Verder zijn de volgende feiten en omstandigheden, die voor het merendeel reeds in het vonnis van de eerste rechter zijn vermeld, gebleken die van belang zijn.
1. De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn door grof geweld om het leven gekomen in het tijdvak van 16 mei 2005 (’s avonds) tot en met 17 mei 2005 (begin van de middag).
2. Verdachte en [medeverdachte] zijn op 16 mei 2005 ’s avonds samen met de beide slachtoffers in de woning van [slachtoffer 1] geweest.
3. Het lichaam van [slachtoffer 1] is aangetroffen in zijn woning aan de [adres] te
‘s-Hertogenbosch, terwijl aan die woning geen braaksporen aanwezig waren.
4. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (nader ook NFI te noemen) te
Den Haag d.d. 26 oktober 2005 (bijlage 18g) betreffende het bloedonderzoek is gebleken dat [slachtoffer 1] op drie verschillende wijzen is verwond en dat deze verwondingen zijn toegebracht, terwijl [slachtoffer 1] zich in verschillende posities en op verschillende locaties in de woning bevond.
5. [getuige 2] (buurvrouw van [slachtoffer 1]) heeft verklaard dat zij in die nacht [medeverdachte] met de brievenbus van [slachtoffer 1] heeft horen klepperen en haar heeft horen roepen: “[voornaam verdachte]”
6. [slachtoffer 1] is met een hard voorwerp op het hoofd geslagen en meerdere keren gestoken, mogelijk met een mes.
7. [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] haar heeft verteld dat zij het mannelijke slachtoffer heeft gestoken met een mes en dat het zo zacht voelde als boter.
8. Onder nagels van de rechterhand van [slachtoffer 1] is celmateriaal aangetroffen met DNA dat correspondeert met het DNA van verdachte. Getuige-deskundige Pouwels van het NFI heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 30 maart 2006 verklaard dat het meest waarschijnlijk is dat dit duidt op meer contact dan een vluchtige aanraking.
9. [slachtoffer 2] kan blijkens het sectierapport om het leven zijn gekomen door wurging met een lang en smal voorwerp. De getuige-deskundige Van de Goot heeft ter terechtzitting van het hof d.d. 5 september 2007 verklaard dat hij het uiterst onwaarschijnlijk acht dat er een andere doodsoorzaak is dan verwurging.
10. Het lichaam van [slachtoffer 2] is aangetroffen te Kerkwijk, in een sloot nabij een weg. In de berm tussen de weg en de sloot stond hoog gras, waarin een looppad zichtbaar was vanaf de weg naar de plaats waar het slachtoffer lag. Ter hoogte van dat looppad is een autobandenspoor aangetroffen, dat overeenkomt met de band om het rechterachterwiel van de Suzuki Alto met het kenteken [kenteken].
11. Aanvankelijk hebben verdachte en [medeverdachte] verklaard die bewuste avond en nacht in deze Suzuki te hebben gereden, maar ze zouden niet zijn geweest op de plaats waar [slachtoffer 2] is aangetroffen. Verdachte noch [medeverdachte] kon dan ook een aannemelijke verklaring geven voor de aanwezigheid van genoemd bandenspoor op die plaats. Echter, ter terechtzitting van 21 november 2007 heeft verdachte een opmerkelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van het bandenspoor. Deze verklaring acht het hof, op dezelfde gronden als hiervoor overwogen omtrent het door de verdachte geschetste scenario, ongeloofwaardig.
12. [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] haar vertelde dat de vriend van [medeverdachte] de auto bestuurde, terwijl [medeverdachte] de vrouw aan het wurgen was en dat [medeverdachte] tijdens het wurgen tegen het slachtoffer heeft gezegd: “Ga dan dood, ga dan dood. Laat je nou gaan”.
13. [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] haar vertelde dat het vrouwelijke slachtoffer van achteren is gewurgd terwijl zij (het slachtoffer) op de rechtervoorstoel in de auto zat, dat deze verwurging lange tijd in beslag heeft genomen en dat het slachtoffer daarbij urineerde op de stoel. De getuige-deskundige Van de Goot heeft verklaard dat zijn bevindingen overeen kunnen komen met deze verklaring.
14. Uit onderzoek door het NFI aan de bekleding van de rechtervoorstoel van de Suzuki Alto is gebleken dat zich op de zitting stoffen bevonden die passen bij de aanwezigheid van urine.
15. [getuige 1] heeft verklaard dat de hoofdsteun van die stoel bij het wurgen zou zijn verbogen of stukgegaan, hetgeen blijkens onderzoek door het NFI mogelijk is, en dat het lichaam van het slachtoffer is achtergelaten in een sloot waarbij hoog gras stond. Het hof verwijst hierbij naar het zojuist onder 10 gestelde.
16. Blijkens de verklaring van [medeverdachte] en foto’s genomen bij een benzinestation heeft [slachtoffer 2] in elk geval in de nacht van 16 op 17 mei 2005 op de rechtervoorstoel in de Suzuki gezeten.
17. Verdachte en [medeverdachte] waren op 21 mei 2005 bezig de Suzuki Alto met het kenteken [kenteken] grondig schoon te maken. Op dat moment ontbrak de hoofdsteun van de rechtervoorstoel, die blijkens foto’s van de auto in de nacht van
16 op 17 mei 2005 nog wel aanwezig was. De verklaring die verdachte ter terechtzitting van het hof op 21 november 2007 heeft gegeven voor het ontbreken van de hoofdsteun, namelijk dat hij die de vrijdag voor zijn aanhouding had verwijderd, omdat hij een (gestolen) fiets in de auto moest vervoeren, acht het hof ongeloofwaardig. Het hof verwijst daarbij naar hetgeen eerder is overwogen met betrekking tot de geloofwaardigheid van de door verdachte afgelegde verklaring.
18. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof op 21 november 2007 verklaard dat hij de Suzuki op zaterdag 21 mei 2005 op de krik heeft gezet, omdat hij de achterwielen van de auto wilde wisselen.
19. [getuige 3] heeft verklaard (pg. 363 t/m 367) dat zij op 20 mei 2005 verdachte en [medeverdachte] vroeg of ze het gehoord hadden dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] omgebracht waren en dat zij toen reageerden op een manier alsof zij niet wisten waar ze het over had. Dit terwijl volgens de getuige [getuige 4] (pg. 581 t/m 589) verdachte en [medeverdachte] op 17 mei 2005 en op 18 mei 2005 bij hem in Tilburg op bezoek zijn geweest en [medeverdachte] tijdens één van die bezoeken per se naar het journaal op Omroep Brabant wilde kijken en ook heeft gekeken. Tijdens dat journaal ging het over de moord in 's-Hertogenbosch, zat [medeverdachte] met haar neus in de televisie en zei ze dat het oude buren waren. Deze verklaring van [getuige 4] wordt deels bevestigd door het dagboek van [medeverdachte] (pg. 180) waarin zij bij 18 mei 2005 heeft genoteerd dat bij Ad in Tilburg Brabant Nieuws op stond, dat zij dacht dat zij haar oude straat zag, dat daar twee mensen waren vermoord en dat zij het later ook aan [voornaam verdachte] heeft laten zien toen hij terugkwam.