ECLI:NL:GHSHE:2007:BB7854
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- A. Venhuizen
- J. Fikkers
- M. Hutten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake administratieve werkzaamheden en betalingsgeschil tussen appellant en geïntimeerde
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die administratieve werkzaamheden heeft laten verrichten door [geïntimeerde]. [Appellant] heeft een aantal facturen van [geïntimeerde] onbetaald gelaten, omdat hij ontevreden was over de geleverde diensten. Het totaalbedrag dat [appellant] niet heeft betaald, bedraagt € 24.980,48. [Geïntimeerde] heeft [appellant] in rechte aangesproken tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. In reactie hierop heeft [appellant] een reconventionele vordering ingesteld tot schadevergoeding, omdat hij schade zou hebben geleden door het ondeugdelijke werk van [geïntimeerde]. De rechtbank heeft in eerste aanleg de hoofdsom van € 23.130,48 toegewezen aan [geïntimeerde] en de reconventionele vordering van [appellant] afgewezen, met de overweging dat er geen resultaatsverbintenis maar een inspanningsverbintenis bestond.
In het hoger beroep heeft [appellant] grieven ingediend tegen de procesgang in eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank een comparitie na antwoord heeft gelast, en dat beide partijen daarbij aanwezig waren. [Appellant] heeft betoogd dat hij niet tijdig in het bezit was gesteld van de conclusie van antwoord in reconventie van [geïntimeerde]. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de comparitie na antwoord is gelast en dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij niet in het bezit was van de relevante processtukken.
Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en geconcludeerd dat er geen reden is om het vonnis van de rechtbank te vernietigen. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij [appellant] in de gelegenheid wordt gesteld om de eerste bladzijde van de offerte van [geïntimeerde] in zijn betoog te betrekken. De uitspraak van het hof is gedaan op 13 november 2007.