ECLI:NL:GHSHE:2007:BD6450

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K07/0210
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • F. van Beuge
  • B.F. de Poorter
  • H.P. Vonhögen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een klacht ex artikel 12 Sv inzake het gebruik van vuurwapen door politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2007 uitspraak gedaan in een klachtprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager, die in zijn achterwerk was geschoten door beklaagde, een politieambtenaar, diende een klaagschrift in omdat de officier van justitie had besloten niet tot vervolging over te gaan. De feiten van de zaak dateren van 14 juli 2005, toen klager door beklaagde werd neergeschoten tijdens een aanhoudingspoging. De officier van justitie had op 29 augustus 2005 besloten niet te vervolgen, omdat beklaagde niet strafbaar zou zijn. Klager was het hier niet mee eens en vroeg het hof om de vervolging te bevelen.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 18 september 2007, heeft de advocaat-generaal geadviseerd klager niet-ontvankelijk te verklaren of het beklag af te wijzen. Klager stelde dat beklaagde zich niet aan de geweldsinstructie had gehouden en dat uitstel van de aanhouding geen gevaar voor de rechtsorde met zich meebracht. Beklaagde daarentegen verdedigde zijn handelen door te stellen dat klager zich hevig verzette en dat hij handelde in overeenstemming met de geweldsinstructie, omdat er een onaanvaardbaar gevaar voor de rechtsorde bestond.

Het hof oordeelde dat het klaagschrift niet te laat was ingediend, ondanks de lange periode sinds de sepotbeslissing. Het hof concludeerde dat beklaagde niet strafbaar had gehandeld, omdat hij handelde volgens de geweldsinstructie. Het hof wees het beklag van klager af, waarbij het benadrukte dat beklaagde op basis van de informatie die hij had, gerechtvaardigd was in zijn handelen. De beslissing van het hof was dat klager ontvankelijk was in zijn beklag, maar dat het beklag werd afgewezen.

Uitspraak

K07/0210
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 16 oktober 2007 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
(klager),
wonende te Amsterdam,
hierna te noemen: klager,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam,
over de beslissing van de officier van justitie te Roermond tot het niet vervolgen van:
(beklaagde),
politieambtenaar te Venlo,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens poging tot doodslag c.q. zware mishandeling.
De feitelijke gang van zaken.
Op 14 juli 2005 is klager door beklaagde, politieambtenaar, in zijn achterwerk geschoten.
Op 29 augustus 2005 is door de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat de verdachte niet strafbaar is.
Hierop is namens klager bij schrijven van 8 mei 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 8 mei 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 24 mei 2007 het hof geraden primair klager niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het beklag af te wijzen.
Op 18 september 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de advocaat van klager.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Namens klager wordt gesteld dat beklaagde hem in zijn achterwerk heeft geschoten, zich daarbij schuldig makend aan poging tot doodslag c.q. zware mishandeling. Daarbij wordt namens klager gesteld dat beklaagde zich bij het schieten niet heeft gehouden aan de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (de zogeheten geweldsinstructie). Deze bepaalt in artikel 7:
“1. Het gebruik van een vuurwapen […] is slechts geoorloofd: […]
b. om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding […] tracht te onttrekken […] en die wordt verdacht van […] het plegen van een misdrijf
1°. waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en
2°. dat een ernstige aantasting vormt van de lichamelijke integriteit of de persoonlijke levenssfeer, […]
3. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, wordt van het vuurwapen geen gebruik gemaakt, indien de identiteit van de aan te houden persoon bekend is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het uitstel van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich brengt. […]”
Met name wordt namens klager gesteld dat beklaagde de identiteit van klager kende en dat uitstel van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich bracht. Dit laatste wordt namens klager gemotiveerd door te stellen dat het misdrijf waarvan klager werd verdacht zich beperkte tot de relationele sfeer (zijn vriendin).
Beklaagde, politieambtenaar, stelt dat hij klager heeft neergeschoten omdat deze trachtte te vluchten. Hij stelt dat beklaagde voldeed aan het signalement van een persoon met de bijnaam “de indiaan”, die zich enkele uren eerder schuldig had gemaakt aan zware mishandeling van een zekere (betrokkene 1), een prostituee, en een zekere (betrokkene 2). Voorts was bekend dat (betrokkene 1) in ernstige conditie was opgenomen op de intensive care van het ziekenhuis en dat men voor haar leven vreesde. Met deze achtergrondinformatie, zo verklaart beklaagde, mocht klager niet ontkomen. Toen beklaagde klager bij het ziekenhuis aantrof en hem trachtte aan te houden, verzette deze zich evenwel hevig en ging hij er op hoge snelheid vandoor. Beklaagde loste eerst een waarschuwingsschot in de lucht, maar toen dat niet hielp, besloot hij gericht te schieten, waarbij hij mikte op de benen van klager.
Het dossier bevat diverse verklaringen van collega’s van beklaagde, waaruit blijkt dat beklaagde ten tijde van de aanhouding van klager diens identiteit hoogstwaarschijnlijk moet hebben gekend. In zijn verklaring onderschrijft ambulancechauffeur (getuige), die de schermutseling heeft gezien, de lezing van beklaagde voor wat betreft het recalcitrante gedrag van klager en de handelingen van beklaagde.
Het dossier bevat voorts een rapport van de adviescommissie politioneel vuurwapengebruik, waarin het incident is beoordeeld en tot de conclusie wordt gekomen dat beklaagde voldeed aan de gestelde eisen in de wet- en regelgeving en dat hij niet strafbaar heeft gehandeld.
Het hof overweegt dat het klaagschrift eerst geruime tijd – bijna 21 maanden – na de sepotbeslissing is ingediend. Evenwel, nu het hof niet is gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in de artikelen 12k en/of 12l van het Wetboek van Strafvordering, dient klager in zijn beklag ontvangen te worden. Het beklag is weliswaar laat, maar niet te laat ingediend.
Het hof overweegt voorts dat beklaagde niet strafbaar heeft gehandeld, aangezien hij handelde in overeenstemming met het bedoelde in de geweldsinstructie. Van een situatie als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de geweldsinstructie is naar het oordeel van het hof geen sprake, nu beklaagde naar het oordeel van het hof, gelet op de informatie die op het moment van schieten bij hem aanwezig was, er vanuit mocht gaan dat uitstel van de aanhouding een onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich zou brengen. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het gebruik van het vuurwapen door beklaagde onder de gegeven omstandigheden geoorloofd was.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof verklaart klager ontvankelijk in zijn beklag
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. F. van Beuge, als voorzitter,
mrs. B.F. de Poorter en H.P. Vonhögen, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier.
op 16 oktober 2007.
Mr. Vonhögen is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.