4.2.4. Het hof stelt allereerst vast dat aan het verzoek van Admeco aan de CWI tot toestemming voor een beëindiging van het dienstverband met [appellant] een groot aantal documenten zijn toegevoegd uit het personeelsdossier van [appellant]. De inhoud en strekking van al deze documenten, die ieder voor zich noch bij de CWI noch in deze procedure door [appellant] zijn bestreden, leveren naar het oordeel van het hof het beeld op van een werknemer, die in een reeks van jaren veelvuldig te laat of niet op zijn werk is verschenen, met enige regelmaat de controlevoorschriften bij ziekte niet is nagekomen en veelvuldig door andere personeelsleden onder invloed van alcohol is aangetroffen ook in situaties waarin hij aan het werk was of aan het werk ging.
Voorts blijkt uit deze documenten dat [appellant] door Admeco herhaaldelijk mondeling en schriftelijk is gewaarschuwd en is gemaand om zijn leven te beteren. Voor wat betreft de periode voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband blijkt meer in het bijzonder uit een brief van 10 oktober 2002 van Admeco aan [appellant] dat hij én op 1 oktober 2002 én op 4 oktober 2002 niet op tijd op zijn werk is verschenen en dat dit gedrag – waar kennelijk ook alcohol in het spel was – reden is geweest voor Admeco om [appellant] voor twee dagen te schorsen en hem geen loon te betalen voor de uren dat hij ongeoorloofd afwezig is geweest. De betreffende brief eindigt met de volgende bewoordingen “Wij hopen dat hiermee bij u het besef doordringt dat u bij een volgende overtreding uw baan verliest met alle consequenties op sociaal en financieel gebied voor u en uw kinderen”.
Voorts blijkt uit een brief van 6 november 2003 van Admeco aan [appellant] dat hem werd verweten dat hij op 6 november 2003 een uur te laat op het werk was verschenen, terwijl hij bovendien reeds een mondelinge waarschuwing had gehad voor een te laat komen op 6 oktober van dat jaar. Bovendien bestond het vermoeden dat [appellant] op 6 november (wederom) onder invloed van alcohol op het werk was verschenen.
In diezelfde brief heeft Admeco [appellant] doen weten dat “de maat vol is” en dat een verzoek gedaan zal worden aan de CWI om toestemming te geven het dienstverband te beëindigen.
Voor zover het standpunt van [appellant] in de procedure zou moeten worden begrepen dat hij deze feitelijke gebeurtenissen (niettemin) zou willen ontkennen dan had het op zijn weg gelegen daartoe voldoende feiten en omstandigheden te stellen om te kunnen spreken van een gemotiveerde betwisting. [appellant] stelt wel dat hij tegen de “bemerkingen” heeft geprotesteerd, maar laat na aan te geven wanneer dat is geweest en welke “bemerkingen” hij daarbij op het oog heeft. [appellant] heeft ook nagelaten aan te geven of en op welke wijze zijn psychische conditie van invloed is geweest op al dit handelen.
Voor zover [appellant] zou willen betogen dat al deze voorvallen niet kunnen worden aangemerkt als van wezenlijke invloed op de productie is die stelling zo weinig aannemelijk, dat het hof daaraan voorbij gaat. [appellant] maakt onderdeel uit van een productieteam, waarin ieder eigen taken heeft. Op het moment dat [appellant] het zonder enige vooraankondiging laat afweten en collega’s zijn werkzaamheden deels dienen over te nemen (of wellicht die taken moeten laten liggen) behoeft het weinig voorstellingsvermogen te beseffen dat de voortgang van een normaal, immers ongestoord, productieproces daaronder lijdt (en in die zin in gevaar komt). Dat appellant al die keren dat hij wel tijdig aanwezig was steeds het werk goed heeft overgedragen, wil het hof ook zonder bewijslevering wel aannemen, doch dat gaat langs de aan [appellant] gemaakte verwijten heen (en is dus niet relevant).
Het moge zo zijn dat [appellant] een harde werker is, die altijd klaar staat om anderen te helpen waardoor hij kennelijk in de loop der jaren van Admeco het nodige krediet heeft gekregen, doch dat maakt nog niet dat de door Admeco gemaakte verwijten niet juist zijn. Het zijn juist deze verwijten die de grondslag vormen voor het verzoek van Admeco aan de CWI om toestemming de arbeidsovereenkomst op te zeggen en de daarop gevolgde opzegging. Van een valse reden in de hiervoor bedoelde zin is dan ook naar het oor-deel van het hof geen sprake.
Voor verdere bewijslevering door [appellant] is geen plaats.