ECLI:NL:GHSHE:2007:BB7690

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000771-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing schadevergoeding na vrijspraak van moord op coffeeshophouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 november 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die ten onrechte was verdacht van moord op een coffeeshophouder. De verzoeker, geboren in 1981, had een schadevergoeding aangevraagd van EUR 296.520,-- voor de schade die hij had geleden door onterecht ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het verzoek was tijdens de behandeling in raadkamer op 31 oktober 2007 mondeling gewijzigd, waarbij de verzoeker een immateriële schadevergoeding vroeg die acht keer de gebruikelijke vergoedingen zou bedragen. De verzoeker voerde aan dat hij was vastgehouden op verdenking van een ernstig feit, dat hij een langdurige gevangenisstraf had gekregen, en dat de media veel aandacht aan zijn zaak hadden besteed, wat zijn leven had ontwricht.

Het hof oordeelde dat de gebruikelijke vergoeding van EUR 95,-- per dag voor detentie op een politiebureau en EUR 70,-- per dag voor detentie in een huis van bewaring niet recht deed aan de immateriële schade die de verzoeker had geleden. Het hof nam in overweging dat de verzoeker was vrijgesproken van de moord, maar dat de verdenking en de daaropvolgende detentie een blijvende impact op zijn leven hadden gehad. Het hof erkende dat de verzoeker bedreigingen had ontvangen van de familie van het slachtoffer, wat zijn toekomstperspectief ernstig beïnvloedde.

Uiteindelijk besloot het hof om de verzoeker een schadevergoeding van EUR 148.260,-- toe te kennen, wat het viervoudige was van de gebruikelijke vergoeding. Het hof wees het meer verzochte af, maar oordeelde dat de omstandigheden in deze zaak voldoende grond van billijkheid boden voor de toekenning van de schadevergoeding. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

parketnummer: 20-012101-05
ANVR nr: 000771-07
datum: 13 november 2007
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
raadkamer
Beslissing schadevergoeding
ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering
Beschikking op het op 5 juni 2007 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
woonplaats kiezende te [adres], ten kantore van de advocaat en procureur mr. M.M.H. Zuketto.
Het verzoek is tijdens de behandeling in raadkamer d.d. 31 oktober 2007 mondeling gewijzigd in die zin dat het thans strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade, welke verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis ten bedrage van EUR 296.520,--, nader gespecificeerd als volgt:
- 49 dagen detentie x EUR 760,-- per dag = EUR 37.240,--
- 463 dagen detentie x EUR 560,-- per dag = EUR 259.280,--.
Onderzoek van de zaak
Het verzoek is door de raadkamer van dit hof op 31 oktober 2007 met gesloten deuren behandeld.
Het hof heeft bij die gelegenheid kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verzoeker naar voren is gebracht. Het hof heeft tevens kennis genomen van de inhoud van de schriftelijke verklaring die verzoeker bij die gelegenheid heeft overgelegd.
De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek in die zin, dat aan verzoeker een vergoeding van EUR 150,-- per dag dient te worden toegekend.
Beoordeling
Het verzoek is tijdig ingediend.
Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, volgt dat de verzoeker preventief gedetineerd is geweest van 7 juni 2005 tot 1 november 2006. In totaal betreft dit 512 dagen, waarvan 49 dagen zijn doorgebracht op een politiebureau dan wel met beperkingen en 463 dagen in een huis van bewaring.
Voorts blijkt daaruit dat de desbetreffende strafzaak, welke het laatst voor dit hof werd vervolgd, is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Toekenning van schadevergoeding heeft plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek houdt in dat aan verzoeker een immateriële schadevergoeding zal worden toegekend ter hoogte van het achtvoudige van de gebruikelijke vergoedingen. Daartoe heeft verzoeker – kort gezegd – aangevoerd:
- dat de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis zijn ondergaan op verdenking van een bijzonder ernstig feit;
- dat hij door de rechtbank tot een zeer langdurige gevangenisstraf is veroordeeld;
- dat de kwaliteit van het opsporingsonderzoek zodanig is geweest dat de detentie van verzoeker (hoogstwaarschijnlijk) langer dan noodzakelijk heeft geduurd;
- dat de media veel aandacht aan de strafzaak hebben besteed, waarbij de identiteit van verzoeker volledig bekend is geworden;
- dat bij de familie van het slachtoffer de vaste overtuiging leeft dat verzoeker de dader is van de moord, welke overtuiging mede is gevoed door leden van het aanvankelijke opsporingsteam; dat daarbij zelfs uitgebreide voorbereidingen zijn getroffen door leden van de familie van het slachtoffer om verzoeker van het leven te laten beroven en dat de vrees van verzoeker voor zijn leven zo reëel en concreet is dat hij, zodra hij enigszins financieel bij machte is, uit zijn naaste omgeving en verre omstreken zal verdwijnen;
- dat het leven van verzoeker totaal ontwricht is.
Naar het oordeel van het hof doet de gebruikelijke vergoeding van EUR 95,-- per dag detentie op een politiebureau of in beperkingen en EUR 70,-- per dag detentie in een huis van bewaring, geen recht aan de door verzoeker geleden immateriële schade.
Daarbij acht het hof allereerst van belang dat verzoeker de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft ondergaan op verdenking van een bijzonder ernstig feit (moord) en door de rechtbank tot een langdurige gevangenisstraf (14 jaar) is veroordeeld.
Het hof acht voorts aannemelijk dat het voor verzoeker niet eenvoudig zal zijn om zich te bevrijden van de smetten, die als gevolg van de destijds gerezen verdenking en vervolging aan hem kleven. In het arrest waarbij het hof verzoeker heeft vrijgesproken van de ten laste gelegde moord heeft het hof reeds geoordeeld dat de verdedigingsbelangen van verzoeker nodeloos zijn geschaad, doordat de politie Eindhoven tijdens het onderzoek tegen de verdachte onvoldoende afstand heeft genomen van de eigen overtuiging dat verzoeker de dader was en de politie zich teveel heeft laten leiden door de familie van het slachtoffer. Kennelijk is in deze situatie weinig verandering gekomen en zijn de familieleden van het slachtoffer er ook nu nog van overtuigd dat verzoeker de dader is. Het Openbaar Ministerie heeft niet weersproken dat door de familieleden van het slachtoffer uitgebreide voorbereidingen zijn getroffen om verzoeker van het leven te beroven en dat de politie die opzet stuk heeft gemaakt. Gelet hierop acht het hof de levensbedreigingen, die verzoeker van de zijde van deze familie ondervindt, reëel en van grote invloed op het toekomstperspectief van verzoeker.
Gelet op het bovenstaande acht het hof het redelijk en billijk om aan verzoeker het viervoudige van de gebruikelijke vergoeding toe te kennen. Het meer verzochte dient te worden afgewezen.
Het hof komt tot de volgende vergoeding:
49 dagen politiebureau/beperkingen x EUR 380 per dag = EUR 18.620
463 dagen huis van bewaring x EUR 280 per dag = EUR 129.640
totaal EUR 148.260.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van EUR 148.260,-- (zegge: honderdachtenveertigduizend tweehonderdzestig euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door mr. J.M.W.M. van den Elzen, voorzitter, mr. N.J.L.M. Tuijn en
mr. W.E.C.A. Valkenburg, in tegenwoordigheid van C.M. Sweep als griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 november 2007.
[bevel tenuitvoerlegging]