan door [appellant] redelijkerwijs moet worden uitgegaan. Het hof overweegt daartoe als volgt.
4.8.4. Vast staat dat partijen op 8 september 2003 het bouwwerk hebben opgenomen, waarbij als deskundigen aanwezig waren Verhoef (vanwege [appellant]) en Van den Heuvel (vanwege [geïntimeerde]). Volgens [appellant] heeft Verhoef het werk toen afgekeurd, en heeft Van den Heuvel die afkeuring namens [geïntimeerde] geaccepteerd, terwijl [geïntimeerde] en Van den Heuvel de gebreken op 8 september 2003 gezamenlijk schriftelijk hebben vastgelegd (verklaring Verhoef, productie 13 bij pleitnota [appellant]). [geïntimeerde] bestrijdt uitdrukkelijk dat Van den Heuvel heeft ingestemd, maar ondersteunt dat niet met enige verklaring van Van den Heuvel.
Ook uit het commentaar van Van den Heuvel op het procesverbaal van oplevering (brief 14 november 2003, productie 14 bij memorie van antwoord in principaal appel) volgt niet dat toen alle werkzaamheden die door [geïntimeerde] dienden te worden verricht waren voltooid. De brief zelf constateert dat "de aannemer in de gelegenheid [dient] te worden gesteld de voor hem nog resterende gebreken te herstellen." In de bijlage ("Reactie Proces Verbaal van opneming d.d. 8-09-2003") worden voorts diverse werkzaamheden genoemd waarbij Van den Heuvel aan geeft dat die "nog uit te voeren door aannemer" zijn of waarvoor geldt "narooien door aannemer". Die in ieder geval door [geïntimeerde] uit te voeren werkzaamheden waren dus nog niet verricht op het moment van opname. Bovendien zijn er vele posten, die in het procesverbaal als niet-voltooid zijn aangemerkt en waarbij door Van den Heuvel niet wordt opgemerkt dat die zijn voltooid, doch slechts wordt verwezen naar een - niet overgelegde - brief van 17 juli 2003. Kennelijk bestaat er verschil van mening tussen partijen over de vraag welke werkzaamheden door [geïntimeerde] moesten worden uitgevoerd.
Ook is er tussen partijen in september 2003 overleg gevoerd over werkzaamheden aan de lichtstraat op het dak. Duidelijk is dat daaraan gebreken zijn, maar ook hiervoor geldt dat kennelijk discussie bestaat over de vraag of deze aanpassing behoort tot de door [geïntimeerde] uit te voeren werkzaamheden.
4.8.5. Dat - zoals [geïntimeerde] stelt - de nog uit te voeren werkzaamheden te gering waren om oplevering daarvoor uit te stellen acht het hof niet aannemelijk gemaakt.
4.8.6. [geïntimeerde] heeft voorts aangevoerd dat het werk als opgeleverd dient te gelden gelet op artikel 8 AVA, nu [appellant] niet binnen een maand schriftelijk heeft meegedeeld dat het werk was afgekeurd.
Dit verweer wordt in dit kort geding door het hof verworpen omdat uit de overgelegde stukken in ieder geval blijkt dat tussen partijen ook na 8 september 2003 overleg is gevoerd over de uit te voeren werkzaamheden, zodat voor [geïntimeerde] kennelijk duidelijk was dat [appellant] het werk niet als opgeleverd beschouwde en [geïntimeerde] dat ook heeft aanvaard.