ECLI:NL:GHSHE:2007:BC2677

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0601122
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Brandenburg
  • M. Meulenbroek
  • J. Keizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tijdige betekening van rectificatie door appellante

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij appellante in hoger beroep is gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Breda. De rechtbank had op verschillende data, waaronder 15 januari 2002 en 12 juli 2006, vonnissen gewezen. Appellante heeft in haar appeldagvaarding aangegeven dat zij in hoger beroep komt van deze vonnissen, maar heeft later erkend dat zij abusievelijk het vonnis van 12 juni 2006 heeft genoemd in plaats van het eindvonnis van 12 juli 2006.

Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde niet is verschenen in het hoger beroep, waardoor verstek is verleend. Appellante heeft een akte en een memorie van grieven ingediend, maar het hof heeft geconcludeerd dat appellante niet heeft aangetoond dat de rectificatie tijdig aan de geïntimeerde is betekend. Dit is cruciaal, omdat de tijdige betekening van de rectificatie invloed heeft op de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft appellante de gelegenheid gegeven om bij akte aan te tonen dat de rectificatie binnen de appeltermijn van drie maanden na 12 juli 2006 aan de geïntimeerde is betekend.

De zaak is verwezen naar de rol van 8 januari 2008 voor deze akte, en het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige proceshandelingen en de gevolgen van het niet naleven van termijnen in civiele procedures.

Uitspraak

typ. NJ
rolnr. C0601122/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 11 december 2007,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE],
gevestigd te [plaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 8 september 2006,
procureur: mr. J.J. Geuze,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [GEÏNTIMEERDE],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
in hoger beroep niet verschenen,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Breda onder zaaknummer 90180/HA ZA 00-2009 in reconventie gewezen vonnissen van - volgens de appeldagvaarding - 15 januari 2002, 6 augustus 2002, 29 oktober 2003, 3 maart 2004 en
12 juni 2006 tussen appellante - [appellante] - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg
In de zaak waarop het hoger beroep betrekking heeft zijn op 15 januari 2002, 6 augustus 2002, 29 oktober 2003, 3 maart 2004 en 23 juni 2004 tussenvonnissen gewezen en is op 12 juli 2006 eindvonnis gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Tegen de niet verschenen [geïntimeerde] is verstek verleend. Door [appellante] is een akte genomen en vervolgens een memorie van grieven. Daarna heeft [appellante] de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
3. De beoordeling
3.1 [appellante] heeft in haar appeldagvaarding vermeld dat zij in hoger beroep komt van de vonnissen als hierboven in de kop van dit arrest vermeld. Bij akte van 19 september 2006 heeft [appellante] vervolgens te kennen gegeven dat in de appeldagvaarding abusievelijk is vermeld dat zij in beroep komt van (onder meer) het vonnis van 12 juni 2006, terwijl dat 12 juli 2006 moet zijn.
3.2 Door [appellante] is niet gesteld dat zij de rectificatie die zij in haar akte heeft vermeld (tijdig) aan [geïntimeerde] heeft betekend. Ook uit het door haar overgelegde procesdossier blijkt daar niet van. Nu [geïntimeerde] in hoger beroep niet verschenen is, heeft de rectificatie zoals deze bij akte is gedaan tegenover [geïntimeerde] geen betekenis. Dat betekent bij deze stand van zaken dat het appel mede een niet-bestaand vonnis van 12 juni 2006, maar niet tevens het eindvonnis van 12 juli 2006 betreft. Dit brengt mee dat [appellante] van het eindvonnis van 12 juli 2006 niet tijdig in beroep is gekomen en dientengevolge niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Dit is slechts anders indien alsnog zou blijken dat [appellante] de rectificatie tijdig aan [geïntimeerde] heeft betekend.
3.3 Het hof zal [appellante] in de gelegenheid stellen bij akte aan te tonen dat de rectificatie tijdig, dat wil zeggen binnen de appeltermijn van drie maanden na 12 juli 2006, aan [geïntimeerde] is betekend. Hiertoe wordt de zaak verwezen naar de rol van dinsdag 8 januari 2008.
3.4 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 8 januari 2008 voor akte aan de zijde van [appellante] met het hiervoor onder 3.3 aangegeven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Keizer en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 11 december 2007.